ECLI:NL:GHARL:2014:2269

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 februari 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
200.126.807-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen omtrent de voortzetting van een onderneming na overlijden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat het erfrecht centraal, specifiek de voortzetting van een onderneming na het overlijden van de erflater. De zaak betreft een hoger beroep van [appellante] tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarin de verzoeken van [appellante] om de erfgenamen te verplichten tot overdracht van activa van de onderneming van de erflater werden afgewezen. De erflater, die op 21 september 2011 overleed, had vier kinderen, waaronder [appellante], die als voortzetter van het bedrijf werd aangemerkt. De erfgenamen hadden de nalatenschap aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving, wat complicaties met zich meebracht voor de verzoeken van [appellante].

Het hof oordeelde dat, hoewel [appellante] als voortzetter van het bedrijf kan worden aangemerkt, er verschillende omstandigheden zijn die zich verzetten tegen de inwilliging van haar verzoek. De nalatenschap bevatte aanzienlijke schulden, waaronder een langlopende schuld van € 35.700 en een rekening-courant schuld van € 70.157. Het hof concludeerde dat het verzoek van [appellante] niet voor inwilliging vatbaar was, omdat de rechter niet het ontslag uit aansprakelijkheid van de overige erfgenamen kon bewerkstelligen. De grieven van [appellante] werden dan ook verworpen.

