ECLI:NL:GHARL:2014:254

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2014
Publicatiedatum
16 januari 2014
Zaaknummer
200.131.031
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag en wijziging zorg- en contactregeling tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn kind, geboren in 2008, en om wijziging van de zorg- en contactregeling. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Altena, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. M.E.W. van Schaik, zijn in deze procedure betrokken. De rechtbank Oost-Nederland had eerder een omgangsregeling vastgesteld waarbij het kind elke zaterdag bij de vader verblijft. De vader verzocht om uitbreiding van deze regeling en om gezamenlijk gezag, terwijl de moeder zich hiertegen verzette. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en geoordeeld dat de ouders gezamenlijk met het gezag over het kind belast moeten worden. Het hof oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, ondanks de communicatieproblemen die er zijn. De ouders hebben in het verleden een ouderschapsplan opgesteld en zijn in staat gebleken om afspraken te maken over de omgangsregeling. Het hof heeft ook een nieuwe zorg- en contactregeling vastgesteld, waarbij het kind op bepaalde zaterdagen en woensdagen bij de vader zal zijn. De ouders zijn aangespoord om constructief met elkaar te communiceren en elkaar te respecteren in hun rol als ouders. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.131.031
(zaaknummer rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem, 234085)
beschikking van de familiekamer van 16 januari 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. G. Altena te Arnhem,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.E.W. van Schaik te Elst, gemeente Overbetuwe.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem, van 27 november 2012 en 25 april 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 23 juli 2013;
- het verweerschrift, ingekomen op 11 september 2013;
- een journaalbericht van mr. Altena van 22 november 2013 met bijlage, ingekomen op 25 november 2013.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 december 2013 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is G. Braam verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [kind], geboren op [geboortedatum] 2008, over wie de moeder alleen het gezag uitoefent.
3.2
Bij het ouderschapsplan van 7 november 2011, dat deel uitmaakt van de beschikking van de rechtbank Arnhem van 1 februari 2012, zijn de vader en de moeder het volgende overeengekomen:
Praktische invullingDe omgangsregeling
Huidige situatie: [kind] gaat op zaterdag, of op zondag, van 11:00 uur tot 18:30 uur naar vader. Verjaardagen/feestjes zijn extra.[kind] slaapt niet bij vader totdat hij eigen woonruimte heeft. Ouders doen dit in onderling overleg. Wanneer vader eigen woonruimte heeft dan kan er een opbouw plaats gaan vinden van de omgangsregeling. Het uiteindelijke doel is: om de week een weekend naar vader.Het is wenselijk dat de omgangsregeling in kleine stappen (eerst één nachtje) wordt uitgebouwd met daarbij het belang van [kind] voorop gesteld. Wanneer [kind] er aan toe is (na een goede opbouw) is het de bedoeling dat [kind] de helft van de zomervakantie naar vader gaat en ook de andere vakanties. Ouders geven aan dit in onderling overleg te doen.”

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de invulling van het recht op omgang van de vader met [kind]. Bij beschikking van 27 november 2012 heeft de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem een voorlopige omgangsregeling vastgesteld waarbij [kind] iedere zaterdag van 10:30 uur tot 18:30 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [kind] bij de moeder ophaalt en haar weer terugbrengt nadat zij bij de vader de avondmaaltijd heeft gegeten, de raad verzocht onderzoek te doen, te rapporteren en te adviseren en iedere verdere beslissing aangehouden. De raad heeft op 5 maart 2013 een rapport uitgebracht. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking vastgesteld dat de vader en [kind] iedere zaterdag van 10:30 uur tot 18:30 uur omgang hebben, waarbij de vader [kind] bij de moeder ophaalt en haar weer terugbrengt nadat [kind] bij de vader de avondmaaltijd heeft gegeten en het verzoek van de vader tot het uitoefenen van het gezamenlijk gezag over [kind] afgewezen.
4.2
De vader is met vijf grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van
25 april 2013. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt - kort gezegd - de omgangsregeling tussen hem en [kind] te wijzigen althans uit te breiden, een haal- en brengregeling vast te stellen en hem en de moeder gezamenlijk te belasten met het gezag over [kind].

