ECLI:NL:GHARL:2014:2463

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
200.134.339-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en vrijwillig prijsgeven inkomen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie die de man moet betalen voor zijn kind, geboren op [geboortedatum]. De man, wonende in Polen, heeft verzocht om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kind, die eerder was vastgesteld op € 246,92 per maand, te verlagen naar nihil of een lager bedrag. De rechtbank Noord-Nederland had dit verzoek eerder afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2014 heeft de man zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij in Polen verschillende plannen had om een inkomen te genereren, maar dat deze plannen niet zijn gerealiseerd. Hij heeft zich sindsdien als werkloze geregistreerd en zorgt voor zijn dochter uit een nieuwe relatie. Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat hij zich serieus heeft ingespannen om werk te vinden in Polen en dat hij zijn inkomen in Nederland vrijwillig heeft prijsgegeven. De man heeft geen bewijs geleverd van sollicitaties en zijn verklaringen over zijn huidige inkomen zijn inconsistent. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het verzoek van de man om de alimentatie te verlagen is afgewezen. De beslissing is genomen door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.134.339/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/97678/FA RK 13-519)
beschikking van de familiekamer van 20 maart 2014
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats 1] (Polen),
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. G.H. Thasing, kantoorhoudend te Emmen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2],
verder te noemen: de vrouw,
verweerster in hoger beroep,
voorheen advocaat: mr. A.G. Eding, kantoorhoudend te Emmen,
thans zonder bijstand van een advocaat.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 26 juni 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 25 september 2013;
- een journaalbericht van mr. Eding van 16 oktober 2013, ingekomen op
16 oktober 2013;
- een journaalbericht van mr. Eding (eveneens) van 16 oktober 2013, ingekomen op
16 oktober 2013, waarbij mr. Eding laat weten in deze procedure niet te zullen optreden voor de vrouw;
- een journaalbericht van mr. Thasing van 5 november 2013 met bijlage, ingekomen op 5 november 2013.
2.2
Van de zijde van de vrouw is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 4 februari 2014 plaatsgevonden. Verschenen zijn de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw.

3.De vaststaande feiten

3.1
De man en de vrouw zijn de ouders van: [kind] (verder te noemen: [kind]), geboren op [geboortedatum], over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen. [kind] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw.
3.2
Bij beschikking van 20 mei 2009 heeft de rechtbank Assen bepaald dat de man met ingang van 12 december 2008 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] aan de vrouw een bedrag van € 246,92 per maand dient te betalen.
3.3
Bij inleidend verzoekschrift van 19 februari 2013 heeft de man de rechtbank verzocht te bepalen dat de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] met ingang van 1 oktober 2012 op nihil, dan wel een lager ander bedrag, lager dan verzoekster thans bereid is aan te nemen, wordt gesteld. De vrouw heeft daartegen verweer gevoerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind]. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking het wijzigingsverzoek van de man afgewezen.
4.2
De man is met twee grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van
26 juni 2013. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de
orde te stellen en zien op de draagkracht van de man en meer specifiek op het inkomen
van de man.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof leest in de door de vrouw betwiste grieven van de man met betrekking tot zijn draagkracht en de daarop gegeven toelichting, geen andere relevante stellingen dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen.
De man heeft zijn stellingen in hoger beroep niet nader onderbouwd, zodat het hof, na
eigen onderzoek, het oordeel van de rechtbank onderschrijft en dit gemotiveerde oordeel overneemt.
5.2
Het hof voegt aan de overwegingen van de rechtbank nog het volgende toe.
Uit de stukken komt naar voren dat de man in eerste instantie van plan was om in Polen een camping te starten. Ter zitting van het hof heeft de man ter toelichting op dit voornemen naar voren gebracht dat hij heeft geprobeerd om in [woonplaats 1] een gebouw te huren, zodat hij vanuit dat gebouw iets recreatiefs kon doen. Nog voordat de man naar Polen vertrok, was hem echter al duidelijk geworden dat hij het desbetreffende gebouw niet kon huren. De man
heeft voorts ter zitting aangegeven dat zijn schoonouders in Polen een groot stuk grond in eigendom hadden, waar hij plannen mee had. Ook deze plannen heeft de man weer naast
zich neergelegd, omdat zijn schoonouders het stuk grond (voor een deel) zouden hebben verkocht.
Vervolgens is de man een winkel in tweedehands spullen gestart. Al gauw bleek
volgens de man dat het niet haalbaar was om hier (voldoende) inkomen uit te genereren
en is hij hiermee gestopt, althans heeft hij de onderneming overgedragen aan zijn zwager.
De man heeft zich vervolgens als werkloze laten registreren en is sindsdien, zo stelt hij, werkloos. Uit het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat van alle plannen die de man heeft gemaakt om in Polen een inkomen te genereren, geen enkel plan van de grond is gekomen. De man heeft zijn wens om een camping of recreatiepark in Polen te beginnen voorafgaand aan zijn vertrek in het geheel niet geconcretiseerd of nader uitgewerkt. Het komt er op neer dat de man zijn inkomen in Nederland heeft prijs gegeven, zonder dat hij zijn inkomensmogelijkheden in Polen serieus heeft onderzocht.
5.3
De man stelt de afgelopen twee jaar, sinds hij zich als werkloze heeft laten registeren, niet meer te hebben gewerkt. De man heeft aangegeven huisvader te zijn; hij zorgt voor zijn dochter, die hij met zijn nieuwe partner heeft gekregen, en doet alle werkzaamheden in en om het huis (van zijn schoonouders) waar zij wonen. Volgens de man gaat hij elke drie à vier maanden naar het arbeidsbureau in Polen, maar is het, door de taalbarrière, moeilijk om aan een baan te komen. Naar het oordeel van het hof is het door de man aangevoerde volstrekt onvoldoende om aan te nemen dat hij in Polen niet aan werk zou kunnen komen.
De man heeft in het geheel niet aangetoond dat hij zich hiertoe voldoende heeft ingespannen.
De man heeft geen enkel stuk overgelegd waaruit blijkt dat hij heeft gesolliciteerd. De man heeft ter zitting van het hof aangegeven dat hij wel plannen heeft om als bemiddelaar voor de aan zijn zwager overgedragen onderneming werkzaamheden te gaan verrichten. Hij zou,
zo stelt hij, de markt kunnen veroveren door spullen uit Nederland naar Polen te brengen.
De man heeft ook deze plannen niet nader onderbouwd. De man wekt geenszins de indruk hieraan daadwerkelijk uitvoering te zullen gaan geven. De man lijkt bewust te hebben gekozen voor zijn rol als huisvader en lijkt genoegen te nemen met een zeer minimaal inkomen. Dit dient voor zijn eigen rekening en risico te komen en mag, zoals de rechtbank ook al heeft overwogen, niet ten koste komen van zijn onderhoudsverplichting jegens [kind].
5.4
Het hof merkt ten overvloede op dat de verklaringen van de man omtrent zijn huidige inkomen weinig consistent overkomen. Het hof betwijfelt, mede gelet op het door de vrouw aangevoerde en het aanbod van de man om een bedrag van € 75,-- per maand aan kinder-alimentatie te betalen, of hij daadwerkelijk zo'n gering inkomen heeft als dat hij stelt.

6.De slotsom

6.1
Gelet op het vorenoverwogene, zal het hof beslissen als na te melden.

7.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 26 juni 2013;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W. Beversluis, voorzitter, mr. M.P. den Hollander en mr. A.H. Garos, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 20 maart 2014.