In het incidenteel appel van de andere erfgenamen werd eveneens geoordeeld dat hun verzoeken niet konden worden ingewilligd, en het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de kantonrechter. De kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan op 28 februari 2014 door de rechters W. Breemhaar, M.E.L. Fikkers en G.K. Schipmölder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.126.807/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland (Leeuwarden) 405249 4/ EZ VERZ 12-86)
Beschikking van de tweede kamer voor burgerlijke zaken van 28 februari 2014
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats 1],
appellante in het principaal appel en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: verzoekster in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. F.P. van Dalen, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen:
1.
[geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats 2],
hierna:
[geïntimeerde 2],
2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats 3],
hierna:
[geïntimeerde 2],
3.
[geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats 4],
hierna:
[geïntimeerde 3],
geïntimeerden in het principaal appel en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: verweerders in conventie en verzoekers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. J.S. Bauer, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikking van 12 februari 2013 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, hierna te noemen de kantonrechter, als hersteld bij beschikking van de kantonrechter d.d. 7 mei 2013.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 8 mei 2013, is [appellante] in hoger beroep gekomen van genoemde beschikking van 12 februari 2013.
[appellante] heeft bij het beroepschrift, dat tevens een wijziging van haar verzoek als oorspronkelijk verzoekster in reconventie behelst, onder overlegging van producties verzocht:
'de beschikking d.d. 12 februari 2013 van de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Leeuwarden, gewezen onder het zaaknummer 405249 en onder het rolnummer EZ VERZ 12-86 te willen vernietigen en om alsnog te willen bepalen:
I. geïntimeerden te verplichten tot overdracht van de activa van de onderneming van vader tegen een door het Gerechtshof in goede justitie te bepalen overnameprijs, en wel binnen vier weken na afgifte van de in deze te wijzen beschikking, zulks onder verbeurte van een direct opeisbare en niet voor compensatie vatbare dwangsom van
€ 500,- voor elke dag dan wel dagdeel dat geïntimeerden daarmee in gebreke blijven;
II. te willen bepalen als nadere regeling ex artikel 4:38 BW dat [appellante] de schulden van de onderneming per 21 september 2011 voor haar rekening neemt en de andere erfgenamen zal vrijwaren en ervoor zal zorgdragen dat de andere erfgenamen door de ING Bank uit hun hoofdelijke aansprakelijkheid worden ontslagen;
III. te willen bepalen dat het bedrijfsresultaat van de onderneming “[de dierenwinkel]” met ingang 21 september 2011 heeft te gelden als winst uit de onderneming aan appellante en dat appellante die bedrijfsresultaat met ingang van 21 september 2011 als eigen winst uit de onderneming zal aangeven in haar aangifte inkomstenbelasting, althans op dit onderdeel een beslissing te nemen als het Gerechtshof in goede justitie zal vermenen te behoren;
IV. te bepalen dat de boedelkosten die na 21 september 2011 vanuit het rekening-courant bij de ING en/of vanuit het bedrijfsresultaat van de onderneming zijn betaald, in mindering kunnen worden gebracht op de overnamesom die appellante in verband met de overname van de activa aan de overige erfgenamen dient te betalen;
V. te bepalen dat het bedrag ad € 8.700,- in mindering zal worden gebracht op de overnamesom die appelante in verband met de overname van de activa aan de overige erfgenamen dient te betalen;
VI. geïntimeerden te willen veroordelen in de kosten van de procedure;
VII. de af te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te willen verklaren.'
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 14 juni 2013, hebben [geïntimeerden] onder overlegging van producties in het principaal appel geantwoord en hebben zij incidenteel appel ingesteld met als verzoek:
'het beroep van [appellante] ongegrond te verklaren en hun incidenteel beroep gegrond te verklaren en de beschikking te bekrachtigen voor zover het tegenverzoek van [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] is toegewezen en te vernietigen voor zover het meer of anders bij tegenverzoek verzochte is afgewezen en bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ieder apart en afzonderlijk, dan wel gezamenlijk hun bevoegdheid als vereffenaar van de nalatenschap kunnen uitoefenen, waaronder begrepen de bevoegdheid om namens de erfgenamen registergoederen te verkopen en over te dragen/te leveren, gelden in ontvangst te nemen, schulden in te lossen, aangifte erfbelasting te doen en al die handelingen te verrichten die nodig of wenselijk zijn om tot de vereffening van de nalatenschap te komen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten in eerste aanleg.'
Op 9 juli 2013 is ter griffie ingekomen een faxbrief van mr. Bauer van dezelfde datum.
Bij verweerschrift in het incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 26 juli 2013, heeft [appellante] onder overlegging van een productie geantwoord met het verzoek:
'I. de verzoeken van appellanten in incidenteel appèl, zoals nader uitgewerkt in het
appèlrekest d.d. 14 juni 2013 te willen afwijzen, althans appellanten in incidenteel appèl in deze verzoeken niet-ontvankelijk te willen verklaren;
II. appellanten in incidenteel appèl te willen veroordelen in de kosten van de procedure;
III. de af te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
'
Op 22 november 2013 is ter griffie ingekomen een brief van mr. Van Dalen van dezelfde datum met producties waarvan enkel op productie 1 acht zal worden geslagen (zie na te noemen proces-verbaal).
Op 25 november 2013 is ter griffie ingekomen een faxbrief van mr. Bauer van dezelfde datum met een productie
De mondelinge behandeling heeft ter zitting van 2 december 2013 plaatsgevonden, al waar de advocaten van partijen - mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen - de onderscheiden standpunten van partijen hebben toegelicht. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
De grieven
[appellante] heeft in het principaal appel vier grieven opgeworpen.
[geïntimeerden] hebben in het incidenteel appel een ongenummerde grief opgeworpen.
De beoordeling
In het principaal appel en in het incidenteel appel
:

1.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet voldoende betwist staat tussen partijen in hoger beroep vast:
(i) Op 21 september 2011 is overleden [de erflater], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], hierna te noemen de erflater.
(ii) Erflater is gehuwd geweest met [de vrouw], welk huwelijk door echtscheiding is ontbonden.
(iii) Uit het huwelijk van de erflater en [de vrouw] zijn geboren en in leven vier kinderen, te weten: [appellante], [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3].
(iv) De erflater heeft bij openbaar testament, op 25 september 1981 verleden voor de plaatsvervanger van [de notaris], destijds notaris te Leeuwarden, over zijn nalatenschap beschikt en uit dien hoofde zijn vier voornoemde kinderen als enige erfgenamen van zijn nalatenschap achtergelaten.
(v) Alle erfgenamen hebben de nalatenschap aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving.
(vi) Tot de nalatenschap van de erflater behoort de dierenspeciaalzaak '[de dierenwinkel]', gevestigd aan de [adres] te [postcode en plaats], hierna te noemen het bedrijf van de erflater.

