ECLI:NL:GHARL:2014:1860

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 maart 2014
Publicatiedatum
7 maart 2014
Zaaknummer
200.130.405-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning; gezag en hoofdverblijf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige, hierna aangeduid als [het kind]. De vader, verzoeker in het principaal hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om het gezag over [het kind] en wijziging van haar hoofdverblijfplaats. De rechtbank had op 15 mei 2013 de verzoeken van de vader afgewezen, maar hem wel vervangende toestemming verleend om [het kind] te erkennen. De moeder, geïntimeerde in het principaal hoger beroep, heeft het verzoek van de vader bestreden en incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de erkenning.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de onder curatele stelling van de moeder en de rol van Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland (BJZ) als voogd. Het hof heeft vastgesteld dat [het kind] sinds april 2013 in een pleeggezin verblijft en dat de vader omgang heeft met [het kind]. De vader heeft verzocht om het gezag over [het kind] te verkrijgen, maar het hof oordeelt dat dit in het belang van [het kind] niet is gewaarborgd. De vader heeft zich dwingend en manipulatief getoond richting de hulpverlening en heeft afspraken niet nagekomen.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, zowel wat betreft de vervangende toestemming tot erkenning als de afwijzing van de verzoeken van de vader inzake gezag en hoofdverblijf. Het hof benadrukt het belang van een goede hechting van [het kind] aan beide ouders en de noodzaak om de positie van de moeder te waarborgen. De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van de belangen van [het kind] en de zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de vader.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.130.405/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/123709 FA RK 12-1880)
beschikking van de familiekamer van 6 maart 2014
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats 1],
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.W. de Jong, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende op een geheim adres,
geïntimeerde het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Doornbos, kantoorhoudend te Groningen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland,

kantoorhoudend te Leeuwarden,
hierna te noemen: BJZ,

2.mr. G.L. van der Heide-Brink,

kantoorhoudend te Drachten,
hierna te noemen: de bijzondere curator,

3.de familie [X],

wonende te [woonplaats 2],
hierna te noemen: de pleegouders,

4.[A] en [B],

kantoorhoudend te [plaats 1],
hierna te noemen: de curatoren van de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 15 mei 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 18 juli 2013, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vader verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, die beschikking te vernietigen (het hof verstaat: voor wat betreft de afwijzing van zijn verzoeken ten aanzien van het gezag en het hoofdverblijf) en opnieuw rechtdoende de door hem gedane verzoeken om hem voortaan te belasten met het gezag over de minderjarige [het kind] (hierna: [het kind]), geboren op
[geboortedatum] in de gemeente [Y], en om haar hoofdverblijfplaats te wijzigen, alsnog toe te wijzen,
althans een onafhankelijke instantie te gelasten onderzoek te doen naar zijn opvoedingsvaardigheden en naar de mogelijkheden van een wijziging van haar hoofdverblijfplaats,
althans zodanig te beslissen als het hof in goede justitie zou vermenen te behoren.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 11 september 2013, heeft de moeder het verzoek in hoger beroep van de vader bestreden en verzocht dit af te wijzen.
2.3
Daarbij heeft de moeder tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De moeder verzoekt het hof in incidenteel hoger beroep het verzoek van de vader tot het verkrijgen van vervangende toestemming tot erkenning van [het kind], alsnog af te wijzen.
2.4
Daarop heeft de vader in het incidenteel hoger beroep een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie van het hof op 21 november 2013, waarin hij verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar beroep af te wijzen.
2.5
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 17 december 2013, heeft de bijzondere curator het verzoek in het incidenteel hoger beroep van de moeder bestreden en verzocht dit verzoek af te wijzen en de beschikking van de rechtbank ten aanzien van de vervangende toestemming tot erkenning, te bekrachtigen.
2.6
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 6 augustus 2013 een journaalbericht van diezelfde datum van mr. Lanting namens
mr. De Jong met bijlagen;
- op 27 januari 2014 een brief van diezelfde datum van BJZ, met bijlagen;
- op 5 februari een journaalbericht van diezelfde datum van mr. De Jong, met bijlage.
Het journaalbericht van mr. De Jong is weliswaar buiten de in het procesreglement gegeven termijn bij de griffie van het hof binnengekomen, maar het hof zal dit stuk niettemin in de beoordeling betrekken nu de betreffende bijlage een stuk van recente datum is en het hof kennisneming daarvan in het belang van de minderjarige acht.
2.7
De mondelinge behandeling heeft op donderdag 06 februari 2014 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
Namens de stichting zijn verschenen mevrouw mr. [Z] en mevrouw [Q].
Tevens zijn verschenen de bijzondere curator, de pleegouders en één van de curatoren van de moeder, [B].
Mevrouw [S] was, met instemming van de belanghebbenden, ter ondersteuning van de moeder als toehoorder ter zitting aanwezig.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de affectieve relatie tussen de ouders is [het kind] geboren.
3.2
De moeder staat onder curatele. Bij beschikking van 3 september 2012 is aan BJZ de voogdij over [het kind] opgedragen.
3.3
[het kind] verblijft sinds april 2013 in een pleeggezin.
3.4
De vader heeft omgang met [het kind], te weten eenmaal per twee weken van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:30 uur bij zijn ouders.
De moeder ziet [het kind] eenmaal in de twee weken een ochtend in het pleeggezin.
3.5
Bij de bestreden beschikking is aan de vader vervangende toestemming verleend om [het kind] te erkennen. De erkenning is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 30 mei 2013.
Bij de bestreden beschikking zijn daarnaast de verzoeken van de vader ten aanzien van het gezag en het hoofdverblijf van [het kind], afgewezen.
De vader is in beroep gekomen voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van het gezag en het hoofdverblijf. De moeder heeft incidenteel beroep ingesteld voor wat betreft de beslissing ten aanzien van de erkenning.

