ECLI:NL:GHARL:2014:1531

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2014
Publicatiedatum
28 februari 2014
Zaaknummer
21-003733-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wederrechtelijke vrijheidsberoving, verkrachting en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, verkrachting, (zware) mishandeling en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van het slachtoffer niet betrouwbaar waren en dat er geen sprake was van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het hof verwierp deze verweren en bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de beslissingen omtrent het beslag, die werden vernietigd en opnieuw rechtgedaan. Het hof baseerde zijn oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, die als geloofwaardig werden beschouwd, en op andere bewijsmiddelen zoals getuigenverklaringen en aangetroffen voorwerpen. Het hof oordeelde dat de omstandigheden waaronder het slachtoffer zich bevond, haar vrijheid om te ontsnappen ernstig beperkten, en dat de verklaringen van de medeverdachte en de verdachte zelf de beschuldigingen bevestigden. Het hof heeft ook de motivering van de straf en de beslissingen omtrent het beslag behandeld, waarbij het bepaalde voorwerpen aan de verdachte teruggaf en andere voorwerpen verbeurd verklaarde. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en de advocaat-generaal, waarbij de verdachte niet aanwezig was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003733-13
Uitspraak d.d.: 3 maart 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 14 maart 2013 met parketnummer 16-700177-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in [PPC].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr J.P. Plasman, naar voren is gebracht. Tevens heeft het hof kennis genomen van hetgeen namens de benadeelde partij [slachtoffer], door haar raadsvrouw, mr L.A.M.G. Wellen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, met aanvulling en verbetering van gronden als na te melden, bevestigen met uitzondering van de beslissingen omtrent het beslag. Het vonnis zal op dat onderdeel worden vernietigd en in zoverre zal opnieuw worden rechtgedaan.
De
bewezenverklaring en de bewijsmotiveringdient, mede in aanmerking genomen de in hoger beroep ingenomen standpunten, als volgt te worden verbeterd en aangevuld.
1.
De bewijsmotivering van de rechtbank, waar het hof zich dus in kan vinden, is voor een belangrijk onderdeel gebaseerd op de verklaring van aangeefster [slachtoffer]. Evenals de rechtbank acht het hof die verklaring geloofwaardig. De rechtbank heeft die verklaring voornamelijk geloofwaardig geacht op grond van intrinsieke omstandigheden die [slachtoffer] zelf betreffen en haar verklaringen in onderling verband beschouwd. Wat betreft de extrinsieke omstandigheden heeft de rechtbank volstaan met de overweging dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in diverse andere bewijsmiddelen. Het hof begrijpt de rechtbank aldus (en vult de overwegingen van de rechtbank anders als volgt aan) dat de verklaring van [slachtoffer] bevestiging vindt in de gevonden briefjes, de in de woning aangetroffen medicijnen en voorwerpen en de verschillende getuigenverklaringen. Daarnaast vormt naar het oordeel van het hof de ernst van het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel en de pijn die [slachtoffer] daarvan moet hebben ondervonden een contra-indicatie voor de vrijwilligheid van haar verblijf gedurende de tenlastegelegde periode. Daarbij komen ten slotte nog bij de ter terechtzitting in hoger beroep door de medeverdachte [medeverdachte] afgelegde getuigenverklaring alsmede de verklaring van verdachte zelf bij de gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting. Medeverdachte [medeverdachte] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard
dathij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer] meermalen met een fles op het gezicht, de armen en de benen heeft geslagen,
dater continu mishandelingen waren,
dathij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer] met de vuist heeft geslagen en heeft geschopt,
dathij heeft gezien dat [slachtoffer] “blauw” was en brandwonden van sigaretten op haar huid had,
dathij [slachtoffer] met een bebloed gezicht op bed heeft zien liggen en
dathij heeft gezien dat [slachtoffer] een opgezwollen kaak had. Verdachte heeft zelf – zakelijk weergegeven - verklaard
dathij gezien heeft dat medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer] met de vuist heeft geslagen en geschopt. Het hof voegt deze verklaringen toe aan de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen.
