ECLI:NL:GHARL:2014:2530

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
28 maart 2014
Zaaknummer
21-006458-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door schieten vanuit rijdende auto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag op zijn neef, waarbij hij vanuit een rijdende auto op hem heeft geschoten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 april 2013, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf, met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd in de richting van de auto van het slachtoffer, die zich op dat moment ook in een rijdende auto bevond. De verdachte heeft welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer om het leven zou komen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarbij het vonnis van de rechtbank is vernietigd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld voor poging tot moord, maar het hof oordeelde dat de voorbedachte raad niet bewezen kon worden, en heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de verdachte handelde, waaronder een slepende familieruzie en eerdere bedreigingen en mishandelingen door familieleden. Ondanks deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat de ernst van de feiten en de gevaren voor de samenleving een lange gevangenisstraf rechtvaardigen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006458-13
Uitspraak d.d.: 28 maart 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 5 juli 2013 met parketnummer 18-950183-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte wegens poging tot moord tot een gevangenisstraf van vier jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.P. Plasman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 14 april 2013, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (merk: Mercedes), naast de door [slachtoffer] bestuurde personenauto (merk: BMW) is gaan en/of blijven rijden en/of (vervolgens) (met een vuurwapen) een of meer kogel(s) heeft afgevuurd in de richting van de door [slachtoffer] bestuurde personenauto, waarbij de/een kogel in het linkerportier van die personenauto, merk BMW, zijnde het portier waarachter genoemde [slachtoffer] zich bevond, is gedrongen/terechtgekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 14 april 2013, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (merk: Mercedes), naast de door [slachtoffer] bestuurde personenauto (merk: BMW) is gaan en/of blijven rijden en/of (vervolgens) (met een vuurwapen) een of meer kogel(s) heeft afgevuurd in de richting van de door [slachtoffer] bestuurde personenauto, waarbij de/een kogel in het linkerportier van die personenauto, merk BMW, zijnde het portier waarachter genoemde [slachtoffer] zich bevond, is gedrongen/terechtgekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (art 303 Sr)
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 14 april 2013, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met een vuurwapen) een of meer kogel(s) afgevuurd in de richting van de door [slachtoffer] bestuurde personenauto, waarbij de/een kogel in het linkerportier van die personenauto, merk BMW, zijnde het portier waarachter genoemde [slachtoffer] zich bevond, is gedrongen/terechtgekomen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van de voorbedachte raad

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat sprake is geweest van voorbedachte raad, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag
Door de raadsman is ter zitting van het hof gesteld, dat verdachte niet de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, en dat er bij verdachte ook geen sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel.
Het hof is van oordeel dat in de onderhavige casus ‘voorbedachten rade’ niet bewezen kan worden verklaard. Het hof is evenwel voorts van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof merkt daarbij op dat verdachte door vanaf korte afstand vanuit zijn auto op de auto waarin zijn neef, aangever [slachtoffer], zich bevond, met een pistool twee schoten te lossen, welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door zijn handelswijze om het leven zou komen. Het risico dat [slachtoffer] het handelen van verdachte met zijn leven had moeten bekopen, is aanmerkelijk geweest omdat beide auto’s vlak naast elkaar reden en verdachte aldus op korte afstand van de auto van het slachtoffer heeft geschoten. Verdachte richtte zijn vuurwapen door het raam van zijn bijrijdersportier waardoor zijn doelbereik beperkt werd tot dat deel van de auto van het slachtoffer dat zich op dezelfde hoogte bevond. En dat is het deel van de auto waarachter slachtoffers romp en hoofd zich bevonden. De afgevuurde kogel is ingeslagen in het portier van de auto van het slachtoffer, net onder de portiergreep.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 april 2013, te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (merk: Mercedes), naast de door [slachtoffer] bestuurde personenauto (merk: BMW) is gaan rijden en vervolgens met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd in de richting van de door [slachtoffer] bestuurde personenauto, waarbij een kogel in het linkerportier van die personenauto, merk BMW, zijnde het portier waarachter genoemde [slachtoffer] zich bevond, is gedrongen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn neef [slachtoffer], door als bestuurder vanuit een rijdende auto op hem te schieten. Het slachtoffer bevond zich op dat moment eveneens als bestuurder in een rijdende auto. Daar komt bij dat verdachte het vuurwapen reeds bij zich had, het in de auto heeft geladen met munitie en tot twee maal toe gericht op de auto van zijn neef heeft geschoten. Verdachte heeft welbewust en doelbewust gehandeld evenwel zonder dat kan worden vastgesteld dat dit na een moment van kalm overleg heeft plaatsgehad. Voorts heeft de schietpartij op klaarlichte dag plaatsgevonden op de openbare weg, in een woonwijk. Uit het dossier blijkt dat in ieder geval een echtpaar zich in een rijdende auto op korte afstand van het gebeurde bevond. Verdachte heeft derhalve door zijn handelen in de eerste plaats voor [slachtoffer] maar ook voor andere personen die zich op straat bevonden een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan. Zijn handelen getuigt van gebrek aan respect voor het leven en de gezondheid van anderen.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 30 januari 2014, eenmaal onherroepelijk is veroordeeld. Dit betrof echter een andersoortig vergrijp. Ook heeft het hof acht geslagen op het rapport van de reclassering d.d. 30 mei 2013.
Gelet op het voorgaande dient in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van lange duur opgelegd te worden. Het hof houdt echter bij de strafoplegging – evenals de rechtbank en de advocaat-generaal hebben gedaan – ook rekening met de omstandigheden waaronder verdachte tot zijn daad is gekomen. Aan het feit ging een slepende familieruzie vooraf, waarbij verdachte door verschillende familieleden, onder wie slachtoffer, is bedreigd en ernstig is mishandeld. Dit laatste met blijvend letsel als gevolg. Het hof weegt dit mee in die zin dat het hof aanneemt dat verdachte handelde vanuit een keur aan emoties waaronder angst en frustratie evenwel zonder dat het hof ook maar ten enenmale begrip heeft voor de eigenrichting waartoe verdachte is overgegaan. Het met geweld oplossen van persoonlijke conflicten is verboden.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de voorbedachte raad - en dus de poging moord - niet bewezen kan worden verklaard. Dit betreft echter een louter juridische waardering van hetgeen zich feitelijk heeft afgespeeld. Het hof is bij de vaststelling van hetgeen zich feitelijk heeft afgespeeld uitgegaan van min of meer hetzelfde feitencomplex als dat wat voor de rechtbank en de advocaat-generaal leidend was. Het hof is van oordeel dat de bewezenverklaarde poging doodslag, onder de omstandigheden zoals hiervoor geschetst en afwegende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte tegen de belangen van de samenleving verschoond te blijven van schietincidenten in de openbare ruimte, een gevangenisstraf van vier jaren rechtvaardigt. Naar het oordeel van het hof is de bestraffing door de rechtbank van de door de rechtbank bewezen verklaarde poging moord te mild geweest.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr T.M.L. Wolters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 28 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Tebbenhoff Rijnenberg is buiten staat dit arrest mede te onderteken.