Uitspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
[verdachte],
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
Vrijspraak
Overweging met betrekking tot het bewijs
- Verdachte wilde door hem verloren verdovende middelen terugkrijgen van een of meer personen die hij van de wederrechtelijke toe-eigening daarvan verdacht, en nam daartoe een vuurwapen mee naar de plaats (een zogenaamde gedoogplaats) waar hij deze personen dacht opnieuw te zullen aantreffen;
- Naar zijn zeggen was dit vuurwapen hem daartoe door een derde kort tevoren ter hand gesteld, en wist verdachte op het moment van overdracht aan hem niet of het wapen reeds (door)geladen was met scherpe munitie;
- Verdachte heeft er zich in die omstandigheid niet van vergewist dat het wapen niet (door)geladen was, en evenmin of het vuurwapen nog beveiligd was (bijvoorbeeld door middel van een veiligheidspal) tegen onmiddellijk afvuren door het enkele overhalen van de trekker;
- Hierdoor bestond een reële mogelijkheid dat verdachte een pistool in handen nam dat geladen was met scherpe munitie en voor onmiddellijk afvuren - door het enkele overhalen van de trekker - gereed was;
- Op de gedoogplaats heeft verdachte vervolgens [slachtoffer 2] met dat pistool bedreigd;
- Op het moment dat verdachte tijdens die bedreiging van achteren met een ketting werd geslagen, heeft verdachte zich omgedraaid, het pistool van korte afstand in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] gericht en vervolgens meermalen de trekker van het pistool overgehaald, waardoor uit dat vuurwapen meer kogels werden afgevuurd;
- Door een van die afgevuurde kogels werd [slachtoffer 1] dodelijk getroffen;
- Verdachte had bij het bedreigen van [slachtoffer 2], althans onmiddellijk voorafgaand daaraan en bij het afvuren van het pistool, zijn vinger aan de trekker van het wapen;
- Verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof verklaard dat hij op 24 juni 2009 (nog geen jaar eerder dus) nog veroordeeld was wegens het bezit van wapens en munitie en dat het niet eerste keer was dat hij een verboden wapen in handen had. Verdachte wist hoe wapens eruit zien, hoe je moet doorladen en hoe je het in handen moet hebben.
- Vóór het schietincident is verdachte de confrontatie aangegaan met een aantal personen op het zogenoemde gedoogplein, onder wie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Verdachte veronderstelde dat één of meer van hen in het bezit was/waren van verdovende middelen, die verdachte - naar zijn zeggen - kort tevoren op of bij dat plein had achtergelaten uit angst dat deze bij een fouillering werden aangetroffen;
- Bij die confrontatie zijn over en weer bedreigingen geuit, waaronder het dreigement de ander neer te schieten ( “ik blaas jou (ook)”).
- Verdachte is vervolgens weggegaan en heeft zich voorzien van een vuurwapen, waarmee hij is teruggegaan naar het gedoogplein om de daar nog steeds aanwezige personen met wie eerdergenoemde confrontatie had plaatsgevonden onder dreiging met het vuurwapen te dwingen de verdovende middelen aan hem terug te geven;
- Daar aangekomen heeft verdachte één van die personen, [slachtoffer 2], het vuurwapen tegen het hoofd gezet;
- Het vuurwapen was op dat moment geladen met scherpe munitie en schietklaar;
- Verdachte heeft zich - al dan niet nadat hij van achteren geduwd of geslagen was - omgedraaid en tweemaal geschoten op het slachtoffer dat zich onmiddellijk achter hem bevond, zittend op diens scootmobiel.
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
€ 8.030 (achtduizend dertig euro)ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 8.030 (achtduizend dertig euro)als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.