2.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de praktische gelegenheden die [slachtoffer] mogelijk had om uit de woning te ontsnappen of anderszins de buitenwereld van haar situatie op de hoogte te brengen niet afdoen aan bewezenverklaring van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Zo die gelegenheden al hebben bestaan, hebben verdachte en diens medeverdachte, naast de fysieke beperkingen die [slachtoffer] zijn opgelegd, kort na het moment dat [slachtoffer] in de woning is aangekomen op 1 november 2011 tot aan haar vondst op 16 februari 2012 door de bewezenverklaarde feitelijkheden een dusdanig dreigende situatie voor [slachtoffer] gecreëerd waardoor voor haar, mede in aanmerking genomen haar doofheid en spraakgebrek, de vrijheid ontbrak zich aan verdachte en medeverdachten te onttrekken. Uit het enkele feit dat zij van de eventuele praktische gelegenheden om dat te doen geen gebruik heeft gemaakt, kan naar het oordeel van het hof evenmin worden afgeleid dat haar verblijf in de woning vrijwillig was.
3.
De rechtbank overweegt op enkele plaatsen in het vonnis dat ze bepaalde feiten en omstandigheden “aannemelijk acht”. Het hof leest deze passages (en verbetert deze passages anders als volgt) dat de rechtbank heeft geoordeeld dat die feiten en omstandigheden “buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld”, daar de redengevende bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen die conclusie naar het oordeel van het hof eveneens rechtvaardigen.
4.
Het hof acht anders dan de rechtbank niet bewezen dat de telefoon van [slachtoffer] is afgenomen en spreekt de verdachte van dat onderdeel van het onder 1 tenlastegelegde feit vrij (“de mobiele telefoon van die [slachtoffer] afgenomen”).
5. Het hof leest op pagina 4 van het vonnis de zin “Ze was bang omdat ze niet wist of de mannen thuis waren of niet” verbeterd als “Ze was bang omdat ze niet wist of de lange man thuis was of niet”.
6.
Het hof leest op pagina 5 onderaan en pagina 6 bovenaan van het vonnis de zin “Ook is ze door hem met een stok en een bezem geslagen” verbeterd als “Ook is ze door hem met een stok van de bezem geslagen”.
7.
Het hof leest op pagina 9 van het vonnis de zinnen “Hij heeft onder meer geluiden van martelingen en pijn gehoord. Hij hoorde dit in december 2011. Het waren geluiden van een meisje. Hij hoorde geschreeuw van de pijn, niet van genot” verbeterd als “Hij heeft van [getuige] gehoord dat die geluiden van martelingen en pijn heeft gehoord. [getuige] heeft dit in december 2011 gehoord. Volgens [getuige] waren het geluiden van een meisje en hoorde [getuige] geschreeuw van de pijn, niet van genot”.
8.
Het hof verbetert de volgende voetnoten:
  • Voetnoot 6: aanvullen met pagina’s 333 en 334.
  • Voetnoot 22: ‘pagina 462 onderste gedeelte en verwijderen
  • Voetnoot 47: aanvullen met pagina 536 bovenaan
  • Voetnoot 56: pagina 528 vervangen door pagina 532 bovenaan
  • Voetnoot 62: aanvullen met pagina 493
  • Voetnoot 80: pagina 1391 vervangen door pagina 1392
  • Voetnoot 92: aanvullen met pagina 843
  • Voetnoot 98: aanvullen met pagina’s 1433 en 1434
De
motivering van de straf en maatregeldient, mede in aanmerking genomen de in hoger beroep ingenomen standpunten en de met het oog op de behandeling in hoger beroep aanvullende rapporten, als volgt te worden aangevuld.
1.
