ECLI:NL:GHARL:2014:1301

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
11/00197
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorlopige aanslag inkomstenbelasting en heffingsrente

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 18 mei 2011 het beroep tegen de voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting en de beschikking heffingsrente ongegrond verklaarde. De voorlopige aanslag was opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Rotterdam. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd afgewezen. Het Hof heeft de zaak behandeld op zittingen in Arnhem, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. [A] en de Inspecteur door [B], bijgestaan door [C].

Tijdens de procedure heeft het Hof vastgesteld dat de voorlopige aanslag op 29 april 2010 was verminderd tot een premie-inkomen van nihil, wat betekende dat de Inspecteur tegemoet was gekomen aan de grieven van belanghebbende. Het geschil in hoger beroep betrof de ontvankelijkheid van het hoger beroep, waarbij de hoogte van de voorlopige aanslag niet ter discussie stond. Het Hof oordeelde dat belanghebbende belang had bij het hoger beroep, ondanks de vermindering van de aanslag.

Het Hof heeft uiteindelijk het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De kosten werden vastgesteld op € 243, en het Hof gelastte de Staat het griffierecht van € 153 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 februari 2014, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 11/00197
uitspraakdatum: 18 februari 2014
nummer /
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Leeuwarden van 18 mei 2011, nummer AWB 09/2682 IB/PVV, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Rotterdam(hierna: de Inspecteur).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen opgelegd en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag en de beschikking. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.3.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 8 juni 2011 ter griffie ingekomen.
1.5.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2012 te Arnhem. Met instemming van partijen zijn daar gezamenlijk behandeld de zaken met nummer 11/‌00165 tot en met 11/‌00170 en 11/‌00197. Namens belanghebbende is daar verschenen mr. [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B], bijgestaan door [C]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
1.7.
Het Hof heeft het vooronderzoek heropend. De Inspecteur heeft bij brieven van 26 november 2012 en 25 januari 2013 nadere inlichtingen verstrekt. Belanghebbende heeft bij brief van 25 december 2012 nadere inlichtingen verstrekt.
1.8.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2013 te Arnhem. Met instemming van partijen zijn daar gezamenlijk behandeld de zaken met nummer 11/‌00165 tot en met 11/‌00170, 11/‌00197, 12/‌00236 tot en met 12/‌00240 en 12/‌00411. Namens belanghebbende is daar verschenen mr. [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B], bijgestaan door [C]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

Bij beschikking van 29 april 2010 is de in geding zijnde voorlopige aanslag verminderd tot een berekend naar een premie-inkomen van nihil. Daarmee is de Inspecteur tegemoetgekomen aan de grieven van belanghebbende.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.
Tussen partijen is in geschil of het hoger beroep ontvankelijk is. De hoogte van de voorlopige aanslag is niet in geschil
3.2.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep. De Inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Bij de beschikking van 29 april 2010 heeft de Inspecteur de voorlopige aanslag en de heffingsrente verminderd in overeenstemming met de grieven van belanghebbende. Niet in geschil is derhalve dat de voorlopige aanslag zoals zij thans luidt, niet te hoog is.
4.2.
Nu de in geding zijnde voorlopige aanslag niet is vernietigd en meer dan nihil bedraagt, heeft belanghebbende belang behouden bij de ingestelde rechtsmiddelen. Daaraan doet niet af dat aan zijn grieven volledig is tegemoetgekomen. Ook doet daaraan niet af dat, zoals de Inspecteur het uitdrukt, het premiedeel van de in geding zijnde aanslag op nihil is gesteld.
4.3.
Belanghebbende is derhalve terecht opgekomen tegen de voorlopige aanslag, de heffingsrentebeschikking, de uitspraak op bezwaar en de uitspraak van de rechtbank, waarbij die voorlopige aanslag is instandgelaten. Het hoger beroep is dus gegrond.

5.Kosten

Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep voor het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. De onderhavige zaak hangt samen met het beroep (kenmerken 09/02680 en 09/02682) en het hoger beroep van belanghebbende (kenmerken 11/00169 en 11/00170) inzake de aanslagen inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen voor de jaren 2005 en 2006. In die procedure heeft het Hof de Inspecteur veroordeeld in de desbetreffende kosten.
Voor wat betreft het bezwaar is geen sprake van samenhangende zaken, omdat de bezwaarschriften niet gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn ingediend. Gelet op artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen in aanmerking de door belanghebbende gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het Hof stelt deze kosten overeenkomstig de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op 1 punten (bezwaarschrift) × 1 (gewicht van de zaak) × € 243. Niet gesteld of gebleken is dat andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gemaakt.

6.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
  • verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • handhaaft de voorlopige aanslag en de beschikking heffingsrente zoals deze luiden na de ambtshalve vermindering van 29 april 2010;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 243; en
  • gelast de Staat het griffierecht ad € 153 (€ 41 + € 112) aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, J.P.M. Kooijmans en R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is op 18 februari 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier,
De voorzitter,
(J.L.M. Egberts)
(J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 februari 2014
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EHDen Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.