ECLI:NL:GHARL:2014:2325

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
21 maart 2014
Zaaknummer
21-005293-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake diefstal in vereniging met opsporingsberichtgeving

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal in vereniging. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 mei 2013. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 21 maart 2014 uitspraak gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 4 oktober 2013 en 7 maart 2014. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van één week onvoorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een andere bewijsbeslissing en strafoplegging gedaan. De tenlastelegging betrof het wegnemen van sigaretten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verdediging voerde aan dat de opsporingsberichtgeving niet in verhouding stond tot de ernst van het feit en dat er geen deugdelijke belangenafweging had plaatsgevonden. Het hof oordeelde echter dat de belangenafweging wel degelijk had plaatsgevonden en dat er geen sprake was van een vormverzuim. De bekennende verklaring van de verdachte werd als bewijs toegelaten. Het hof achtte de diefstal door twee of meer verenigde personen bewezen en legde een gevangenisstraf van één week op, waarbij rekening werd gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de artikelen 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005293-13
Uitspraak d.d.: 21 maart 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 23 mei 2013 met parketnummer 16-062169-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 oktober 2013 en 7 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft het hof gevorderd de verdachte wegens diefstal in vereniging te veroordelen tot één week gevangenisstraf onvoorwaardelijk. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. R.P. van der Graaf, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 september 2012 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer slof(fen) sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Ter terechtzitting van 4 oktober 2013 had de raadsman vrijspraak bepleit omdat uit het dossier
niet bleek, dat aan de voorschriften van de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving van het college van procureurs-generaal (2009A004), in werking getreden op 16 maart 2009 was voldaan. Het hof heeft daarop bij tussenarrest van 18 oktober 2013 een aanvullende proces-verbaal gelast, waarin gerelateerd moest worden of de hoofdofficier van justitie zelf toestemming heeft gegeven voor het tonen van de videobeelden in het televisieprogramma Bureau Hengelveld van RTV Utrecht en zo nee, wie die beslissing dan wel heeft genomen en op grond waarvan (mandaat of delegatie en aan wie). Daarnaast diende te worden gerelateerd of aan deze beslissing een bewuste belangenafweging als bedoeld onder punt 4.4 van de Aanwijzing ten grondslag heeft gelegen. Tenslotte diende gerelateerd te worden of de beelden eerst intern, binnen het politiekorps zijn getoond, en zo nee, waarom niet.
Door de raadsman is - zakelijk weergegeven - als verweer gevoerd dat het ingezette opsporingsmiddel, in casu opsporingsberichtgeving in de vorm van het tonen van videobeelden op het televisieprogramma Bureau Hengeveld van RTV Utrecht , zich niet verhoudt tot de ernst van het feit. Bovendien had in eerste instantie gekozen kunnen worden voor een lichter middel dat zeer waarschijnlijk tot een zelfde resultaat had geleid. Het openbaar ministerie heeft derhalve verzuimd een deugdelijke belangenafweging te maken bij de keuze om gebruik te maken van opsporingsberichtgeving. Daarmee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim waardoor verdachte in zijn belang, te weten in zijn privacy, is geschaad. Door het tonen van de beelden is verdachte zich gaan melden bij de politie en heeft daar een voor hemzelf belastende verklaring afgelegd. Dit bewijs is daarom onrechtmatig. Er dient bewijsuitsluiting plaats te vinden van alle bij en tengevolge van het opsporingsbericht verkregen bewijs. Bij gebreke van enig bruikbaar ander bewijs dient vrijspraak te volgen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het aanvullende proces-verbaal van 27 februari 2014, opgemaakt door verbalisant
[verbalisant], blijkt dat
voordatde beelden in de uitzending Bureau Hengeveld van RTV Utrecht zijn getoond, de beelden eerst minimaal twee weken intern (het hof begrijpt: binnen het politiekorps Utrecht) zijn getoond. Vervolgens is door persofficier van justitie, [naam], toestemming gegeven voor het tonen van de beelden op de televisie, omdat het niet een op zichzelf staande winkeldiefstal betreft. De persofficier was hiertoe bevoegd, omdat de hoofdofficier deze bevoegdheid aan hem had gemandateerd. Het hof ziet onvoldoende reden om te twijfelen aan hetgeen is gerelateerd in het aanvullende proces-verbaal. Hiermee is naar het oordeel van het hof voldaan aan de voorwaarden die de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving stelt en heeft er een deugdelijke belangenafweging plaatsgevonden. Er is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Naar het oordeel van het hof is er dus geen sprake van een vormverzuim, zodat de bekennende verklaring van verdachte voor het bewijs kan worden gebezigd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks29 september 2012 te [plaats]
,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
één of meerslof
(fen
)sigaretten,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [winkel]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een winkeldiefstal in vereniging. Dergelijke feiten zorgen voor schade en overlast.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Kennelijk hebben de eerdere veroordelingen verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw aan een dergelijk feit schuldig te maken.
Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing nu aan verdachte op 29 oktober 2012 een straf is opgelegd, terwijl het onderhavige feit daarin had kunnen worden meegenomen. Nu er, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek waarmee bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden, komt het hof tot een hogere straf.
Gelet op al het bovenstaande acht het hof een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Aldus gewezen door
mr J.D. den Hartog, voorzitter,
mr H. Abbink en mr R. de Groot, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr B.T.H. Janssen, griffier,
en op 21 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.