In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen appellanten, die de nalatenschap van de erflater beneficiair hebben aanvaard, en de geïntimeerde, die de uitvaart van de erflater heeft verzorgd en diens huurwoning heeft ontruimd. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. A.J. Morsink, vorderen onder meer dat de geïntimeerde rekening en verantwoording aflegt over het door hem gevoerde beheer van de nalatenschap. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 5.000,-, maar de appellanten zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft het verloop van de procedure in hoger beroep besproken, waarbij het eerdere tussenarrest van 21 augustus 2012 is overgenomen. De appellanten hebben in hun grieven aangevoerd dat de geïntimeerde niet deugdelijk rekening en verantwoording heeft afgelegd en dat hij hen schade heeft berokkend door het onterecht ontruimen van de woning en het afvoeren van roerende zaken, waaronder een bronzen beeld. De geïntimeerde heeft echter gesteld dat hij de inboedel heeft afgevoerd en dat de gevraagde zaken niet meer aanwezig zijn.
Het hof heeft de grieven van de appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat de geïntimeerde op behoorlijke wijze rekening en verantwoording heeft afgelegd. De vordering tot schadevergoeding is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat de inboedel meer waard was dan het door de geïntimeerde geboden bedrag van € 1.000,-. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellanten niet in hun bewijs zijn geslaagd dat het bronzen beeld ten tijde van het overlijden van de erflater in de woning aanwezig was. Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de appellanten afgewezen, waarbij de appellanten in de kosten van beide instanties zijn veroordeeld.