ECLI:NL:GHARL:2014:194

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
14 januari 2014
Zaaknummer
200.133.908
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op hardheidsclausule en systeemfout in griffierechten bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van Almax Vastgoed B.V. tegen de Stichting Bewaarder Vastgoedmaatschap MPC Holland 41. De zaak had zijn oorsprong in eerdere vonnissen van de rechtbank Almelo, waarbij Almax als gedaagde was aangemerkt. Almax had op 22 augustus 2013 hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van 9 juni 2010, 22 juni 2011 en 12 juni 2013. Bij de aanvang van de procedure in hoger beroep op 1 oktober 2013, bleek dat Almax het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald. Dit leidde tot een aantal uitsteldata om te controleren of de betaling alsnog zou plaatsvinden.

Op 30 oktober 2013 werd het griffierecht alsnog betaald, maar dit was na de deadline van 29 oktober 2013. Almax voerde aan dat er een rekening-courant-verhouding bestond tussen haar advocaat en het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak, waardoor het griffierecht geacht moest worden tijdig te zijn voldaan. Het hof constateerde dat er inderdaad een systeemfout was opgetreden, waardoor de rekening-courant-verhouding niet correct was weergegeven in de database van het hof.

Het hof oordeelde dat, ondanks de late betaling, de omstandigheden van de zaak en de systeemfout voldoende aanleiding gaven om het beroep op de hardheidsclausule gegrond te verklaren. Het griffierecht werd als tijdig betaald aangemerkt, en de zaak werd verwezen naar de roldatum 25 februari 2014 voor het nemen van de memorie van grieven. Dit arrest werd uitgesproken op 14 januari 2014 door de rechters F.J.P. Lock, C.J. Laurentius-Kooter en K.J. Haarhuis.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.133.908
(zaaknummer rechtbank: C/08/103146)
arrest van de eerste kamer van 14 januari 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Almax Vastgoed B.V.,
gevestigd te Enschede,
hierna: Almax,
advocaat: J. Schutrups,
tegen:
de stichting
Stichting Bewaarder Vastgoedmaatschap MPC Holland 41,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
hierna: MPC Holland 41,
advocaat: mr. J.Ph. van Lochem.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 9 juni 2010, 22 juni 2011 en 12 juni 2013 die de rechtbank Almelo respectievelijk de rechtbank Overijssel, locatie Almelo heeft gewezen tussen Almax als gedaagde en MPC Holland 41 als eiseres.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Almax heeft bij exploot van 22 augustus 2013 MPC Holland 41 aangezegd van voormelde vonnissen van 9 juni 2010, 22 juni 2011 en 12 juni 2013 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van MPC Holland 41 voor dit gerechtshof.
2.2
Op de roldatum 1 oktober 2013 is de zaak aangebracht en is MPC Holland 41 bij advocaat verschenen.
2.3
Almax is in de gelegenheid gesteld om overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, derde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (hierna Wgbz) het op 1 oktober 2013 geheven griffierecht binnen vier weken te betalen. De zaak is verwezen naar de roldatum 29 oktober 2013, zijnde een termijn van vier weken gerekend vanaf de eerstdienende dag, voor afwachten betaling griffierecht appellant. Op de roldatum 29 oktober 2013 is geconstateerd dat Almax het griffierecht (nog) niet had betaald. Almax kon het griffierecht op 29 oktober 2013 tot 24.00 uur betalen. De zaak is vervolgens aangehouden en verwezen naar de roldatum 5 november 2013 om op die datum na te gaan of toch nog tijdige betaling door Almax had plaatsgevonden. Op de roldatum 5 november 2013 is geconstateerd dat het griffierecht niet op 29 oktober 2013 door Almax was betaald, maar op 30 oktober 2013.
2.4
In verband met het achterwege blijven van een tijdige betaling van het griffierecht aan de zijde van Almax heeft het hof de zaak verwezen naar de roldatum 19 november 2013 voor akte appellant uitlating artikel 127a lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), alsmede voor akte geïntimeerde uitlating over het voornemen incidenteel hoger beroep in te stellen.
2.5
Op de roldatum 19 november 2013 hebben partijen zich bij akte uitgelaten. Vervolgens is arrest bepaald op het griffiedossier.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Ingevolge artikel 3 lid 3 Wgbz diende Almax ervoor te zorgen dat het door haar verschuldigde griffierecht binnen vier weken vanaf de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting in hoger beroep zou zijn bijgeschreven op de rekening van dit hof, dan wel ter griffie van het dit hof zou zijn gestort. Die termijn verstreek op 29 oktober 2013. Almax heeft, zoals hiervoor al vermeld, het griffierecht alsnog op 30 oktober 2013 betaald, maar dat was te laat.
3.2
Almax geeft in haar akte van 19 november 2013 onder meer aan dat het griffierecht tijdig is voldaan omdat, op het moment dat het griffierecht verschuldigd werd (1 oktober 2013), tussen het kantoor van haar advocaat mr. J. Schutrups en het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een rekening-courant-verhouding bestond, waardoor het griffierecht dient te worden geacht te zijn betaald op het moment dat het is verschuldigd, in casu 1 oktober 2013.
3.3 Op de roldatum 1 oktober 2013 is in onderhavige zaak het griffierecht berekend en vastgelegd in het registratiesysteem van de civiele dagvaardingszaken bij het hof (ReIS). Op dat moment stond in de database waaruit ReIS haar gegevens put, vermeld dat er geen rekening-courant-verhouding met mr. J. Schutrups bestond. Dientengevolge is automatisch een nota naar mr. J. Schutrups verzonden met het verzoek binnen vier weken voor betaling zorg te dragen. Uit nader ingewonnen informatie bij LDCR blijkt dat op 1 oktober 2013 wel een rekening-courant-verhouding met mr. J. Schutrups bestond. Hoe het heeft kunnen gebeuren dat op 1 oktober 2013 de rekening-courant-verhouding niet was vermeld in de database waaruit ReIS haar gegevens put, heeft LDCR niet kunnen aangeven. Deze rekening-courant-verhouding is blijkens mededeling van het LDCR op 11 november 2013 beëindigd, maar dat kan en mag er niet aan in de weg hebben gestaan dat de rekening-courant-verhouding op 1 oktober 2013 geldig was.
3.4
Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een systeemfout en zal het beroep op de hardheidsclausule gegrond verklaren. Door het bestaan op 1 oktober 2013 van een rekening-courant-verhouding met mr. J. Schutrups, de advocaat van Almax, zal het verschuldigde griffierecht, dat weliswaar na ontvangst van de griffierechtennota één dag te laat werd betaald, worden aangemerkt als tijdig te zijn betaald.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat de zaak wordt verwezen naar de roldatum 25 februari 2014 voor het nemen van de memorie van grieven.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, C.J. Laurentius-Kooter en K.J. Haarhuis, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2014.