In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen Woningborg N.V. en de curator van een failliete aannemer, Avabouw B.V. De opdrachtgever, Woningborg, had een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een woning, waarbij de betaling in termijnen was geregeld. Tijdens de bouw werd de aannemer failliet verklaard, en de curator weigerde de overeenkomst gestand te doen. Woningborg had al een aanzienlijk bedrag aan de aannemer betaald, maar de woning was nog niet opgeleverd. De curator stelde dat de overeenkomst niet kon worden nagekomen en vorderde betaling van een bedrag dat Woningborg nog aan de failliete aannemer verschuldigd zou zijn.
Het hof oordeelde dat de curator niet kon eisen dat de waarborgsom, die bij de notaris in depot stond, aan de boedel werd uitgekeerd, omdat de voorwaarden voor het vrijgeven van deze waarborgsom niet waren vervuld. De curator had geen recht op de waarborgsom, omdat de aannemingsovereenkomst niet was nagekomen door de failliete aannemer. Het hof stelde vast dat de curator geen aanspraak kon maken op de waarborgsom, omdat de laatste termijn pas opeisbaar was bij oplevering van de woning, die nooit had plaatsgevonden. De vordering van Woningborg tot vrijgave van de waarborgsom werd toegewezen, terwijl de vordering van de curator tot betaling van een bedrag door Woningborg werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt de gevolgen van faillissement voor wederkerige overeenkomsten en de rechten van partijen in het geval van niet-nakoming door de failliete partij. Het hof oordeelde dat de curator niet kon terugvallen op de overeenkomst om betaling te eisen voor werkzaamheden die vóór de faillietverklaring waren verricht, omdat de curator zich niet bereid had verklaard de overeenkomst na te komen. De zaak illustreert de complexiteit van faillissementsrecht en de bescherming van de rechten van schuldeisers en debiteuren in dergelijke situaties.