ECLI:NL:GHARL:2014:1434
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- P.H. van Ginkel
- H. Wammes
- F.J.P. Lock
- Rechtspraak.nl
Incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging in civiele procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de rechtbank Zutphen. De appellanten, bestaande uit meerdere besloten vennootschappen en een naamloze vennootschap, hebben in hoger beroep een verzoek ingediend om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 27 februari 2013 te schorsen. Dit vonnis had hen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de geïntimeerde, die in deze procedure als verweerder optreedt. De appellanten stelden dat het vonnis berustte op een juridische of feitelijke misslag en dat de geïntimeerde misbruik maakte van zijn executierecht.
Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat bij de beoordeling van een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging een belangenafweging dient plaats te vinden. Het hof oordeelde dat de appellanten onvoldoende feiten of omstandigheden hebben aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat de tenuitvoerlegging van het vonnis niet kan worden aanvaard. De appellanten hebben niet aangetoond dat de geïntimeerde misbruik maakt van zijn recht om het vonnis ten uitvoer te leggen, noch dat er sprake is van een noodtoestand die schorsing zou rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft het hof de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging afgewezen en de appellanten veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor verdere behandeling in de hoofdzaak. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.