ECLI:NL:GHARL:2014:2271

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
ks 21-007308-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot diefstal door middel van braak in een bedrijfspand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor poging tot diefstal door middel van braak in een gemeentehuis. De zaak kwam aan het licht na een melding van het inbraakalarmsysteem op 22 juli 2012, waarbij een raam aan de achterzijde van het pand was geforceerd. Tijdens het sporenonderzoek werden bloedsporen aangetroffen die matchten met het DNA van de verdachte, wat leidde tot de overtuiging van het hof dat hij de inbraakpoging had gepleegd. De verdediging voerde aan dat er mogelijk meerdere personen betrokken waren, maar het hof achtte dit niet bewezen. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde werd bewezen verklaard. Gezien de recidive van de verdachte op het gebied van vermogensdelicten, werd een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, wat in overeenstemming werd geacht met de ernst van het delict.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007308-13
Uitspraak d.d.: 25 maart 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 6 september 2013 met parketnummer 08-096254-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1988],
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. A.R. Maarsingh, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 22 juli 2012 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het gemeentehuis heeft weggenomen een hoeveelheid goederen en/of geld van zijn gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Gemeente [gemeente] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking (forceren raam);
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 juli 2012 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het Gemeentehuis weg te nemen een hoeveelheid goederen en/of geld van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan Gemeente [gemeente] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot het Gemeentehuis te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met voormeld oogmerk een raam heeft geforceerd en/of (vervolgens) in het pand heeft gezocht naar geld en/of goederen van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 22 juli 2012 te [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam van het Gemeentehuis, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Gemeente [gemeente] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door het forceren van die/dat ruit/raam.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ter zake van het primair ten laste gelegde

Het hof heeft, evenals de advocaat-generaal, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs ter zake van het subsidiair ten laste gelegde
Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman bepleit dat verdachte tevens vrijgesproken dient te worden van het subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden uitgesloten dat er meerdere mensen in het pand aanwezig zijn geweest. Niet alle veiliggestelde sporen zijn te herleiden tot verdachte. De aangetroffen sporen zijn onvoldoende voor een bewezenverklaring en het bewijs voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens de aangifte van [aangever] namens gemeente [gemeente] en [bedrijf] is er op 22 juli 2011 een (poging tot) diefstal met braak, dan wel vernieling gepleegd in/aan het kantoorpand van de gemeente [gemeente]. Aangever verklaart dat er op 22 juli 2011 omstreeks 01.45 uur een melding kwam van het inbraakalarmsysteem. Vervolgens is een medewerker van het beveiligingsbedrijf ter plaatse geweest. Deze medewerker constateerde dat er een raam aan de achterzijde van het pand geforceerd was.
’s Ochtends tussen 09.00 uur en 10.30 uur heeft er sporenonderzoek plaatsgevonden. In het pand bleken een houten kantoorkast en 10 plastic brievenbakjes vernield te zijn. De schade aan het bedrijfspand betreft vernieling van het hang- en sluitwerk van het raam.
Uit het politieonderzoek naar deze (poging tot) inbraak, dan wel vernieling, is gebleken dat op het door [aangever] aangewezen raam bloedsporen zijn aangetroffen, namelijk een bloedspoor op het kozijn aan de buitenzijde van het inklimraam (identiteitszegel: [nummer]) en een bloedspoor op het inklimraam dat naar binnen was geklapt (identiteitszegel: [nummer]) aangetroffen. Deze sporen zijn veiliggesteld en voor nader onderzoek overgebracht naar het NFI.
Onderzoek door het NFI heeft als resultaat opgeleverd dat de DNA-profielen van de aangetroffen bloedsporen op het inklimraam (identiteitszegels: [nummer] en [nummer]) met elkaar matchen. Vervolgens is een match gevonden tussen het bloedspoor aangetroffen op het inklimraam dat naar binnen was geklapt (identiteitszegel:[nummer]) en een referentiemonster wangslijmvlies van verdachte. Hierbij is berekend dat de kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel zou hebben, kleiner dan één op één miljard is.
Op grond van de rapportages van het NFI acht het hof bewezen dat beide op het inklimraam aangetroffen bloedsporen afkomstig zijn van de verdachte. Verdachte heeft bij de politie onder meer verklaard: ''Als jullie mijn DNA hebben dan is het toch klaar. Ik wacht wel op bericht van Justitie wat mijn straf wordt (…)''. Gelet op de plaats waar de matchende sporen zijn aangetroffen en verdachtes verklaring bij de politie, beschouwt het hof de aangetroffen bloedsporen in dit geval als dadersporen.
Dat verdachte de inbraakpoging met een of meer andere personen heeft gepleegd, acht het hof niet bewezen. Het hof acht evenmin aannemelijk geworden dat er anderen dan verdachte de poging tot inbraak hebben gepleegd, zoals de raadsman heeft aangevoerd. Dat er anderen bij het misdrijf zijn betrokken geweest, wordt weliswaar gesuggereerd door de opmerking in het proces-verbaal sporenonderzoek (p. 11) dat verbalisant schoensporen zag die vermoedelijk afkomstig waren van de dader(s), maar niet is gebleken dat nader – concludent – schoensporenonderzoek is verricht. Het bloedsporenonderzoek naar het afgebroken lemmet dat op de vensterbank is aangetroffen, heeft geen geschikte sporen voor DNA-onderzoek opgeleverd, zoals blijkt uit het verslag van het NFI.
Op grond van het bovenstaande acht het hof de DNA-match in samenhang met de betreffende aangifte en de verklaring van verdachte voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 22 juli 2012 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het Gemeentehuis weg te nemen een hoeveelheid goederen en/of geld van zijn gading toebehorende aan Gemeente [gemeente] en zich daarbij de toegang tot het Gemeentehuis te verschaffen door middel van braak, met voormeld oogmerk een raam heeft geforceerd en/of (vervolgens) in het pand heeft gezocht naar geld en/of goederen van zijn gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een bedrijfspand, waarbij hij zich de toegang tot het pand heeft verschaft door een raam te forceren. In het pand zijn vernielde zaken aangetroffen. Verdachte heeft met zijn handelen hinder en schade veroorzaakt en er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d.
11 februari 2014, waaruit blijkt dat verdachte reeds diverse malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van voornamelijk vermogensdelicten. De straffen die hem in dat kader zijn opgelegd hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
De politierechter heeft verdachte veroordeeld ter zake het meer subsidiair ten laste gelegde en in dit verband een gevangenisstraf voor de duur van 1 week opgelegd. Gelet op het feit dat het hof het subsidiair ten laste gelegde bewezen heeft verklaard en wegens verdachtes veelvuldige recidive op het gebied van vermogensdelicten, zal het hof hem een gevangenisstraf van langere duur opleggen.
Alles afwegende acht het hof de gevangenisstraf van 2 maanden die de advocaat-generaal in hoger beroep heeft gevorderd, een passende en noodzakelijke bestraffing.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door
mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. A. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 25 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A. Dijkstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.