ECLI:NL:GHARL:2014:2144

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
21-001553-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake overtredingen van milieuwetgeving door een rechtspersoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zutphen. De verdachte, een rechtspersoon, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere overtredingen van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld door zowel de verdachte als de officier van justitie. De zaak werd behandeld op de terechtzitting van 25 februari 2014, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. W. Oosterbaan-van Veen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verwerken van co-substraten die niet op de positieve lijst stonden vermeld, en aan het afvoeren van verontreinigende stoffen in strijd met de vergunningen die waren verleend op basis van de Wet milieubeheer. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het niet naleven van voorschriften verbonden aan de vergunningen en het verwerken van verboden materialen in een mestvergistingsinstallatie.

Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen, onder andere het argument dat de vergunning alleen aan een medeverdachte was verleend. Het hof oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten voldoende was aangetoond, en dat er sprake was van medeplegen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van €6.300, waarvan €3.000 voorwaardelijk, en een geldboete van €180 voor de overtreding. Het hof heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de ontwikkelingen in de wetgeving met betrekking tot de positieve lijst.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001553-12
Uitspraak d.d.: 11 maart 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zutphen van 26 maart 2012 met parketnummer 06-925001-11 in de strafzaak tegen

[verdachte] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw, mr W. Oosterbaan-van Veen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:

2.verdachte op of omstreeks 21 januari 2009, althans in of omstreeks de maand januari 2009, in de gemeente Putten, terwijl aan [medeverdachte] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Putten bij besluit van 9 augustus 2004 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [perceel], oprichten en/of veranderen en/of de werking daarvan veranderen en/of in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 7.1, 8.1, 12.1 en 28.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van voornoemd besluit, zich, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers

- werd in strijd met voorschrift 1.2 van genoemde vergunning het buitenterrein van de inrichting niet schoon en ordelijk gehouden; buiten de mestopslag op het middenterrein werd mest opgeslagen en/of gelost en/of
- werden in strijd met voorschrift 6.16 van genoemde vergunning landbouwmachines gestald die olie bevatten, terwijl dat stallen niet plaatsvond op een vloeistofdichte voorziening en/of
- waren in strijd met voorschrift 6.6. van genoemde vergunning in de "veestal" negen, althans een of meer drums, geheel of gedeeltelijk gevuld met olie - zakelijk weergegeven - niet opgesteld boven een lekbakconstructie als bedoeld in dat voorschrift (6.6) en/of
- vond op diverse plaatsen in/op de inrichting in strijd met voorschrift 16.13 van genoemde vergunning de opslag van oude accu's niet plaats in een vloeistofdichte bak die bestand is tegen het aanwezige elektrolyt en/of
- waren in strijd met voorschrift 9.3 van genoemde vergunning vloeibare bestrijdingsmiddelen niet opgesteld in of boven een lekbakconstructie;

3.verdachte in/op nader te noemen periode(s)/tijdstip(pen), in de gemeente Putten, terwijl aan [medeverdachte] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Putten bij besluit van 29 januari 2007 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [perceel], oprichten en/of veranderen en/of de werking daarvan veranderen en/of in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 7.1, 8.1, 12.1 en 28.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van voornoemd besluit, zich, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk, (telkens) heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers

- werd in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning op of omstreeks 31 december 2008, althans in of omstreeks de maand december 2008, althans in of omstreeks het jaar 2008, binnen de mestvergistingsinstallatie een hoeveelheid uienpulp, zijnde materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt (deel 5, afvalstroom nr. 1)
en/of
- werd in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning op of omstreeks 18 december 2008, althans in of omstreeks de maand december 2008, althans in of omstreeks het jaar 2008, binnen de mestvergistingsinstallatie een mix van schillen van verschillende (soorten) citrusvruchten en/of citruspulp, althans materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt (deel 5, afvalstroom nr. 2)
en/of
- werd in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning op of omstreeks 12 december 2008, althans in of omstreeks de maand december 2008, althans in of omstreeks het jaar 2008, binnen de mestvergistingsinstallatie een mix van schillen van verschillende (soorten) citrusvruchten en/of citruspulp, althans materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt (deel 5, afvalstroom nr. 4)
en/of
- werd in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning op of omstreeks 26 januari 2009, althans in of omstreeks de maand januari 2009, althans in of omstreeks het jaar 2009, binnen de mestvergistingsinstallatie een mix van schillen van verschillende (soorten) citrusvruchten en/of citruspulp, althans materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt (deel 5, afvalstroom nr. 6);

