Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De beoordeling van het geschilNieuwe producties
Procedure in eerste aanleg
Bespreking van de grieven
grief Ibetoogt [appellant] dat de discussie over de vraag wie in 2010 de contractpartij van [geïntimeerde] was niet meer relevant is, omdat [B.V. X] de volgens [geïntimeerde] bestaande provisievordering aan hem, [appellant], heeft gecedeerd. [appellant] beroept zich in dat verband op een door hem in het geding gebrachte en op 14 maart 2013 gedateerde onderhandse akte, die als volgt luidt:
“
CESSIE VAN VORDERING OP NAAMDe ondergetekende:
[appellant], bestuurder van de ontbonden BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID [B.V. X], voorheen gevestigd te Duiven aan de Kleipeer nummer 3,
De heer [geïntimeerde] stelt echter dat er nog wel een baat zou zijn, te weten een vordering terzake van provisie van € 2.501,- van [B.V. X] op de heer [geïntimeerde]. Deze vordering ad € 2.501,- zou d.d. 17 maart 2011 aldus [geïntimeerde] ten onrechte gefactureerd zijn door ondergetekende aan hem.
Deze vordering welke in rechte is ingesteld door ondergetekende jegens de heer [geïntimeerde], is inmiddels onderwerp van een hoger beroepsprocedure bij het gerechtshof, na te zijn afgewezen door de rechtbank Zwolle-Lelystad bij vonnis d.d. 5 juni 2012.
Nu de rechtbank kennelijk met [geïntimeerde] van oordeel is dat [B.V. X] een vordering heeft op [geïntimeerde] ad € 2.501,- cedeert [B.V. X] bij dezen de door [geïntimeerde] ingestelde vordering ad € 2.501,- aan ondergetekende [appellant], welke cessie door [appellant] bij dezen wordt aanvaardt”
(vgl. artikel 2:23c BW). Dat op 14 maart 2013, de datum van de akte van cessie, de vereffening was heropend (en [appellant] in dat verband tot vereffenaar was benoemd), is gesteld noch gebleken. Dat betekent dat [B.V. X] op 14 maart 2014 niet bestond. [B.V. X] kon dan ook geen vordering overdragen aan [appellant].