ECLI:NL:GHARL:2014:2676

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
ks 21-005691-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzet tegen strafbeschikking

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin het verzet van de verdachte tegen een strafbeschikking niet-ontvankelijk werd verklaard. De strafbeschikking, gedateerd op 2 juli 2012, werd aan de verdachte aangeboden, maar de politierechter oordeelde dat het verzet, dat op 27 december 2012 was ingesteld, niet tijdig was. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 21 maart 2014 de zaak behandeld. Het hof oordeelt, in lijn met de advocaat-generaal en de raadsman, dat het verzet wel degelijk tijdig is ingesteld. Het hof wijst erop dat uit het dossier niet blijkt dat de strafbeschikking eerder dan bij een herinneringsbrief van 10 december 2012 aan de verdachte is uitgereikt. Dit betekent dat de termijn voor het instellen van verzet pas begint te lopen op het moment dat de verdachte op de hoogte is van de strafbeschikking.

Gelet op deze overwegingen verklaart het hof het verzet ontvankelijk en wijst de zaak terug naar de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank dient de zaak opnieuw te behandelen, met inachtneming van het arrest van het hof. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht, waarbij het verzet van de verdachte tegen de strafbeschikking wordt erkend als ontvankelijk.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005691-13
Uitspraak d.d.: 21 maart 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 14 juni 2013 met parketnummer 07-135195-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Ontvankelijkheid van het verzet en terugwijzing naar de rechtbank

In onderhavige zaak is aan verdachte door het CJIB een strafbeschikking d.d. 2 juli 2012 met nummer [nummer] aangeboden. Op 27 december 2012 is daartegen namens verdachte verzet ingesteld. De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft bij het vonnis waarvan beroep d.d. 14 juni 2013 geoordeeld dat het verzet niet tijdig is gedaan en heeft dit verzet niet-ontvankelijk verklaard.
Met de advocaat-generaal en de raadsman oordeelt het hof, anders dan de politierechter, dat het door verdachte ingestelde verzet tegen voornoemde strafbeschikking tijdig is gedaan en derhalve ontvankelijk is. Hiertoe wordt het navolgende overwogen.
Nu uit het dossier niet blijkt dat de strafbeschikking d.d. 2 juli 2012 in persoon aan verdachte is uitgereikt, geldt – gelet op het bepaalde in artikel 257e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering - dat de termijn van veertien dagen voor het instellen van het verzet begint te lopen op het moment dat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking verdachte bekend is/was.
Op grond van de stukken alsmede het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte eerder dan bij de herinneringsbrief d.d. 10 december 2012 (welke brief is gevoegd achter het verzetschrift) op de hoogte is gekomen van het bestaan van de strafbeschikking. De enkele vermelding in het zaakoverzicht dat de strafbeschikking en de aanmaningen zijn verzonden naar het adres waar verdachte stond ingeschreven, rechtvaardigt niet de conclusie dat dit eerder moet zijn geweest.
Het voren overwogene brengt mee dat het verzet tijdig is gedaan en derhalve ontvankelijk dient te worden verklaard.
Gelet op het verzoek van de raadsman daartoe, zal het hof de zaak op de voet van artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering terugwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland om deze alsnog, met inachtneming van dit arrest, te behandelen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het door verdachte ingestelde verzet d.d. 27 december 2012 tegen de strafbeschikking d.d. 2 juli 2012, nummer [nummer], ontvankelijk.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Midden-Nederland, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. O. Anjewierden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Reinke, griffier,
en op 21 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O. Anjewierden is buiten staat dit arrest te ondertekenen.