Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer, hierna aangeduid als [appellant]. De werknemer was ontslagen wegens seksuele intimidatie van een passagier uit een kwetsbare en afhankelijke doelgroep. Het hof heeft het tussenarrest van 14 mei 2013 overgenomen en het verdere verloop van het geding in hoger beroep besproken. Op 29 augustus 2013 heeft een getuigenverhoor aan de zijde van [appellant] plaatsgevonden, gevolgd door getuigenverhoren aan de zijde van [geïntimeerde] op 25 november 2013. De getuigenverklaringen zijn door het hof beoordeeld, waarbij de verklaring van de passagier, aangeduid als [C], als voldoende gedetailleerd werd beschouwd. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen aan de zijde van [appellant] niet voldoende waren om het bewijs van de ongewenste handtastelijkheid te ontzenuwen. Het hof concludeerde dat de gedragingen van [appellant] voldoende grond vormden voor het ontslag op staande voet. De eerdere vonnissen van de kantonrechter werden bekrachtigd, en [appellant] werd veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. Het hof verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.