4.verdachte op of omstreeks 5 december 2008 en/of op of omstreeks 19 december 2008, althans in of omstreeks de maand december 2008, althans in of omstreeks het jaar 2008, in de gemeente Putten, terwijl aan [medeverdachte] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Putten bij besluit van 29 januari 2007 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [perceel], oprichten en/of veranderen en/of de werking daarvan veranderen en/of in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 7.1, 8.1, 12.1 en 28.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van voornoemd besluit, zich, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk, (telkens) heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers

- werd (telkens) in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning binnen de mestvergistingsinstallatie een hoeveelheid gesmolten snoepgoed, zijnde materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt;
5.verdachte op of omstreeks 1 december 2008, althans in of omstreeks de maand december 2008, althans in of omstreeks het jaar 2008, in de gemeente Putten, terwijl aan [medeverdachte] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Putten bij besluit van 29 januari 2007 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [perceel], oprichten en/of veranderen en/of de werking daarvan veranderen en/of in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 7.1, 8.1, 12.1 en 28.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van voornoemd besluit, zich, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk, (telkens) heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers
- werd (telkens) in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning binnen de mestvergistingsinstallatie een hoeveelheid glycerine, die/dat is vrijgekomen bij de winning van biodiesel uit koolzaadolie en/of andere olie/oliën, zijnde materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Verweren
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de feiten 2, 4 en 5 op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu niet aan verdachte, maar aan [medeverdachte] de vergunning is verleend en alleen hij in strijd met die vergunning kan handelen.
Het hof verwerpt het verweer.
Uit de verklaring van de vertegenwoordiger van verdachte en uit het proces-verbaal van de politie (p. 12-13) blijkt het volgende. [loonbedrijf] VOF heeft als vennoten [naam] en [verdachte] BV. [medeverdachte] is enig aandeelhouder van [verdachte] BV. Met de politie en het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat de bedrijven gezamenlijk betrokken waren bij de gang van zaken op het perceel [perceel]te Putten en dat geen scheiding tussen de rollen van de rechtspersonen duidelijk is geworden, terwijl [medeverdachte] heeft verklaard dat de werkzaamheden van de bedrijven met elkaar zijn verweven.
Het hof komt dan ook tot de conclusie dat de werkzaamheden van de rechtspersonen zo nauw met elkaar verweven zijn, dat bij elk van de tenlastegelegde feiten sprake is van medeplegen, terwijl [medeverdachte] als feitelijk leidinggever fungeerde. Dat slechts een vergunning is verleend aan [loonbedrijf] VOF en/of [medeverdachte] staat aan een bewezenverklaring van medeplegen niet in de weg.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft feit 3 ten aanzien van de uienpulp en schillen van citrusvruchten en voor wat betreft feit 5 ten aanzien van de glycerine op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen, nu die producten wel op de positieve lijst staan. Uienpulp valt onder de categorie uien en een mix van schillen van verschillende soorten citrusvruchten valt onder de categorie fruit, terwijl glycerine valt onder de categorie E onder 1, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt het verweer.
Met de economische politierechter is het hof van oordeel dat de positieve lijst gelet op de strekking en het systeem daarvan beperkt dient te worden geïnterpreteerd. Alleen producten die expliciet op de lijst staan vermeld met de daarbij vermelde specificaties, vallen onder de positieve lijst. Anders dan de raadsvrouw is het hof dan ook van oordeel dat uienpulp, een mix van schillen van verschillende soorten citrusvruchten en glycerine niet op de positieve lijst zoals die gold ten tijde van de tenlastegelegde feiten stonden en dus ook niet tot één van de categorieën van de positieve lijst mochten worden gerekend.
Voor wat betreft de uienpulp komt het hof tot een vrijspraak van het tenlastegelegde opzet, nu het niet bewezen acht dat verdachte op grond van de vermelding van het onderhavige product op de positieve lijst wist of moest weten dan wel de aanmerkelijke kans besefte en aanvaardde dat onder uien niet ook uienpulp viel. Voor wat betreft de mix van schillen van verschillende citrusvruchten acht het hof opzet wel aanwezig, nu verdachte de aanmerkelijke kans besefte en aanvaardde dat deze niet op de lijst stonden, mede omdat schillen van een sinaasappel daar wel specifiek op waren genoemd. Voor wat betreft de glycerine acht het hof eveneens opzet bewezen, nu verdachte er vanuit ging dat alle soorten glycerine onder de reikwijdte van de lijst vielen, terwijl op de positieve lijst duidelijke beperkingen waren vermeld.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

