ECLI:NL:GHARL:2014:3013
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Barels
- G. Mintjes
- R.H. Koning
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 29 januari 2013. Het hof heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat de appelschriftuur pas twee maanden na het instellen van het hoger beroep was ingediend. De officier van justitie had op 11 februari 2013 hoger beroep ingesteld, maar de appelschriftuur kwam pas op 26 april 2013 bij de rechtbank binnen, wat in strijd is met de termijn van veertien dagen die is voorgeschreven in het Wetboek van Strafvordering.
Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder de mate van termijnoverschrijding en het feit dat het om een minderjarige verdachte ging. De advocaat-generaal voerde aan dat er sprake was van hoge werkdruk en juridische problematiek, maar het hof oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Het hof benadrukte dat in het jeugdstrafrecht voortvarendheid is vereist en dat de werkdruk van het openbaar ministerie geen geldige reden kan zijn voor het niet tijdig indienen van de appelschriftuur.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat het belang van de sanctionering van de termijnoverschrijding zwaarder weegt dan het belang van het hoger beroep. De beslissing van het hof was dat de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep, waarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand bleef. Deze uitspraak onderstreept het belang van het naleven van procesregels en termijnen in het strafrecht, vooral in zaken die minderjarigen betreffen.