ECLI:NL:GHARL:2014:1360

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
24 februari 2014
Zaaknummer
ks 21-007245-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van gevaarlijke stoffen door bebouwde kommen van Delfzijl en Appingedam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een rechtspersoon, was aangeklaagd voor het niet naleven van de verplichtingen uit de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen door de bebouwde kommen van Delfzijl en Appingedam op 2 april 2012. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 660,00.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk niet aan de verplichting heeft voldaan om de bebouwde kom van Delfzijl te vermijden, maar dat er redelijkerwijs geen alternatieve route beschikbaar was voor het vervoer door de bebouwde kom van Appingedam. Het hof verwierp het beroep op de uitzonderingsgrond van artikel 11, lid 2, onder a, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen voor Delfzijl, maar oordeelde dat de verdachte voor Appingedam ontslagen moest worden van alle rechtsvervolging.

De uitspraak concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het vervoer door Delfzijl en legde een geldboete op van € 350,00. Het hof heeft de eerdere strafbeschikking van de officier van justitie vernietigd en het vonnis waarvan beroep vernietigd, waarbij het hof opnieuw recht deed. De beslissing is genomen door een kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007245-13
Uitspraak d.d.: 25 februari 2014
TEGENSPRAAK
(Promis)

Verkort arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 augustus 2013 met parketnummer 84-172534-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

gevestigd te [vestigingsadres],
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van verdachte], vestigingsleider van [filiaal van verdachte].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling ter zake van deze feiten tot een geldboete van € 660,00. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de vertegenwoordiger van verdachte en haar raadsman, mr. H.H. van Steijn, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
dat zij, op of omstreeks 2 april 2012 in de gemeente(n) Delfzijl en/of Appingedam, althans in Nederland, als degene die met een voertuig langs de weg gevaarlijke stoffen vervoert, al dan niet opzettelijk, niet aan haar verplichting heeft voldaan, de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 als zodanig aangeduide bebouwde kom (bord model H1 van Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990) van de gemeente(n) Delfzijl en/of Appingedam te vermijden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat zij, op 2 april 2012 in de gemeenten Delfzijl en Appingedam, als degene die met een voertuig langs de weg gevaarlijke stoffen vervoert, opzettelijk, niet aan haar verplichting heeft voldaan, de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 als zodanig aangeduide bebouwde kom (bord model H1 van Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990) van de gemeenten Delfzijl en Appingedam te vermijden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Kwalificatie van het bewezen verklaarde

het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, meermalen gepleegd, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.

Strafbaarheid van de feiten

Door en namens verdachte is aangevoerd dat de bij haar in dienst zijnde chauffeur met het voertuig door de bebouwde kommen van Delfzijl en Appingedam heeft gereden, maar dat verdachte dient te worden vrijgesproken, dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de uitzonderingsgronden van artikel 11, tweede lid, onder a en b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (hierna: Wvgs) van toepassing zijn.
Volgens de raadsman was het vervoer binnen de bebouwde kom van Delfzijl noodzakelijk ten behoeve van het laden van het voertuig. Daarnaast was er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom (het hof begrijpt: van Appingedam) beschikbaar.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De door de raadsman aangevoerde omstandigheden zijn aan te merken als een fait d'excuse en komen aan de orde bij de vraag naar de strafbaarheid van het feit.
Uit de stukken is gebleken dat de gevaarlijke stoffen zijn geladen bij [bedrijf], gevestigd aan de [straat]. Volgens openbaar te raadplegen kaartmateriaal (Google maps) is de [straat] gelegen in Farmsum. De verbalisanten hebben op 2 april 2012 geconstateerd dat de chauffeur op de [straat] te Farmsum reed en vervolgens door de bebouwde kom van Delfzijl reed. De door de raadsman aangevoerde omstandigheid dat het vervoer van de gevaarlijke stoffen door de bebouwde kom van Delfzijl noodzakelijk was ten behoeve van het laden daarvan, is niet aannemelijk gemaakt en ook overigens is dit op grond van de stukken niet aannemelijk geworden. In dit verband overweegt het hof dat de bebouwde kom van Delfzijl had kunnen worden vermeden door het volgen van de route via de N991, de N362 (Holeweg) en de N33. Het beroep op de in artikel 11, tweede lid, onder a, van de Wvgs geformuleerde uitzonderingsgrond wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen door de bebouwde kom van Appingedam over de N360 heeft verdachte aannemelijk gemaakt dat er in dit geval redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar was, zodat verdachte, gelet op de in artikel 11, tweede lid, onder b, van de Wvgs geformuleerde uitzondering, ten aanzien van dit deel van de bewezenverklaring zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Strafbaarheid verdachte

Verdachte is strafbaar nu van het tegendeel niet is gebleken.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren en de financiële draagkracht van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zonder noodzaak gevaarlijke stoffen vervoerd door de bebouwde kom van Delfzijl. Verdachte heeft hiermee gehandeld in strijd met de doelstelling van de Wet gevaarlijke stoffen, de bevordering van de openbare veiligheid bij het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 januari 2014 is gebleken dat verdachte eerder ter zake van economische delicten onherroepelijk tot geldboetes is veroordeeld.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat een geldboete van € 350,00 een passende en noodzakelijke bestraffing is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 51 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de door de officier van justitie op 10 oktober 2012 uitgevaardigde strafbeschikking.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor vermeld;
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging, voor zover het bewezen verklaarde betrekking heeft op de gemeente Appingedam.
Verklaart het bewezenverklaarde, voor zover betrekking hebbende op de gemeente Delfzijl, strafbaar en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro).
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 25 februari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.