ECLI:NL:GHARL:2014:1990

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
21-004745-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Almelo. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling van de dochter van de aangever. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewijsbeslissing gekomen. De verdachte had op 17 januari 2011 de dochter van de aangever bedreigd, terwijl hij voor de deur van de woning van de aangever stond te schreeuwen. Hij dreigde dat hij terug zou komen met vrienden om de vrouw en dochters van de aangever te mishandelen als de aangever niet aan zijn eisen voldeed. Het hof heeft vastgesteld dat de bedreiging door de dochter van de aangever was gehoord en dat de verdachte opzettelijk de kans had aanvaard dat zij op de hoogte zou raken van zijn dreigement. De verdachte heeft ontkend schuldig te zijn, maar het hof oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De verdachte is vrijgesproken van de bedreiging van de aangever zelf en zijn andere dochter en echtgenote, omdat er onvoldoende bewijs was voor hun bedreiging. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 60 uren, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de bedreiging en de gevolgen voor het gezin van de aangever. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004745-12
Uitspraak d.d.: 11 maart 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Almelo van 19 november 2012 met parketnummer 08-014741-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. T. Geerdink, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het komt tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 januari 2011, in de gemeente [gemeente], [slachtoffer] en/of (diens dochter genaamd) [dochter 1 slachtoffer] en/of (diens dochter genaamd) [dochter 2 slachtoffer] en/of (diens echtgenote genaamd) [echtgenote slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat hij de handel moest intrekken en (dat) als [slachtoffer] dit niet deed, hij, verdachte, 's avonds wel terug zou komen met een stel vrienden en dat ze dan dwars door de voordeur zouden komen en de vrouw en dochters van die [slachtoffer] tot moes zouden slaan, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan bedreiging. De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Op 17 januari 2011 stond verdachte te schreeuwen voor de voordeur van de woning van aangever [slachtoffer] en zijn gezin in [plaats], nadat verdachte of zijn partner was gedagvaard omdat zij weigerden een openstaande rekening te betalen. Aangever hoorde verdachte schreeuwen dat hij “de handel” moest intrekken. Als aangever dit niet deed, dan zou verdachte terugkomen met een stel vrienden en zouden ze dwars door de voordeur komen en de vrouw en de dochters van aangever tot moes slaan. Dit dreigement is ook gehoord door de jongste dochter van aangever, [dochter 1 slachtoffer], die op dat moment thuis was. De echtgenote van aangever, [echtgenote slachtoffer], en zijn oudste dochter, [dochter 2 slachtoffer], waren niet thuis toen verdachte het dreigement uitte.
Het hof stelt vast dat verdachte heeft gedreigd de echtgenote en de dochters van aangever [slachtoffer] zwaar te mishandelen. Aangever is zelf niet bedreigd met zware mishandeling. Het is ook niet gebleken dat zijn echtgenote en oudste dochter op of omstreeks 17 januari 2011 op de hoogte zijn geraakt van de tenlastegelegde bedreiging. Ook is niet tenlastegelegd het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, hetwelk in dit geval in de rede had gelegen. Daarom wordt verdachte vrijgesproken van de bedreiging van [slachtoffer], [dochter 2 slachtoffer] en [echtgenote slachtoffer].
[dochter 1 slachtoffer] is wel op de hoogte geraakt van het dreigement dat verdachte in haar bijzijn heeft geuit in de richting van aangever. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij op de hoogte zou raken van het dreigement. Derhalve acht het hof bewezen dat verdachte de dochter [dochter 1 slachtoffer] opzettelijk heeft bedreigd met zware mishandeling.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks17 januari 2011, in de gemeente [gemeente],
[slachtoffer] en/of (diens dochter genaamd)[dochter 1 slachtoffer]
en/of (diens dochter genaamd) [dochter 2 slachtoffer] en/of (diens echtgenote genaamd) [echtgenote slachtoffer]heeft bedreigd met zware mishandeling,
althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat hij de handel moest intrekken en (dat) als [slachtoffer] dit niet deed, hij, verdachte, 's avonds wel terug zou komen met een stel vrienden en dat ze dan dwars door de voordeur zouden komen en de vrouw en dochters van die [slachtoffer] tot moes zouden slaan, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat in hoger beroep dezelfde straffen aan verdachte worden opgelegd.
De raadsman heeft subsidiair gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Naar aanleiding van een zakelijk geschil is verdachte naar het privé-adres van aangever gegaan en heeft hij onder meer gedreigd een van diens dochters zwaar te mishandelen. Deze bedreiging heeft veel angst teweeg gebracht binnen het gezin van aangever, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen en de door de echtgenote en de dochter van aangever afgelegde verklaringen ter zitting van het hof.
Verdachte heeft zich destijds kennelijk niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen. Ook achteraf heeft hij geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag.
In het nadeel van verdachte weegt mee dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare (gewelds)feiten.
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigen de omstandigheden waaronder verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alleen vanwege de ouderdom van dit feit - dat inmiddels meer dan drie jaar geleden heeft plaatsgevonden - acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf thans niet meer aangewezen. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om te volstaan met oplegging van een voorwaardelijke straf. Naast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand zal het hof een werkstraf voor de duur van 60 uren aan verdachte opleggen. Gelet op de ernst van het feit en de gevolgen voor aangever en zijn gezin is deze straf hoger dan door de advocaat-generaal is gevorderd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr. A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans, griffier,
en op 11 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.