ECLI:NL:GHARL:2014:3165

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
21-008586-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en herbeoordeling van diefstal met geweld in vereniging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 12 juni 2013. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte heeft samen met een medeverdachte een laptop weggenomen uit de woning van het slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever hebben geduwd en bedreigd met de woorden: 'Je gaat niet de politie bellen of we steken je neer'. De verdachte heeft in hoger beroep verzocht om vrijspraak, maar het hof heeft geoordeeld dat het bewijs voldoende is om de verdachte schuldig te verklaren. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en het feit dat het delict is gepleegd in de woning van het slachtoffer, een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 267 dagen, waarbij de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van €250 aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, omdat de schade als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is ontstaan. Het hof heeft de beslissing genomen in overeenstemming met de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op het moment van het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-008586-13
Uitspraak d.d.: 28 maart 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 12 november 2013 met parketnummer 16-661596-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum]
thans verblijvende in [detentieadres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.D. van Elst, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juni 2013 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een woning (gelegen aan [adres]) een laptop (merk Asus, type K55A, registratienummer [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] één of meerdere malen heeft/hebben geduwd op/tegen het lichaam en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Je gaat niet de politie bellen of we steken je neer" en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] uit zijn hand(en) heeft/hebben geslagen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
De raadsvrouw heeft primair algehele vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
1.
De aangifte van [slachtoffer] dient wegens onbetrouwbaarheid daarvan te worden uitgesloten van het bewijs. De aangever was immers onder invloed toen de aangifte is opgenomen. Bovendien heeft hij zelf niet gezien wie de laptop heeft weggenomen, terwijl de laptop ook niet onder verdachte is aangetroffen;
2.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dient eveneens te worden uitgesloten van het bewijs. De medeverdachte heeft er belang bij om belastend over verdachte te verklaren. Bovendien vindt zijn verklaring, inhoudende dat verdachte de laptop in zijn broeksband heeft gestopt, geen steun in overige bewijsmiddelen.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat aangever [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte] bij de politie een consistente en gedetailleerde verklaring hebben afgelegd. [slachtoffer] heeft de essentie van zijn verklaring nadien bij de rechter-commissaris herhaald. Voormelde verklaringen komen op hoofdlijnen met elkaar overeen en worden overigens ondersteund door het gegeven dat de laptop van aangever buiten diens woning, vlakbij de plek waar verdachte is aangehouden, is aangetroffen. Bovendien is niet gebleken dat [medeverdachte] enig belang heeft gehad bij de door hem afgelegde belastende verklaring, nu deze verklaring ook belastend is voor [medeverdachte] zelf. Het hof acht beide verklaringen derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De raadsvrouw heeft subsidiair vrijspraak voor zover het (de) het tenlastegelegde (bedreiging met) geweld betreft. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet uit het dossier is af te leiden dat verdachte zelf enige geweldshandeling heeft verricht en dat overigens niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en diens medeverdachte.
Uit de verklaring van aangever volgt, anders dan door de raadsvrouw is gesteld, dat ook verdachte bedreigende bewoordingen heeft gebezigd jegens aangever. Bovendien volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte ook gebruik heeft gemaakt van het handelen van [medeverdachte] om de laptop weg te nemen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben vervolgens samen de woning verlaten. Naar het oordeel van het hof kan mede daarom worden gesproken van een (stilzwijgende) nauwe en bewuste samenwerking van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] welke samenwerking was gericht op voltooiing van de diefstal van de laptop.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks12 juni 2013 te [plaats]
, althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
in/uit een woning
(gelegen aan [adres]
)een laptop (merk Asus, type K55A, registratienummer [nummer]
), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd
voorafgegaan en/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan
(een
)andere deelnemer
(s)van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat hij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)
- die [slachtoffer]
één of meerdere malen heeft/hebben geduwd
op/tegen het lichaam en
/of
- tegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd: "Je gaat niet de politie bellen of we steken je neer" en
/of
- de telefoon van die [slachtoffer] uit zijn hand
(en) heeft/hebben geslagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Het hof rekent het de verdachte in het bijzonder aan dat het feit is gepleegd in de woning van aangever, een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 19 februari 2014 waaruit blijkt dat hij vaker ter zake van vermogensdelicten – waarbij hij ook geweld niet heeft geschuwd – is veroordeeld tot onder meer gevangenisstraffen. Tevens is op 23 juni 2005 aan verdachte een voorwaardelijke ISD maatregel opgelegd, welke maatregel op 9 oktober 2006 is tenuitvoergelegd. Deze (deels voorwaardelijke) straffen c.q. maatregel hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een misdrijf te begaan. Het hof acht daarom, mede ter bescherming van de maatschappij, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen passend en geboden.
De raadsvrouw heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, zodat verdachte kan worden opgenomen in hostel [naam] en aldaar kan doorgroeien naar een begeleid wonen traject.
Uit het reclasseringsadvies van 14 augustus 2013 volgt onder meer dat sprake is van een hoog recidiverisico alsmede een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden. In het verleden is gebleken dat verdachte afspraken met de reclassering niet heeft nageleefd. Desondanks heeft de reclassering geadviseerd de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen, onder meer onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zou laten opnemen in Forensische kliniek [kliniek]. Bij beslissing van de rechtbank 15 augustus 2013 is de voorlopige hechtenis van verdachte onder meer onder voormelde voorwaarde geschorst. Bij vonnis waarvan beroep is verdachte tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld waarbij opnieuw bijzondere voorwaarden, waaronder opname in kliniek [kliniek], zijn gesteld. Deze voorwaarden zijn door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar bevolen. Uit het advies van de reclassering van 19 december 2013 is echter gebleken dat verdachte onvoldoende heeft meegewerkt aan de door de rechtbank gestelde voorwaarden. Verdachte is teruggevallen in (hard)druggebruik, is betrokken geweest bij een agressief incident in [kliniek] en is zonder toestemming meer malen vertrokken uit de kliniek [kliniek]. Gelet op deze omstandigheden heeft de reclassering geadviseerd over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel, zoals opgelegd bij vonnis waarvan beroep. Blijkens mededeling van de raadsvrouw ter terechtzitting van het hof heeft de rechtbank bevolen dat het voorwaardelijk gedeelte van de bij vonnis waarvan beroep opgelegde gevangenisstraf alsnog ten uitvoer is gelegd.
De ter terechtzitting van het hof gehoorde forensisch casemanager van [instelling], heeft verklaard dat er thans geen kamer voor verdachte vrij is in hostel [naam]. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij liever naar een kliniek gaat dan naar de gevangenis.
Het hof acht – gelet op het bovenvermelde –, met name de kansen tot behandeling die verdachte reeds zijn geboden maar door hem onbenut zijn gelaten en de weinig intrinsieke behandelmotivatie van verdachte terwijl er bovendien geen concreet zicht is op een (behandel)plek voor verdachte, een voorwaardelijk strafdeel niet aangewezen.
Naast toepasselijkheid van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal het hof, bij gebreke van een wettelijke regeling hieromtrent, in de straftoemeting rekening houden met het gedeelte dat verdachte reeds in het kader van de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel, zoals opgelegd bij vonnis waarvan beroep, reeds heeft uitgezeten. Volgens informatie van het hof is de tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijke straf aangevangen op 20 december 2013. Het hof zal 98 dagen in mindering brengen op de aanvankelijk door het hof beoogde op te leggen straf van 365 dagen en derhalve aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van na te melden duur.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 750,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken, en ook niet weersproken, dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
267 (tweehonderdzevenenzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

De voorlopige hechtenis

Beveelt de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr J.D. den Hartog, voorzitter,
mr H. Abbink en mr P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr G.J.B. van Weegen, griffier,
en op 28 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.