5.De motivering van de beslissing

Gezag
5.1 Ingevolge artikel 1:253c, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Indien de andere ouder niet instemt, wordt het verzoek, gelet op artikel 1:253c, tweede lid, BW slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet is te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is in het algemeen vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Het gaat dan onder meer om beslissingen over medische behandelingen, schoolkeuze en het aanvragen van een paspoort, maar niet om beslissingen over de dagelijkse opvoeding.
5.3
Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt evenwel niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het ouderlijk gezag aan een van de ouders moet (blijven) worden toegekend. Dit kan anders zijn indien de bestaande communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders wanneer zij het ouderlijk gezag gezamenlijk gaan uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. In dat geval kan de conclusie gerechtvaardigd zijn dat aan één van de ouders alleen het ouderlijk gezag over het kind toekomt dan wel blijft toekomen.
5.4
De raad heeft geconcludeerd dat de onderlinge communicatie tussen de ouders onvoldoende is voor het toewijzen van het verzoek van de vader tot het samen met het moeder uitoefenen van het gezamenlijk gezag over [kind] en voor een uitbreiding van de omgangsregeling. De raad heeft geen bezwaar tegen een uitbreiding van de omgangsregeling tussen de vader en [kind] op de woensdagmiddag, mits de communicatie tussen de ouders verbeterd.
5.5
Het hof is, anders dan de raad, van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat een onaanvaardbaar risico bestaat dat [kind] bij gezamenlijk gezag klem of verloren raakt tussen de ouders of dat afwijzing anderszins in haar belang noodzakelijk is. Uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling over en weer is verklaard is het hof gebleken dat de onderlinge communicatie tussen de ouders niet optimaal is en dat er in het verleden conflicten dan wel incidenten hebben plaatsgevonden, maar dat de ouders nog wel (kunnen) communiceren over zaken betreffende [kind]. Partijen hebben in het verleden een traject gevolgd bij Lindenhout ter verbetering van hun onderlinge communicatie, hetgeen heeft geleid tot de totstandkoming van een ouderschapsplan met daarin een omgangsregeling tussen de vader en [kind]. Partijen zijn daarna, na enkele conflicten, opnieuw in staat gebleken afspraken te maken over de omgangsregeling tussen de vader en [kind]. Daarnaast heeft de moeder de vader betrokken bij een operatie van [kind] in het ziekenhuis en is gebleken dat hij is mee geweest naar het ziekenhuis. Niet gebleken is dat de vader beslissingen aangaande [kind] heeft gefrustreerd. Uit de e-mailcorrespondentie, overgelegd aan de rechtbank bij journaalbericht van 25 maart 2013, blijkt dat partijen ook in 2013 per mail op adequate wijze met elkaar hebben gecommuniceerd. De door de rechtbank bij de bestreden beschikking vastgestelde omgangsregeling verloopt goed. Daarbij komt nog dat er geen zorgelijke signalen aangaande de ontwikkeling van [kind] zijn geconstateerd. Tot slot heeft de vader verklaard dat hij het gezamenlijk gezag niet zal gebruiken als machtsmiddel om buiten moeder om keuzes te maken en beslissingen te nemen over [kind]. Het verzoek van de vader om hem en de moeder gezamenlijk met het gezag over [kind] te belasten dient dan ook te worden toegewezen. Grief 5 van de vader slaagt.
Zorg- en contactregeling
5.6
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken. Beide partijen zijn het er over eens dat de omstandigheden na de door hen getroffen omgangsregeling zijn gewijzigd.
