ECLI:NL:GHARL:2014:3087
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- T.H. Bosma
- G. Dam
- G.M. Meijer-Campfens
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte in de context van gedoogbeleid coffeeshop en achterdeur-problematiek
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, stond de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte centraal. De verdachte, exploitant van een coffeeshop, werd vervolgd voor het witwassen van geld en overtreding van de Opiumwet. De rechtbank had eerder het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard, omdat het vertrouwensbeginsel zou zijn geschonden. Het hof oordeelde echter dat de officier van justitie wel degelijk tot vervolging had kunnen besluiten, mede gezien de grote hoeveelheden drugs die bij de verdachte waren aangetroffen.
De zaak begon met een melding van een weedlucht bij de coffeeshop, wat leidde tot een doorzoeking waarbij aanzienlijke hoeveelheden hennep en hash werden aangetroffen. De verdediging voerde aan dat er gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt dat de verdachte niet zou worden vervolgd, gezien het gedoogbeleid van de gemeente en het feit dat het openbaar ministerie eerder geen actie had ondernomen. Het hof verwierp dit verweer, stellende dat het enkele niet-ingrijpen van het openbaar ministerie niet gelijkgesteld kan worden aan een toezegging dat er geen vervolging zou plaatsvinden.
Het hof concludeerde dat de vervolging niet in strijd was met beginselen van een goede procesorde en dat de belangenafweging door het openbaar ministerie voldoende was. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank Midden Nederland voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van het gedoogbeleid en de verantwoordelijkheden van het openbaar ministerie in de context van strafrechtelijke vervolging.