ECLI:NL:GHARL:2014:2744
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- A.W. Beversluis
- G. Jonkman
- D.J. Buijs
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van het gezag over een minderjarige in het kader van een hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 maart 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de ontheffing van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2005. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, verzocht het hof om haar ontvankelijk te verklaren en de bestreden beschikking te vernietigen. De Raad voor de Kinderbescherming, als verweerder, had eerder verzocht om ontheffing van het gezag van de moeder, wat de moeder betwistte. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 maart 2014, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad en Bureau Jeugdzorg.
Het hof overwoog dat op basis van artikel 1:266 BW een ouder ontheven kan worden van het gezag over een minderjarige indien deze ongeschikt of onmachtig is om zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen. Het hof concludeerde dat de moeder al geruime tijd onmachtig was om deze plichten na te komen, wat onvoldoende door haar was bestreden. De belangen van de minderjarige stonden voorop, en het hof oordeelde dat de moeder niet de duurzame bereidheid toonde om haar kind in het pleeggezin te laten opgroeien. De moeder had in het verleden ambivalent gedrag vertoond en was gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis, wat haar vermogen om een veilige opvoedingssituatie te bieden in gevaar bracht.
Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de ontheffing van het gezag over het kind werd toegewezen. De beslissing werd genomen met inachtneming van de belangen van het kind, die recht heeft op stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie. De moeder's argumenten over de levensbeschouwelijke identiteit en culturele achtergrond van het kind werden als onvoldoende onderbouwd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de zorg voor de minderjarige en de noodzaak van een veilige en stabiele opvoeding.