De verdediging heeft het hof verzocht de behandeling van de zaak aan te houden teneinde verdachte te laten observeren in het Pieter Baan Centrum om duidelijkheid te verkrijgen over de mate van verdachtes toerekeningsvatbaarheid. Het hof wijst dat verzoek af nu de noodzaak daarvan niet is gebleken. Ten behoeve van de behandeling in eerste aanleg is ten aanzien van verdachte een tripelrapportage Pro Justitia opgemaakt door psychiater [psychiater] en psycholoog [psycholoog]. In hoger beroep hebben beide gedragsdeskundigen opnieuw (kort) gedragskundig onderzoek verricht en op basis van dat onderzoek aanvullend gerapporteerd. Beide deskundigen blijven bij hun eerder gegeven advies. Het hof acht zich op basis van de uitgebrachte rapportages voldoende voorgelicht om de in deze zaak voorliggende vragen te beantwoorden en in het bijzonder de mate van verdachtes toerekeningsvatbaarheid. Daaraan doet naar het oordeel van het hof niet af dat, zoals de raadsman naar voren heeft gebracht, het enige tijd duurt voordat het tot een goed gesprek komt met verdachte, [psycholoog] de antisociale trekken bij verdachte thans nog nadrukkelijker aanwezig acht en verdachte langzamerhand meer openheid geeft omtrent hetgeen rond [slachtoffer] is voorgevallen. Deze omstandigheden hebben de beide gedragsdeskundigen er immers niet toe gebracht zich te onthouden van het geven van advies of tot een andersluidend advies dan gegeven in de tripelrapportage.
2.
Met het oog op de behandeling in hoger beroep zijn als gezegd twee aanvullende rapportages opgemaakt door psychiater [psychiater] (rapportage pro justitia d.d. 18 november 2013) en psycholoog [psycholoog] (rapportage pro justitia d.d. 18 oktober 2013). Beide gedragsdeskundigen concluderen daarin dat ze blijven bij hun eerder gegeven advies. Het hof ziet dan ook geen reden om tot een ander oordeel dan de rechtbank te komen omtrent de noodzaak dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.

Beslissingen omtrent het beslag

De voorwerpen genoemd onder nrs. 35, 45 en 47 op de door de officier van justitie bij de behandeling in eerste aanleg overgelegde beslaglijst, die nog niet zijn teruggegeven, behoren aan de verdachte toe. Zij zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan of voorbereid met behulp van de onder nrs. 1 t/m 8, 11, 15, 18, 19, 20, 31, 32, 49 en 50 op de door de officier van justitie bij de behandeling in eerste aanleg overgelegde beslaglijst genoemde inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de veroordeelde toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van veroordeelde.
Ten aanzien van de onder nrs. 9, 12, 13, 14, 16, 17, 21 t/m 24, 27, 29, 33, 34, 36, 37, 40 t/m 44 en 46 op de door de officier van justitie bij de behandeling in eerste aanleg overgelegde beslaglijst gelast het hof de teruggave aan de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissingen omtrent het beslag en doet in zoverre opnieuw recht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nr. 35 (vleesmes);
nr. 45 (groentemes);
nr. 47 (14 stuks injectiespuit).
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nrs. 1 t/m 8 (diverse beddengoed);
nr. 11 (voorbehoedsmiddel);
nr. 15 (dildo, handboeien en sleutels);
nr. 18 (viagra);
nr. 19 (6 stuks medicijn);
nr. 20 (5 stuks medicatie);
nr. 31 (papiersnijder);
nr. 32 (seksartikel);
nr. 49 (handboei);
nr. 50 (seksartikel).
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nr. 9 (shirt);
nr. 12 (broek);
nr. 13 (blouse);
nr. 14 (rol duke-tape);
nr. 16 (15 stuks poststukken);
nr. 17 (5 stuks poststukken);
nr. 21 (jas);
nr. 22 (poststuk);
nr. 23 (6 stuks papier);
nr. 24 (DVD schijf);
nr. 27 (2 stuks briefpost);
nr. 29 (5 stuks cd-rom);
nr. 33 (baby olie);
nr. 34 (baby olie);
nr. 36 (4 stuks huishoudelijke artikelen);
nr. 37 (reisdocument);
nr. 40 (3 stuks schrijfgerei);
nr. 41 (2 stuks Cd-rom);
nr. 42 (9 stuks DVD schijf);
nr. 43 (Fototoestel);
nr. 44 (9 stuks DVD schijf)
nr. 46 (2 stuks Cd-rom).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr A.W.M. Elders en mr M. Keppels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Robroek, griffier,
en op 3 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 3 maart 2014.
Tegenwoordig:
mr M. Otte, voorzitter,
mr C.M.J. Krol, advocaat-generaal,
mr I.I.D. Leene, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.