ECLI:NL:GHARL:2014:2529

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
28 maart 2014
Zaaknummer
21-004573-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Overijssel inzake bedrijfsinbraken en verduistering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is beschuldigd van twee bedrijfsinbraken en verduistering van gereedschappen die toebehoorden aan zijn werkgever. De rechtbank had eerder op 4 april 2013 een vonnis gewezen, waartegen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 14 maart 2014 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met een mededader schuldig heeft gemaakt aan de inbraken, waarbij goederen zijn weggenomen uit bedrijfspanden. De verdachte ontkende de feiten, maar het hof oordeelde dat er voldoende wettig bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 5. De verdachte is vrijgesproken van feit 3, omdat het hof niet overtuigd was van de schuld. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de vordering van benadeelde partij 1 is toegewezen en die van benadeelde partij 2 is afgewezen. Het hof heeft ook verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen uitgesproken en de teruggave van bepaalde voorwerpen aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004573-13
Uitspraak d.d.: 28 maart 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 4 april 2013 met parketnummer 07-650518-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot vrijspraak van feit 3 primair en veroordeling voor de feiten 1, 2, 3 subsidiair 5 tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, verbeurdverklaring van het landbouwvoertuig en de kentekenplaten, teruggave aan verdachte van de externe harde schijf en de mobiele telefoon en al dan niet hoofdelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. K. Kok, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover onderworpen aan hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand aan de [adres] heeft weggenomen 2 groentenwasstraten (van 3800 mm lang), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2:
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand aan de [adres] heeft weggenomen 4 complete steigers, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3
primair:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2012 tot en met 31 oktober 2012 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een zeecontainer vanaf een bouwterrein gevestigd aan de [adres] heeft weggenomen een trilplaat/machine (Wacker 6055), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2012 tot en met 10 december 2012 in de gemeente [gemeente] en/of [gemeente], in elk geval in Nederland, een trilplaat/machine (Wacker 6055) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die trilplaat wist – dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden – dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
5:
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 10 december 2012 te [plaats] in de gemeente [gemeente], opzettelijk één of meerdere gasfles(sen) en/of gereedschap (steek/ringsleutels en/of kniptangen en/of een luchtaanzuiging en/of lijmklemmen en/of een kernboormachine en/of een slijptol en/of diverse hijs- en sjorbanden en/of schroevendraaiers en/of snijbranderpitten en/of bahco's en/of luchtpistolen en/of een aftekenblokje en/of een 13-ringsteeksleutel en/of een 30-ringsteeksleutel en/of een ijzerzaag en/of een rolmaat en/of een rol straaltape), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als medewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feiten 1 en 2

Door de verdediging is betoogd, dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De raadsman heeft in dit verband aangevoerd, dat de belastende verklaringen van getuige [getuige] als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Vrijspraak feit 3 primair en subsidiair

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de trilplaat/machine, als ten laste gelegd onder 3 primair, gestolen heeft. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde heling van deze trilplaat eveneens niet kan worden bewezen. Uit verdachtes verklaring noch uit enig ander bewijsmiddel blijkt onder welke omstandigheden en op welk tijdstip verdachte de trilplaat/machine heeft verworven of voorhanden heeft gekregen. Hierdoor kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden ten tijde van de verkrijging van de trilplaat dat deze door misdrijf verkregen was. Verdachte dient dan ook van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 5

Door de verdediging is betoogd, dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij in de periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand aan de [adres] heeft weggenomen 2 groentenwasstraten (van 3800 mm lang), toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2:
hij in de periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand aan de [adres] heeft weggenomen 4 complete steigers, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
5:
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 10 december 2012 te [plaats] in de gemeente [gemeente], opzettelijk een kernboormachine en een slijptol, die toebehoorden aan [slachtoffer 2], en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als medewerker, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan twee bedrijfsinbraken. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van gereedschappen toebehorende aan zijn werkgever. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuken gemaakt op de eigendomsrechten van de gedupeerden. Met name bij de bedrijfsinbraken is door verdachte en zijn medeverdachte grote schade aan de bedrijven berokkend. Door de goederen van zijn werkgever te verduisteren heeft hij bovendien het in hem gestelde vertrouwen ernstig beschaamd. Verdachte heeft slechts gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin.
Verdachte heeft ontkend de feiten te hebben gepleegd. Het hof komt desondanks tot een bewezenverklaring van de hiervoor beschreven feiten. Het hof stelt vast dat verdachte niet de verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Getoond besef van verantwoordelijkheid voor eigen handelen en getoonde spijt daarvan kan onder omstandigheden voor de rechter aanleiding zijn tot enige mildheid omdat strafvervolging mede ten doel heeft verdachte tot inkeer te brengen. In het geval van verdachte is dat doel geenszins bereikt. Verdachte schetst slechts een alternatief scenario dat eruit bestaat een oud-collega te beschuldigen zonder dat verdachte dit scenario van controleerbare feiten voorziet. Voor clementie om die reden bestaat vooralsnog dan ook geen grond.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 30 januari 2014, eenmaal onherroepelijk is veroordeeld. Dit betrof echter een andersoortig vergrijp.
Door de raadsman was verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het hof zal dit uiteraard doen, zoals ook wettelijk is verplicht. Verdachte heeft, zo bleek tijdens de zitting van het hof, sinds afgelopen november een eigen bedrijf. Daarnaast heeft de vriendin van verdachte, met wie hij samenwoont, in december een huis gekocht. De raadsman verzocht het hof om gelet op voorgaande in geval van een bewezenverklaring een werkstraf en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen. Het hof ziet echter gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de houding van verdachte geen aanleiding om aan dit verzoek gehoor te geven.
Het hof komt tot een bewezenverklaring van een beperkter aantal feiten dan de advocaat-generaal. Dit werkt door in de op te leggen straf. Ook ten aanzien van de rechtbank komt het hof tot een beperktere bewezenverklaring. Het hof ziet echter gelet op al het voorgaande geen reden om een kortere gevangenisstraf op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan. Ook ziet het hof – in tegenstelling tot de rechtbank – vanwege de houding van verdachte geen reden om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een gevangenisstraf van tien maanden een passende en noodzakelijke bestraffing. Het hof zal deze straf aan verdachte opleggen.

Beslag

Het onder 1 en 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de veroordeelde toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van veroordeelde.
Het hof zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de in beslag genomen externe harde schijf en de mobiele telefoon nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.120,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft deze beslissing gemotiveerd door te constateren dat er door de benadeelde partij geen stukken zijn overgelegd van de verzekering, zodat onduidelijk is gebleven of en in hoeverre schade is vergoed door de verzekering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft de vordering inhoudelijk niet of onvoldoende weersproken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof overweegt hierbij dat geen rechtsregel voorschrijft dat een benadeelde partij stukken dient te overleggen waaruit al dan niet zou moeten blijken of en in hoeverre schade is vergoed door de verzekering. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.058,34. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 311 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een landbouwvoertuig Ford Cargo 1013 kleur blauw
twee kentekenplaten kleur geel/oranje
markeringsplaten vrachtauto/250220.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een externe harde schijf, seagate 120 gb/253216
een GSM (mobiele telefoon) kleur zwart Samsung.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 17.120,00 (zeventienduizend honderdtwintig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van
€ 17.120,00 (zeventienduizend honderdtwintig euro) als vergoeding voor materiële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 28 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Tebbenhoff Rijnenberg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.