Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[appellante] B.V.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
- De vrouw en de heer [persoon 1] (hierna: de man) zijn in 1988 met elkaar gehuwd, en wel in gemeenschap van goederen. Op 30 januari 2004 heeft de man [appellante] opgericht en de aandelen in die vennootschap uitsluitend op zijn naam laten zetten. Bij beschikking van 4 augustus 2004, welke beschikking op 24 augustus 2004 is ingeschreven in de desbetreffende registers, is de echtscheiding tussen de vrouw en de man uitgesproken. De aandelen zijn niet tussen partijen verdeeld, maar de man heeft deze aandelen op 21 mei 2008 tegen een koopprijs van € 21.859 verkocht aan zijn neef [naam neef] (hierna: de neef).
- Op 5 juli 2012 heeft de vrouw, voor zover hier van belang, voor de rechtbank Zwolle-Lelystad gevorderd dat die rechtbank de aandelentransactie nietig zal verklaren, althans zal vernietigen, en de man, [appellante] en de neef zal veroordelen tot teruglevering van de aandelen, althans (meest subsidiair) de man, de neef en [appellante] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 1.943.800 in hoofdsom wegens hun onrechtmatig handelen bij de aandelentransactie.
- [appellante] was tot 12 maart 2013 de eigenaresse van een pand in [plaats] (hierna: het pand). Op die datum heeft [appellante], voor wie de man optrad, het pand verkocht aan [naam B.V. 1] B.V. (hierna: [naam B.V. 1]).
- De vrouw heeft op 27 maart 2013, met verlof daartoe van de voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Gelderland, locatie Zutphen, ten laste van [appellante] conservatoir beslag gelegd op het pand, en conservatoire derdenbeslagen gelegd onder [naam B.V. 1] en onder de transportnotaris. Elk van de beslagen is gelegd wegens de subsidiair gevorderde schadevergoeding, aldus het desbetreffende beslagrekest (zie productie 2 bij pleitnota van de vrouw in eerste aanleg).
- In eerste aanleg heeft [appellante] de opheffing van deze beslagen gevorderd op grond dat de vrouw heeft verzuimd om in haar beslagrekest de voor de beslissing op het beslagrekest van belang zijnde gegevens volledig aan te voeren (artikel 21 Rv) en omdat de aan de beslaglegging ten grondslag gelegde vordering ondeugdelijk is.
- Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter deze vordering afgewezen.
- Na het uitspreken van het bestreden vonnis is het pand alsnog aan [naam B.V. 1] geleverd. Uit de verkoopopbrengst is een hypotheekhouder en een beslaglegger betaald, terwijl het restant (ad circa € 2,9 miljoen) van die opbrengst onder het conservatoire derdenbeslag bij de notaris kwam te liggen.