Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
[verdachte],
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Appelmemorie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden en een werkstraf van 240 uren. De officier van justitie heeft in de appelakte een beperking opgenomen, waarbij het hoger beroep enkel gericht was tegen de strafmotivering en strafoplegging. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat deze beperking ontoelaatbaar is en niet hersteld kan worden door het openbaar ministerie. De Hoge Raad heeft in eerdere jurisprudentie vastgesteld dat het herstellen van ontoelaatbare beperkingen in de akte van hoger beroep alleen aan de verdachte en zijn raadsman toekomt. Het hof verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, omdat de beperking in strijd is met artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat hoger beroep slechts tegen het vonnis in zijn geheel kan worden ingesteld, tenzij er sprake is van gevoegde strafbare feiten, wat hier niet het geval is. De uitspraak van het hof is gedaan op 14 februari 2014, na een zitting waarin de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft de beslissing genomen in het belang van een correcte rechtsgang en om te waarborgen dat de rechten van de verdachte niet worden geschaad.