Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
gemeente Stichtse Vecht(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de waarde van een onroerende zaak is vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Stichtse Vecht. De belanghebbende, eigenaar van de woning aan de [a-straat] 4 te [Z], is het niet eens met de vastgestelde waarde van € 533.000 per waardepeildatum 1 januari 2011, zoals vastgesteld voor het kalenderjaar 2012. De heffingsambtenaar had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en had ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. Na een bezwaarschrift van de belanghebbende, handhaafde de heffingsambtenaar zijn beslissing, waarna de belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 19 maart 2014 werd de belanghebbende gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar, [A], bijgestaan door taxateur [B]. De belanghebbende betoogde dat de waarde te hoog was en voerde aan dat er verschillende factoren waren die de waarde negatief beïnvloedden, zoals verkeersoverlast en stankoverlast. De heffingsambtenaar verdedigde zijn waarde met een taxatierapport dat een hogere waarde van € 690.260 stelde, gebaseerd op vergelijkbare onroerende zaken.
Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verkeersoverlast en dat de door de belanghebbende overgelegde taxatie onvoldoende onderbouwing bood voor een lagere waarde. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet te hoog had vastgesteld en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 april 2014.