ECLI:NL:GHARL:2014:1358
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het Gerechtshof in hoger beroep tegen vonnis economische politierechter
In deze zaak heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 29 augustus 2013. Het hoger beroep werd behandeld door de commune strafkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 februari 2014. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in hoger beroep is gedagvaard om te verschijnen voor de commune strafkamer, terwijl de zaak volgens de Wet op de economische delicten behandeld dient te worden door de economische kamers van de gerechtshoven. Dit is geregeld in artikel 52 van de Wet op de economische delicten en artikel 64 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Gezien deze wettelijke bepalingen heeft het hof geconcludeerd dat het zich niet bevoegd acht om kennis te nemen van de zaak. De beslissing van het hof was dan ook om zich onbevoegd te verklaren. Dit arrest is op 11 februari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. O. Anjewierden, samen met raadsheren mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. E. de Witt, en in aanwezigheid van griffier mr. I.N. Koers.