2.verdachte op of omstreeks 21 januari 2009, althans in of omstreeks de maand januari 2009, in de gemeente Putten, terwijl aan [medeverdachte] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Putten bij besluit van 9 augustus 2004 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [perceel], oprichten en/of veranderen en/of de werking daarvan veranderen en/of in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 7.1, 8.1, 12.1 en 28.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van voornoemd besluit, zich, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers

- werd in strijd met voorschrift 1.2 van genoemde vergunning het buitenterrein van de inrichting niet schoon en ordelijk gehouden; buiten de mestopslag op het middenterrein werd mest opgeslagen en/of gelost en/of
- werden in strijd met voorschrift 6.16 van genoemde vergunning landbouwmachines gestald die olie bevatten, terwijl dat stallen niet plaatsvond op een vloeistofdichte voorziening en
/of
- waren in strijd met voorschrift 6.6. van genoemde vergunning in de "veestal" negen,
althans een of meerdrums, geheel of gedeeltelijk gevuld met olie - zakelijk weergegeven - niet opgesteld boven een lekbakconstructie als bedoeld in dat voorschrift (6.6) en
/of
- vond op diverse plaatsen in/op de inrichting in strijd met voorschrift 16.13 van genoemde vergunning de opslag van oude accu's niet plaats in een vloeistofdichte bak die bestand is tegen het aanwezige elektrolyt
en/of
- waren in strijd met voorschrift 9.3 van genoemde vergunning vloeibare bestrijdingsmiddelen niet opgesteld in of boven een lekbakconstructie;

3.verdachte in/op nader te noemen periode(s)/tijdstip(pen), in de gemeente Putten, terwijl aan [medeverdachte] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Putten bij besluit van 29 januari 2007 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [perceel], oprichten en/of veranderen en/of de werking daarvan veranderen en/of in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 7.1, 8.1, 12.1 en 28.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van voornoemd besluit, zich, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,

(telkens) al dan niet opzettelijk, (telkens)heeft gedragen in strijd met een
of meervoorschrift
enverbonden aan voormelde vergunning, immers
- werd in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning
op of omstreeks 31 december 2008, althansin of omstreeks de maand december 2008,
althans in of omstreeks het jaar 2008,binnen de mestvergistingsinstallatie een hoeveelheid uienpulp, zijnde materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt (deel 5, afvalstroom nr. 1)
en
/of
(telkens
) al dan nietopzettelijk,
(telkens)heeft gedragen in strijd met een
of meervoorschrift
enverbonden aan voormelde vergunning, immers
- werd in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning
op of omstreeks 18 december 2008, althansin of omstreeks de maand december 2008,
althans in of omstreeks het jaar 2008,binnen de mestvergistingsinstallatie een mix van schillen van verschillende (soorten) citrusvruchten en/of citruspulp, zijnde materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt (deel 5, afvalstroom nr. 2)
en
/of
- werd in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning
op of omstreeks 12 december 2008, althansin of omstreeks de maand december 2008,
althans in of omstreeks het jaar 2008,binnen de mestvergistingsinstallatie een mix van schillen van verschillende (soorten) citrusvruchten en/of citruspulp, zijnde materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt (deel 5, afvalstroom nr. 4)
en
/of
- werd in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning
op of omstreeks 26 januari 2009, althansin of omstreeks de maand januari 2009,
althans in of omstreeks het jaar 2009,binnen de mestvergistingsinstallatie een mix van schillen van verschillende (soorten) citrusvruchten en/of citruspulp, zijnde materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt (deel 5, afvalstroom nr. 6);

4.verdachte op of omstreeks 5 december 2008 en/of op of omstreeks 19 december 2008, althans in of omstreeks de maand december 2008, althans in of omstreeks het jaar 2008, in de gemeente Putten, terwijl aan [medeverdachte] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Putten bij besluit van 29 januari 2007 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [perceel], oprichten en/of veranderen en/of de werking daarvan veranderen en/of in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 7.1, 8.1, 12.1 en 28.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van voornoemd besluit, zich, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk, (telkens) heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers

- werd (telkens) in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning binnen de mestvergistingsinstallatie een hoeveelheid gesmolten snoepgoed, zijnde materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt;