5.7
Partijen zijn ter mondelinge behandeling overeengekomen dat [kind] eenmaal per twee maanden een woensdagmiddag bij de vader zal zijn. Partijen zijn overeengekomen dat [kind] op de tweede woensdag van de oneven maanden bij de vader zal zijn vanuit school tot 18:00 uur, waarbij [kind] bij de vader een (gekookte) avondmaaltijd zal eten. [kind] zal de eerste twee keren door de vader en de moeder samen uit school worden opgehaald, zodat zij kan wennen aan de nieuwe situatie. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
5.8
Het hof acht het in het belang van [kind] dat de bestaande zorg- en contactregeling meer wordt uitgebreid dan partijen zelf hebben geregeld. De vader heeft aangegeven dat hij een goede band met [kind] heeft en dat haar graag vaker wil zien. De moeder heeft bevestigd dat [kind] graag naar haar vader toe gaat en dat zij [kind], die een enkele keer weerstand vertoont, zal blijven stimuleren naar haar vader toe te gaan. Zoals hiervoor overwogen onder 5.5 is gebleken dat de onderlinge communicatie tussen de ouders niet optimaal is en dat er in het verleden conflicten dan wel incidenten hebben plaatsgevonden, maar de ouders kunnen nog wel communiceren over zaken betreffende [kind]. Daarbij komt dat de stellingen van de moeder, welke door de vader worden betwist, onvoldoende zijn om contra-indicaties aan de zijde van de vader aan te nemen. De vader beschikt thans over zelfstandige woonruimte. Hij heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat zijn woning is gemeubileerd en dat de slaapkamer van [kind] gereed is. Het hof zal dan ook de volgende zorg- en contactregeling tussen de vader en [kind] vaststellen:
*voor de eerste twee cycli van vier weken, ingaande de eerste zaterdag na de datum van deze beschikking:- de eerste en de tweede zaterdag van 10:30 uur tot 18:30 uur, en
- het derde weekend van zaterdag van 10:30 uur tot zondag 18.00 uur inclusief een overnachting.
*vanaf de derde cyclus van vier weken:- de eerste en de tweede zaterdag van 10:30 uur tot 18:30 uur, en
- het derde weekend van vrijdag 16:00 uur tot zondag 18.00 uur inclusief de overnachtingen.
Op de vierde zaterdag in de vierweekse cyclus in beide hiervoor genoemde periodes hebben de vader en [kind] geen omgang.
5.9
Het hof acht het redelijk dat het brengen en halen in het kader van de weekendregeling wordt verdeeld tussen partijen zodanig dat de moeder [kind] naar de vader brengt en de vader [kind], na het nuttigen van een (gekookte) avondmaaltijd, weer bij de moeder terugbrengt.
5.1
Het hof wenst te benadrukken dat het voor [kind] belangrijk is dat de ouders op een constructieve manier met elkaar communiceren, dat zij elkaar respecteren en dat zij elkaar als ouders niet diskwalificeren.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven van de vader. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem, van
25 april 2013 en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de vader en de moeder gezamenlijk worden belast met het gezag over [kind];
stelt vast als zorg- en contactregeling tussen de vader en [kind]:
*voor de eerste twee cycli van vier weken, ingaande de eerste zaterdag na de datum van deze beschikking:- de eerste en de tweede zaterdag van 10:30 uur tot 18:30 uur, en
- het derde weekend van zaterdag van 10:30 uur tot zondag 18.00 uur inclusief een overnachting.
*vanaf de derde cyclus van vier weken:- de eerste en de tweede zaterdag van 10:30 uur tot 18:30 uur, en
- het derde weekend van vrijdag 16:00 uur tot zondag 18.00 uur inclusief de overnachtingen;
verstaat dat de vader en [kind] in elk vierde weekend geen omgang hebben;
bepaalt voor de voormelde weekendregeling dat de moeder [kind] naar de vader brengt en dat de vader [kind], na het nuttigen van een (gekookte) avondmaaltijd naar de moeder terugbrengt;
bepaalt dat [kind] op de tweede woensdag van de oneven maanden bij de vader zal zijn vanuit school tot 18:00 uur, waarbij de vader haar uit school ophaalt en haar na een (gekookte) avondmaaltijd naar de moeder zal terugbrengen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.H. Schulten, J.H. Lieber en R. Prakke-Nieuwenhuizen, bijgestaan door mr. M. Ligtenberg-Vastenholt als griffier, en is op
16 januari 2014 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.