ECLI:NL:GHARL:2014:2908
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Schuijlenburg
- A. Landstra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verplichting tot zekerheidstelling in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 7 maart 2013 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk had verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld omdat hij niet in staat was om het bedrag van de zekerheidstelling in één keer te betalen en had telefonisch contact opgenomen met het CJIB om te vragen of hij in termijnen kon betalen. Het hof oordeelt dat de betrokkene zich niet tot de officier van justitie heeft gewend, zoals vereist volgens artikel 11, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).
Het hof stelt vast dat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten. De officier van justitie had de betrokkene eerder gewezen op zijn verplichting om vóór de behandeling van het beroepschrift zekerheid te stellen. De betrokkene heeft in hoger beroep niet aangetoond dat hij om financiële redenen niet in staat was om tijdig zekerheid te stellen, en heeft ook niet gereageerd op de brieven van de officier van justitie.
Het hof concludeert dat de betrokkene, ondanks zijn financiële situatie, had moeten reageren op de verzoeken om zekerheidstelling. Het niet tijdig voldoen aan de verplichting tot zekerheidstelling is niet verschoonbaar, en daarom bevestigt het hof de beslissing van de kantonrechter. De zaak benadrukt het belang van het naleven van procesregels en de verantwoordelijkheden van betrokkenen in bestuursrechtelijke procedures.