ECLI:NL:GHARL:2014:2908

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
WAHV 200.131.782
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verplichting tot zekerheidstelling in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 7 maart 2013 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk had verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld omdat hij niet in staat was om het bedrag van de zekerheidstelling in één keer te betalen en had telefonisch contact opgenomen met het CJIB om te vragen of hij in termijnen kon betalen. Het hof oordeelt dat de betrokkene zich niet tot de officier van justitie heeft gewend, zoals vereist volgens artikel 11, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).

Het hof stelt vast dat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten. De officier van justitie had de betrokkene eerder gewezen op zijn verplichting om vóór de behandeling van het beroepschrift zekerheid te stellen. De betrokkene heeft in hoger beroep niet aangetoond dat hij om financiële redenen niet in staat was om tijdig zekerheid te stellen, en heeft ook niet gereageerd op de brieven van de officier van justitie.

Het hof concludeert dat de betrokkene, ondanks zijn financiële situatie, had moeten reageren op de verzoeken om zekerheidstelling. Het niet tijdig voldoen aan de verplichting tot zekerheidstelling is niet verschoonbaar, en daarom bevestigt het hof de beslissing van de kantonrechter. De zaak benadrukt het belang van het naleven van procesregels en de verantwoordelijkheden van betrokkenen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

WAHV 200.131.782
13 maart 2014
CJIB 161088923
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 7 maart 2013
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1.
In hoger beroep is niet bestreden dat de betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten en evenmin dat de betrokkene niet binnen een nader gestelde termijn dit verzuim heeft hersteld.
2.
Bij brief van 30 november 2012 is de betrokkene door de officier van justitie gewezen op de wettelijke verplichting om vóór de behandeling van het beroepschrift door de kantonrechter zekerheid te stellen voor het bedrag van de sanctie en de administratiekosten. Bij brief van 17 december 2012 is de betrokkene door de officier van justitie opnieuw in de gelegenheid gesteld om zekerheid te stellen. De brieven voldoen aan de daaraan te stellen eisen.
3.
De betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij telefonisch contact heeft opgenomen met het CJIB. Hij heeft gevraagd of hij in termijnen kon betalen omdat hij financieel niet in staat is om het bedrag in een keer te betalen.
4.
De betrokkene heeft zich echter niet gewend tot de officier van justitie die de betrokkene, overeenkomstig artikel 11, derde lid, WAHV, heeft gewezen op de verplichting tot zekerheidstelling. De officier van justitie is, gelet op artikel 11, eerste lid, WAHV, ook belast met het toezenden van het dossier aan de kantonrechter die op het beroep beslist en daarbij (ook) moet betrekken of het niet-tijdig stellen van zekerheid door de betrokkene verschoonbaar is. In dat verband moet de officier van justitie brieven van de betrokkene omtrent de zekerheidstelling aan het dossier toe voegen en, ingeval de betrokkene zich telefonisch tot de officier van justitie wendt met de mededeling dat hij om financiële redenen niet in staat is om tijdig zekerheid te stellen, de betrokkene erop wijzen dat hij daartoe een brief moet opstellen dan wel zelf een telefoonnotitie aan het dossier toe voegen. Een dergelijke taak heeft het CJIB echter niet.
5.
Gelet hierop moet worden vastgesteld dat in hoger beroep voor het eerst wordt aangevoerd, dat zekerheidstelling niet kan plaatsvinden op grond van te geringe draagkracht. Dit is naar het oordeel van het hof - behoudens in geval van bijzondere omstandigheden, waarvan in deze zaak niet is gebleken - in strijd met de beginselen van een goede procesorde Immers, ook van een niet professionele procespartij mag worden verwacht dat op de toegezonden brieven wordt gereageerd door ofwel de gevraagde zekerheidstelling te verschaffen ofwel uiteen te zetten, waarom men hiertoe niet kan overgaan.
De betrokkene heeft binnen de daartoe gestelde termijn niet voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling en heeft evenmin in reactie op de toegezonden brieven aangegeven dat hij wegens onvoldoende financiële draagkracht geen zekerheid kon stellen. Aangezien niet gesteld of gebleken is dat het niet tijdig voldoen aan de verplichting tot zekerheidstelling verschoonbaar is, heeft de kantonrechter het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6.
Het hof zal de bestreden beslissing daarom bevestigen en kan dus, net als de kantonrechter, niet toekomen aan een beoordeling van de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.