ECLI:NL:GHARL:2014:1825
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenarrest inzake ontnemingszaak met discussie over dossiervorming en ontvankelijkheid openbaar ministerie
In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2014 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege onduidelijkheid over de samenstelling van het dossier dat van de rechtbank is ontvangen. Het hof heeft vastgesteld dat er discussie is ontstaan over de vorming en samenstelling van het dossier, waarbij het hof niet in staat is om vast te stellen welke stukken door de griffier van de rechtbank zijn toegezonden aan de intake-unit van het ressortsparket. Dit heeft geleid tot een situatie waarin het hof niet kan bepalen welke set met stukken daadwerkelijk door de griffier is verzonden.
Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdediging in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de status van de stukken. De advocaat-generaal heeft gesteld dat de stukken reeds deel uitmaken van het dossier, terwijl de verdediging dit betwist. Het hof heeft geconcludeerd dat er twee sets met stukken zijn, maar kan niet vaststellen welke set de juiste is. Om deze impasse op te lossen, heeft het hof voorgesteld om beide sets met stukken te vergelijken. Dit vereist echter aanzienlijke inspanning van de verdediging, wat leidt tot extra kosten voor rechtsbijstand.
Uiteindelijk heeft het hof besloten het onderzoek te heropenen en de stukken in handen te stellen van de advocaat-generaal, die een afschrift aan de verdediging moet verstrekken. Het hof heeft bepaald dat het onderzoek zal worden hervat over ten minste zes maanden, waarbij de verdediging wordt verzocht haar bevindingen schriftelijk aan het hof toe te zenden. De beslissing van het hof is gebaseerd op de mogelijkheid van herstel en de jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat tijdsverloop geen grond vormt voor niet-ontvankelijkverklaring.