In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.J. Voorink, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Nederland, team kanton en handelsrecht, dat op 20 maart 2013 was gewezen. De appellant had bij exploot van 18 juni 2013 de geïntimeerde, een besloten vennootschap, aangezegd van het vonnis in hoger beroep te komen. Echter, op 10 september 2013 verleende het hof akte van niet-dienen omdat de appellant geen memorie van grieven had ingediend, ondanks dat hij peremptoir was gesteld door de geïntimeerde. Tijdens de zitting op 7 februari 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De appellant voerde aan dat de memorie van grieven tijdig was verzonden, maar door een fout van zijn procesadvocaat niet op tijd ter griffie was ontvangen. De geïntimeerde betwistte dit en stelde dat de akte niet-dienen terecht was verleend.
Het hof oordeelde dat de appellant niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij geen gronden voor het hoger beroep had aangevoerd in de appeldagvaarding of in een memorie van grieven. Het hof benadrukte dat de tijdige indiening van de memorie van grieven cruciaal is voor de ontvankelijkheid in hoger beroep. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 683,- voor verschotten en € 1.788,- voor salaris. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.