ECLI:NL:GHARL:2014:2267

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
ks 21-000816-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met veroordeling tot werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1990 en woonachtig te Deventer, was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling van een persoon genaamd [benadeelde1] op 19 september 2010. De verdachte heeft samen met anderen geweld uitgeoefend op het slachtoffer, waarbij zij onder andere heeft geslagen, geschopt en de keel van het slachtoffer heeft dichtgedrukt. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 25 september 2013, 24 januari 2014 en 4 maart 2014, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal heeft overwogen, die een werkstraf van 60 uren eiste, te vervangen door 30 dagen hechtenis. De verdediging heeft verzocht om vrijspraak, maar het hof heeft geoordeeld dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren voor het primair tenlastegelegde. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet op de juiste wijze was ingediend. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de uitspraak is gedaan in het openbaar.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000816-13
Uitspraak d.d.: 18 maart 2014
TEGENSPRAAK
PROMIS

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 december 2012 met parketnummer 07-653031-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 25 september 2013, 24 januari 2014 en 4 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het primair tenlastegelegde tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft het hof voorts verzocht om de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 250,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. M.J.H. Mühlstaff, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 19 september 2010 te Deventer tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal (met kracht) heeft/hebben geslagen en/of gestompt op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde1] en/of (met kracht) heeft/hebben geschopt op/tegen het lichaam en/of (met kracht) aan het haar van die [benadeelde1] heeft/hebben getrokken en/of die [benadeelde1] op de grond heeft/hebben gegooid en/of die [benadeelde1] over de grond heeft/hebben getrokken en/of gesleurd en/of meerdere (nep)nagel(s) van de vinger(s) heeft/hebben getrokken en/of gebeten en/of (met kracht) de keel/nek/hals van die [benadeelde1] heeft/hebben dichtgedrukt/vastgehouden en/of die [benadeelde1] van de trap heeft/hebben geduwd en/of getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 19 september 2010 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde1]) meermalen, althans éénmaal (met kracht) heeft/hebben geslagen en/of gestompt op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde1] en/of (met kracht) heeft/hebben geschopt op/tegen het lichaam en/of (met kracht) aan het haar van die [benadeelde1] heeft/hebben getrokken en/of die [benadeelde1] op de grond heeft/hebben gegooid en/of die [benadeelde1] over de grond heeft/hebben getrokken en/of gesleurd en/of meerdere (nep)nagel(s) van de vinger(s) heeft/hebben getrokken en/of gebeten en/of (met kracht) de keel/nek/hals van die [benadeelde1] heeft/hebben dichtgedrukt/vastgehouden en/of die [benadeelde1] van de trap heeft/hebben geduwd en/of getrokken, waardoor die [benadeelde1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te make n aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast. Het merendeel van de tegen [benadeelde1] gerichte geweldshandelingen zijn door medeverdachte [medeverdachte4] verricht. Verdachte heeft zelf ook geweld uitgeoefend terwijl [medeverdachte4] zich in agressieve zin met [benadeelde1] bemoeide en zij is meegegaan naar de verschillende locaties binnen het huis waar de geweldshandelingen tegen [benadeelde1] werden verricht. Gesteld kan worden dat verdachte zich bij de uitoefening van dat geweld als geheel genomen niet onbetuigd heeft gelaten en zich evenmin op enig moment daarvan heeft gedistantieerd. Aldus is naar het oordeel van het hof sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte4].
Verzoek verdediging
Met betrekking tot de verzoeken die de raadsman ter gelegenheid van pleidooi kenbaar heeft gemaakt en die betrekking hebben op de wijze waarop de tolk gedurende de verhoren bij de politie haar werkzaamheden heeft verricht, overweegt het hof het volgende.