2.De onderscheiden verzoeken en de beslissing in eerste aanleg

2.1
[appellante] heeft als oorspronkelijk verzoekster in conventie verzocht:
'a. de erfgenamen te verplichten tot overdracht van goederen die tot de
nalatenschap behoren en die dienstbaar zijn aan het bedrijf van de erflater dat
door [appellante] wordt voortgezet;
b. een redelijke prijs te bepalen van de over te dragen goederen;'
kosten rechtens.
2.2
[geïntimeerden] hebben als oorspronkelijk verzoekers in reconventie verzocht:
'voor zoveel mogelijk bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad het verzoek van [appellante] af te wijzen en te bepalen dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] voortaan met uitsluiting van en zonder medewerking van [geïntimeerde 3] en [appellante], ieder apart en afzonderlijk, dan wel gezamenlijk hun bevoegdheid als vereffenaar van de nalatenschap kunnen uitoefenen, waaronder begrepen de bevoegdheid om namens de erfgenamen registergoederen te verkopen en over te dragen, gelden in ontvangst te nemen, schulden in te lossen, aangifte erfbelasting te doen en al die handelingen te verrichten die nodig of wenselijk zijn om tot de vereffening van de nalatenschap te komen, en voorts [appellante] op te dragen om aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] alle door hen gewenste informatie te verstrekken met betrekking tot het bedrijf, de woning en de inboedel van erflater en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] een sleutel te verstrekken van de winkel van de erflater.
Kosten rechtens.'
2.3
De kantonrechter heeft als volgt beslist:
'De kantonrechter:
- De verzoeken:
wijst de verzoeken van [appellante] af;
- De tegenverzoeken:
bepaalt dat de bevoegdheden van de vereffenaars bij de erfgenamen gezamenlijk zullen liggen met uitzondering van de bevoegdheden met betrekking tot de verkoop en overdracht/levering van de tot de nalatenschap behorende woning en aandelen en de afhandeling van de daarmee samenhangende schulden, die uitsluitend bij [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] zullen liggen;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- Het verzoek en de tegenverzoeken:
compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.'
Voorts in het principaal appel:
3.
Wijziging van het verzoek van [appellante] als oorspronkelijk verzoekster in conventie
[appellante] heeft haar verzoek als oorspronkelijk verzoekster in conventie gewijzigd. [geïntimeerden] hebben tegen die wijziging als zodanig geen bezwaar gemaakt. Nu de wijziging tijdig is gedaan en ook anderszins de eisen van een goede procesorde zich tegen de gedane wijziging niet verzetten, zal het hof uitgaan van het verzoek van [appellante] als oorspronkelijk verzoekster in conventie, zoals dat na de gedane wijziging luidt, en hiervoor is weergegeven onder het kopje 'Het geding in hoger beroep.'

4.Met betrekking tot de grieven:

4.1
De grieven leggen het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof. Zij zullen daarom gezamenlijk worden behandeld.
4.2
De standpunten van partijen zijn in de gedingstukken en ter zitting uitvoerig toegelicht. Het hof verwijst voor de toelichting ter zitting naar het genoemde proces-verbaal van de zitting.
4.3
Het hof is na ampele overweging van oordeel dat het verzoek van [appellante] niet voor inwilliging vatbaar is. Bij dit oordeel is in aanmerking genomen dat weliswaar genoegzaam is komen vast te staan dat [appellante] als voortzetter van het bedrijf van de erflater in de zin van art. 4:38 BW kan worden aangemerkt, maar dat een aantal omstandigheden, tezamen genomen, zich tegen inwilliging van het verzoek verzetten. Bij die omstandigheden heeft het hof de volgende op het oog. De nalatenschap van de erflater is aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving. Ingevolge art. 4:195 BW zijn alle erfgenamen tezamen de vereffenaars van de nalatenschap van de erflater, doch met de vereffening van de nalatenschap overeenkomstig afd. 4.6.3 BW is door onderlinge verdeeldheid nog geen aanvang gemaakt. De wet geeft weliswaar de rechter de bevoegdheid om in het kader van het opleggen van de verplichting tot overdracht van de tot het bedrijf van een erflater behorende goederen aan degene die het bedrijf van een erflater in de zin van art 4:38 BW geacht wordt voort te zetten, nadere regelingen te treffen, zodat de rechter op grond daarvan laatstbedoelde de verplichting zou kunnen opleggen om de tot het bedrijf behorende schulden voor zijn rekening te nemen, maar de rechter kan niet het ontslag uit de aansprakelijkheid van de (overige) erfgenamen jegens de schuldeisers bewerken. Het hof heeft te dezen met name het oog op de langlopende schuld ten belope van € 35.700,-- en de rekening-courant schuld ten belope van € 70.157,--, zoals die uit het als productie 14 bij beroepschrift overgelegd jaarrapport blijken. Mede door deze schulden is van een complexe situatie sprake, waarvoor het hof - in het kader van een toepassing van art. 4:38 BW - geen afdoende nadere regeling kan treffen.
4.4
De grieven treffen daarom geen doel.
Voorts in het incidenteel appel:
5.
Wijziging van het verzoek van [geïntimeerden] als oorspronkelijk verzoekers in reconventie
[geïntimeerden] hebben hun verzoek als oorspronkelijk verzoekers in reconventie - zij het op onderschikte punten - gewijzigd. [appellante] heeft tegen die wijziging als zodanig geen bezwaar gemaakt. Nu de wijziging tijdig is gedaan en ook anderszins de eisen van een goede procesorde zich tegen de gedane wijziging niet verzetten, zal het hof uitgaan van het verzoek van [geïntimeerden] als oorspronkelijk verzoekers in reconventie, zoals dat na de gedane wijziging luidt, en hiervoor is weergegeven onder het kopje 'Het geding in hoger beroep.'

6.Met betrekking tot de ongenummerde grief:

6.1
De grief legt het geschil, voor zover het verzoek van [geïntimeerden] als oorspronkelijk verzoekers in reconventie niet is ingewilligd, in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor.
6.2
[geïntimeerden], die hun verzoek gronden op art. 4:198 BW, voeren, kort gezegd naar het hof begrijpt, aan dat [appellante] de vereffening van de nalatenschap frustreert. [appellante] heeft het verzoek, voor zover niet reeds in eerste aanleg ingewilligd, gemotiveerd betwist.
6.3.
Daargelaten de vraag, of het verzochte op art. 4:198 BW kan worden gegrond, nu het verzochte ertoe strekt dat [appellante] geen werkzaamheden als vereffenaar zal kunnen uitoefenen, is het hof van oordeel dat, gelet op de onderlinge verdeeldheid tussen de erfgenamen, het verzochte moet worden afgewezen.
6.4
De grief faalt derhalve.
Voorts in het principaal en in het incidenteel appel:

7.De slotsom

De beroepen beschikking moet worden bekrachtigd. Gelet op de tussen partijen bestaande familierechtelijke betrekking, zullen de kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd. Het in hoger beroep meer of anders verzochte moet afgewezen.
Beslissing
Het hof:
In het principaal en in het incidenteel appel:
bekrachtigt de beroepen beschikking van 12 februari 2013, zoals hersteld bij beschikking
van 7 mei 2013;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in het hoger beroep meer en anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Breemhaar, mr. M.E.L. Fikkers en
mr. G.K. Schipmölder en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2014.