ECLI:NL:GHARL:2014:330

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
200.116.475
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring en zorgplicht in CMR-zaak tussen verzekeraar en transportbedrijf

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2014, staat de verjaring van een vordering in het kader van de CMR (Convention on the Contract for the International Carriage of Goods by Road) centraal. De appellante, Achmea Schadeverzekeringen N.V., h.o.d.n. Interpolis, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen de besloten vennootschap Rotra Forwarding B.V. over de vraag of de verjaringstermijn moet worden bepaald aan de hand van artikel 32 lid 1 sub a of sub c CMR. Het hof heeft in eerdere tussenarresten overwogen dat voor de toepasselijkheid van artikel 32 lid 1 sub a CMR vereist is dat de aflevering feitelijk heeft plaatsgevonden.

Tijdens de zitting heeft Interpolis aanvullende informatie verstrekt over de rol van de oorspronkelijk geadresseerde T&T. Na een ongeval heeft T&T aangegeven dat zij de chassis na herstel wilde ontvangen. De chassis zijn op 15 april 2010 en 18 juni 2010 aan T&T geleverd, wat door Rotra niet werd betwist. Dit impliceert dat T&T geen afstand heeft gedaan van de lading en dat de geadresseerde niet is gewijzigd. Het hof concludeert dat de verjaringstermijn moet worden vastgesteld op basis van artikel 32 lid 1 sub a CMR, met de aanpassing dat de termijn aanvangt vanaf de dag van de vertraagde aflevering aan T&T.

Het hof heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun stellingen aan te passen aan deze bevindingen. De verjaringstermijn is geschorst van 4 november 2010 tot de verwerping van de aansprakelijkheid op 13 december 2010. Interpolis heeft Rotra op 25 juli 2011 gedagvaard. In de beslissing van het hof wordt de zaak verwezen naar een roldatum voor akte uitlaten door Rotra, waarbij Interpolis op deze akte mag reageren. Het hof houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.116.475
(zaaknummer rechtbank Arnhem 221548)
arrest van de zesde kamer van 21 januari 2014
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
h.o.d.n. Interpolis,
gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
hierna: Interpolis,
advocaat: mr. M. Bouman,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rotra Forwarding B.V.,
gevestigd te Doesburg,
geïntimeerde,
hierna: Rotra,
advocaat: mr. R.W.J.M. te Pas.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Voor het verloop van het geding tot dan toe verwijst het hof naar zijn tussenarrest van 24 september 2013.
1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 28 november 2013.
1.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
Kern van het geschil tussen partijen is of in de onderhavige zaak de aanvang van de verjaring moet worden bepaald aan de hand van artikel 32 lid 1 sub a of sub c CMR. Het hof heeft in de tussenarresten overwogen dat voor toepasselijkheid van artikel 32 lid 1 onder a CMR nodig is dat aflevering feitelijk heeft plaatsgevonden.
2.2
Ter zitting heeft Interpolis nadere inlichtingen verstrekt over de positie van de oorspronkelijk geadresseerde T&T. Na het ongeval is direct contact opgenomen met T&T. T&T heeft medegedeeld dat zij na herstel aflevering wilde van de chassis. De chassis zijn op 15 april 2010 en 18 juni 2010 alsnog geleverd aan T&T. Rotra heeft dit niet betwist. Hieruit volgt dat T&T geen afstand heeft gedaan van de lading en de geadresseerde van de lading niet is gewijzigd. Het enkele feit dat de chassis voordat zij uiteindelijk zijn afgeleverd aan T&T voor expertise en herstel bij Pacton aanwezig zijn geweest - al dan niet met stilzwijgende instemming van T&T - brengt niet mee dat Pacton heeft te gelden als gewijzigde geadresseerde of plaats van aflevering van de lading. Hierop strandt het betoog van Rotra in zoverre.
2.3
Het hof ziet zich naar aanleiding van de comparitie geconfronteerd met het feit dat de chassis
met vertragingaan de geadresseerde
zijn afgeleverd. Daarom lijkt de verjaringsvraag niettemin te moeten worden beslist aan de hand artikel 32 lid 1 sub a CMR, echter met dien verstande dat de verjaringstermijn aanvangt vanaf de dag van de vertraagde aflevering aan T&T. Nu geen van partijen deze variant heeft bepleit en het hof wil voorkomen te beslissen op een onjuiste feitelijke grondslag, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om hun stellingen hierop aan te passen. Daarbij overweegt het hof dat voor het eerste chassis de afleverdatum van 15 april 2010 en voor de chassis 2 en 3 de afleverdatum 18 juni 2010 geldt (proces-verbaal van 28 november 2013). De verjaringstermijn is vervolgens geschorst in de periode 4 november 2010 tot de verwerping van de aansprakelijkheid op 13 december 2010. Vervolgens heeft Interpolis Rotra op 25 juli 2011 gedagvaard (vergelijk rov. 4.3 eerste tussenarrest).
Slotsom
2.4
Partijen zullen zich bij akten uitlaten over hetgeen onder 2.3 is overwogen, eerst Rotra als degene die het verjaringsverweer heeft gevoerd. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum
18 februari 2014voor akte uitlaten aan de zijde van Rotra voor het onder 2.3 omschreven doel;
verstaat dat Interpolis op deze akte mag reageren;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, K.J. Haarhuis en Th.C.M. Willemse en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2014.