De raadsman heeft dienaangaande naar voren gebracht dat de wijze van vertalen door de telefonische tolk Pools van de Concorde Group gedurende het tweede verhoor onjuist is geweest. Zo zou de tolk niet alleen vragen vertaald hebben van de politie maar ook tussenvragen in het Pools aan verdachte hebben gesteld, hetgeen naar het oordeel van de raadsman ontoelaatbaar is. Verdachte bestrijdt mitsdien de inhoud van de tweede verklaring die zij tegenover de politie heeft afgelegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat zij gedurende het eerste verhoor op 22 september 2010 goed is bijgestaan door een tolk en zij heeft deze verklaring gedurende de terechtzitting in eerste aanleg op hoofdlijnen bevestigd. De noodzaak om de verbalisanten en de tolk Pools te horen over de wijze van tolken gedurende
het tweede verhoorvan verdachte op 23 september 2010 en om nader onderzoek te gelasten naar de vraag of er opnames van de betreffende verhoren en het tolken aanwezig zijn, is het hof derhalve niet gebleken. Het hof merkt in dit verband voorts op dat uit de eventueel later op te maken aanvulling bewijsmiddelen zal blijken dat het hof bij de beoordeling van het bewijs geen gebruik heeft gemaakt van de verklaring die verdachte op 23 september 2010 heeft afgelegd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 19 september 2010 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal (met kracht) heeft/hebben geslagen op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde1] en/of (met kracht) hebben geschopt op/tegen het lichaam en/of (met kracht) aan het haar van die [benadeelde1] heeft/hebben getrokken en/of die [benadeelde1] op de grond heeft/hebben gegooid en/of die [benadeelde1] over de grond heeft/hebben getrokken en/of gesleurd en/of (met kracht) de keel/nek/hals van die [benadeelde1] heeft/hebben dichtgedrukt/vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van een poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft tezamen en in vereniging met haar toenmalige partner, het slachtoffer meermalen (met kracht) geslagen tegen ondermeer het hoofd en geschopt tegen het lichaam, aan het haar getrokken, het slachtoffer op de grond gegooid en vervolgens over de grond getrokken en (met kracht) de keel/nek/hals dichtgedrukt/vastgehouden. Het handelen van verdachte is een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Een dergelijk feit heeft in het algemeen een grote impact op (het leven van) een slachtoffer, onder meer in de vorm van gevoelens van angst en onveiligheid.
De rechtbank houdt bij de oplegging van straf rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 januari 2014 waaruit ten voordele van verdachte blijkt dat zij in Nederland niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze door haarzelf en door de raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht.
Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf noodzakelijk is omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Het hof zal de omstandigheid dat het aandeel van verdachte in de (poging tot zware) mishandeling aanzienlijk kleiner is dan het aandeel van haar medeverdachte evenals de omstandigheid dat het een oud feit betreft, ten gunste van verdachte verdisconteren in de op te leggen straf.
Het hof acht de werkstraf die door de advocaat-generaal is gevorderd een passende bestraffing. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht het hof niet aanwezig.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het redelijk en billijk is dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 250,--, hoofdelijk, wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de vordering naar redelijkheid en billijkheid niet kan toewijzen nu a) de vordering niet op de juiste wijze is ingesteld nu niet blijkt dat de advocaat gemachtigd was en b) de vordering gebaseerd is op veel ernstigere feiten dan de mishandeling die verdachte wordt verweten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof constateert met de rechtbank dat het voegingsformulier ten name van [benadeelde1] niet door [benadeelde1] is ondertekend en dat zij evenmin heeft getekend voor het verlenen van een machtiging aan [raadsvrouw]. Het voegingsformulier is getekend door [raadsvrouw], advocaat van [benadeelde1]. In een schriftelijke toelichting bij het voegingsformulier heeft [benadeelde1] echter aangegeven dat zij een verzoek tot schadevergoeding wenst in te dienen. [raadsvrouw], de advocaat van [benadeelde1], heeft in haar brief van 25 september 2012 geschreven dat [benadeelde1] haar uitdrukkelijk heeft laten weten dat zij zich wenst te voegen als benadeelde partij in onderhavige stafzaak, dat zij vervolgens geen contact meer heeft kunnen krijgen met haar cliënt en dat zij om die reden zelf het voegingsformulier (het hof begrijpt: namens [benadeelde1]) heeft ondertekend. Het hof leidt daaruit af, dat de advocaat [raadsvrouw] zich daartoe gemachtigd heeft geacht. Het hof is gelet op voorgaande feiten en omstandigheden met de rechtbank van oordeel, dat ervan kan worden uitgegaan dat de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde1] op juiste wijze is ingediend en dat [benadeelde1] in zoverre in haar vordering kan worden ontvangen.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard en geoordeeld dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht kan worden.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Het hof is van oordeel dat de schriftelijke toelichting van [benadeelde1] vooral ziet op het door haar gestelde seksueel misbruik door medeverdachte [medeverdachte4], de dientengevolge ondergane gedwongen abortus en de wijze waarop zij als werkneemster van [medeverdachte3] door haar werkgever(s) werd bejegend. Uit de toelichting volgt niet dat de in de zaak van verdachte bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling aanleiding is geweest tot het indienen van de vordering, dan wel dat deze vordering hier op enigerlei wijze op gebaseerd is. Gelet hierop is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter,
mr. G. Dam en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier,
en op 18 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.