5.verdachte op of omstreeks 1 december 2008, althansin of omstreeks de maand december 2008, althans in of omstreeks het jaar 2008,in de gemeente Putten, terwijl aan [medeverdachte] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Putten bij besluit van 29 januari 2007 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [perceel], oprichten en/of veranderen en/of de werking daarvan veranderen en/of in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 7.1, 8.1, 12.1 en 28.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van voornoemd besluit,zich, tezamen en in vereniging met anderen ofeen ander, althans alleen, (telkens) al dan nietopzettelijk, (telkens)heeft gedragen in strijd met een of meervoorschriftenverbonden aan voormelde vergunning, immers

- werd (telkens) in strijd met voorschrift (D) 2.1 van genoemde vergunning binnen de mestvergistingsinstallatie een hoeveelheid glycerine, die
/datis vrijgekomen bij de winning van biodiesel uit koolzaadolie en/of andere
olie/oliën, zijnde materiaal dat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV was genoemd, verwerkt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Artikel 1, tweede lid, Wetboek van Strafrecht

Voor zover de raadsvrouw -met een beroep op artikel 1, tweede lid, Wetboek van Strafrecht- heeft aangevoerd dat bepaalde producten inmiddels wel op de positieve lijst zijn vermeld en in zoverre ontslag van rechtsvervolging zou moeten volgen, gaat het hof hier aan voorbij, nu het gaat om handelen in strijd met een vergunning en dus beslissend is wat op de positieve lijst stond ten tijde van de gedraging. Het hof zal met deze omstandigheid wel rekening houden bij de strafoplegging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 1, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Het onder 2, 4 en 5 bewezen verklaarde levert op:
Telkens:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon

en

Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon,

meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld ter zake alle feiten tot een geldboete van 35.000 euro.
De economische politierechter in de rechtbank Zutphen heeft de verdachte veroordeeld ter zake alle feiten tot een geldboete van 7.500 euro, waarvan 2.500 euro voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake alle feiten tot een geldboete van 6.750 euro, waarvan 2.500 euro voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte staat tegelijkertijd terecht met [medeverdachte] en [loonbedrijf] VOF. Vanwege de grote onderlinge verwevenheid van de personen is het hof aldus te werk gegaan dat het eerst in gedachten een straf heeft bepaald voor de gedragingen van [medeverdachte] en de twee rechtspersonen gezamenlijk. Vervolgens heeft het de uitkomst hiervan gedeeld door drie. Dit resultaat heeft het vervolgens als straf in elk van de drie zaken opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het handelen in strijd met een voorschrift krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, door percolaatwater, zijnde een verontreinigende en schadelijke stof af te laten stromen in een sloot en voorts aan handelen in strijd met een aantal milieutechnische voorschriften verbonden aan een vergunning die krachtens de Wet milieubeheer was verleend. Daarnaast heeft verdachte co-substraten die niet specifiek op de positieve lijst stonden vermeld, in een co-vergister verwerkt en derhalve in strijd met voorschriften gesteld bij de Wet milieubeheer gehandeld. Het is ook het hof onduidelijk gebleven in welke mate schade voor het milieu is ontstaan door het gebruik van de producten die in dit geval zijn gebruikt.
Ten voordele van verdachte overweegt het hof dat de positieve lijst een gebied is dat in ontwikkeling is, terwijl een aantal van de co-substraten waarover het gaat in deze zaak, inmiddels wel op de positieve lijst staan. Het hof gaat ervan uit dat met de betreffende co-substraten het milieu in ieder geval niet is geschaad. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat diverse aanpassingen en investeringen in het bedrijf na de bewezenverklaarde feiten zijn gedaan om de bedrijfsactiviteiten op juiste wijze te kunnen voortzetten. Ten gunste van verdachte neemt het hof verder in aanmerking het blanco strafblad.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat voor wat betreft de overtreding een boete van 200 euro en voor wat betreft de misdrijven een boete van 7.000 euro, waarvan 3.000 euro voorwaardelijk, passend en geboden is, met inachtneming van hetgeen hiervoor is vermeld over de verdeling tussen verdachte en de beide rechtspersonen.
De berechting heeft echter in zowel eerste aanleg als in hoger beroep niet plaats gevonden binnen de redelijke termijn, zodat het hof een matiging met tien procent redelijk acht. Het hof komt derhalve uit op een geldboete van 180 euro voor de overtreding en een geldboete van 6.300 euro, waarvan 3.000 euro voorwaardelijk, voor de misdrijven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 47, 51, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 18.18 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1, 2, 3 voor zover het betreft de misdrijven, 4 en 5 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 6.300,00 (zesduizend driehonderd euro).
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 3.000,00 (drieduizend euro), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde voor zover het betreft de overtreding

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 180,00 (honderdtachtig euro).

Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr M. Barels en mr A. van Waarden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 11 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.