4.De motivering van de beslissing

De vervangende toestemming tot erkenning
4.1
Het hof is - evenals de rechtbank - van oordeel dat er geen grond is om de vader vervangende toestemming tot erkenning van [het kind] te onthouden. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank dienaangaande over en maakte deze - na eigen onderzoek - tot de zijne. De grieven in het incidenteel appel van de moeder treffen derhalve geen doel en het hof zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
4.2
Het hof overweegt ten overvloede het volgende. BJZ heeft meegedeeld dat - bij toestemming aan de vader om [het kind] te erkennen - ingezet zal worden op een opname van [het kind] met de vader in [R] te [plaats 2] zodat kan worden bezien of het mogelijk is om [het kind] op termijn bij de vader te laten opgroeien. Het hof is van oordeel dat de beoogde opname van [het kind] met de vader in [R] haaks staat op de bestaande zorgen over de opvoedingsvaardigheden en het gedrag van de vader, en het waarborgen van contact(-groei) met de moeder. Daarbij komt dat BJZ tevens heeft meegedeeld dat er twijfel is over de kans van slagen van de opname en dat plaatsing van [het kind] bij de vader, wat BJZ betreft, in elk geval niet binnen afzienbare tijd in de rede ligt. De vader heeft zich dwingend en manipulatief getoond richting de hulpverlening en is afspraken met de hulpverlening ten aanzien van [het kind] niet nagekomen. Het hof komt een opname van de vader met [het kind] in dat licht prematuur voor, mede gelet op het feit dat - ter beoordeling van de pedagogische vaardigheden van de vader - ook andere wegen openstaan dan een opname met [het kind] in [R]. Het verdient naar het gevoelen van het hof aanbeveling dat bij de definitieve beslissing hierover, die in de eerste plaats aan BJZ als voogd is voorbehouden, de risico's waaraan [het kind] mogelijk wordt blootgesteld, worden meegewogen waarbij ook - voor [het kind] minder belastende - alternatieven worden betrokken.
Het gezag
4.3
Het hof is - evenals de rechtbank - van oordeel dat, door te bepalen dat de vader voortaan het gezag over [het kind] zal uitoefenen, haar belangen worden verwaarloosd. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank dienaangaande over en maakt deze - na eigen onderzoek - tot de zijne.
4.4
Het hof voegt daar het volgende aan toe. [het kind] heeft belang bij een goed contact met en adequate hechting aan haar beide ouders. Degene die bevoegd is beslissingen over [het kind] te nemen dient dit in aanmerking te nemen en het belang van [het kind] daarbij voorop te stellen. De moeder is vanwege haar onder curatelestelling niet in staat het gezag uit te oefenen en ten aanzien van de vader bestaan twijfels over zijn opvoedingsvaardigheden. Tussen de ouders bestaat een ambivalente verhouding waarin sprake lijkt van een onbalans in de machtsverhouding. Zoals hiervoor reeds overwogen, heeft de vader zich dwingend en manipulatief getoond richting de hulpverlening en de moeder en is hij afspraken met de hulpverlening ten aanzien van [het kind] niet nagekomen. Gelet op deze situatie is toekenning van het gezag over [het kind] aan de vader niet aan de orde. Het hof is van oordeel dat het belang van [het kind] onvoldoende is gewaarborgd wanneer de vader het gezag over haar uitoefent. Daarbij komt dat - gelet op de onderlinge verhouding tussen de ouders - geenszins zicht is op waarborging van de positie van de moeder in het leven van [het kind], terwijl dit wel in haar belang is.
De hoofdverblijfplaats
4.5
Nu de vader niet het gezag over [het kind] uitoefent, komt het hof niet toe aan de beoordeling van zijn grieven ten aanzien van de door de rechtbank gegeven beslissing op het punt van het hoofdverblijf van [het kind]. Het hof zal de bestreden beschikking ook op dit punt bekrachtigen.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 15 mei 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Garos , voorzitter, mr. A.W. Beversluis en
mr. J.D.S.L. Bosch, bijgestaan door de griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 6 maart 2014.