ECLI:NL:GHARL:2014:119

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 januari 2014
Publicatiedatum
13 januari 2014
Zaaknummer
200.122.669-01 7-1-2014
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onderhoudsverplichting voor minderjarige na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man die verzoekt om nihilstelling van de door hem aan zijn ex-vrouw verschuldigde kinderbijdrage voor hun minderjarige dochter. De rechtbank Assen had eerder zijn verzoek afgewezen, omdat de man onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden die een aanpassing van de onderhoudsverplichting rechtvaardigde. De man stelt dat hij door de scheiding en de gevolgen daarvan in financiële nood verkeert en niet in staat is om de kinderbijdrage te betalen. Hij heeft zijn situatie toegelicht, waaronder zijn verhuizing naar Mexico en de problemen die hij ondervond bij het verwerven van inkomen na zijn terugkeer naar Nederland. De vrouw heeft de stellingen van de man betwist en aangevoerd dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn financiële situatie. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij niet in staat is om de kinderbijdrage te voldoen. Het hof heeft vastgesteld dat de man keuzes heeft gemaakt die zijn financiële situatie negatief hebben beïnvloed, zoals zijn vertrek naar Mexico en het niet actief zoeken naar werk na zijn terugkeer. De grieven van de man zijn afgewezen, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank Assen bekrachtigd, waardoor de onderhoudsverplichting van de man blijft bestaan.

Uitspraak

Beschikking d.d. 7 januari 2014
Zaaknummer 200.122.669

HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Leeuwarden

Beschikking in de zaak van

[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen:
de man,
advocaat mr. G.H. Thasing, kantoorhoudende te Emmen, voorheen mr.
M.T.A. Thijssen, kantoorhoudende te Nijmegen,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen:
de vrouw,
advocaat mr. A. Atema, kantoorhoudende te Groningen.

Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van 5 december 2012 (zaaknummer 94659 / FA RK 12-2292) heeft de rechtbank Assen het verzoek van de man strekkende tot wijziging van de beschikking van de rechtbank van 16 november 2011 op zodanige manier dat de door de man aan de vrouw verschuldigde kinderbijdrage voor de minderjarige[kind] (hierna: [kind]), geboren [in 2003], op nihil wordt gesteld, afgewezen.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op 1 maart 2013, heeft de man het hof verzocht om de beschikking van 5 december 2012 te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog de door de man aan de vrouw verschuldigde kinderbijdrage voor [kind] op nihil te bepalen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 31 mei 2013, heeft de vrouw het verzoek van de man in hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot afwijzing ervan.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, te weten:
- de brief met bijlagen van mr. Thijssen van 22 april 2013, ingekomen op 23
april 2013;
- het in voormelde brief aangekondigde (nagezonden) proces-verbaal van het
verhandelde ter zitting van de rechtbank op 14 november 2012;
- het journaalbericht van mr. Atema van 25 oktober 2013 met bijlagen,
ingekomen op 28 oktober 2013;
- het journaalbericht met bijlagen van mr. Thasing van 28 oktober 2013,
ingekomen op 29 oktober 2013.
De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 8 november 2013. Partijen en hun advocaten zijn daarbij verschenen. Door mr. Thasing zijn pleitaantekeningen overgelegd.

De beoordeling

De vaststaande feiten

1.
[kind] voornoemd is geboren uit het [in 2001] tussen partijen gesloten huwelijk.
2.
Het huwelijk van partijen is [in 2011] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking [in 2011] in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
3.
Partijen hebben tijdens het huwelijk samen een Vennootschap Onder Firma gedreven genaamd '[de V.O.F.] '. Deze onderneming is blijkens het handelsregister ontbonden [in 2011] en met ingang van dezelfde datum door de man als eenmanszaak voortgezet onder de naam '[de eenmanszaak van de man]'. De vrouw is met ingang van 30 mei 2011 de eenmanszaak '[de eenmanszaak van de vrouw]' gestart.
4.
[kind] heeft sinds de scheiding haar hoofdverblijf bij de vrouw.
5.
De man is op 17 september 2011 naar Mexico gegaan en is daar [in 2011] gehuwd met zijn huidige echtgenote.
6.
Bij beschikking van de rechtbank Assen van 16 november 2011 is de door de man aan de vrouw verschuldigde kinderbijdrage voor [kind] bepaald op € 150,- per maand met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
7.
De man is op 25 februari 2012 teruggekeerd naar Nederland.
8.
Op [in 2013] is uit het huwelijk van de man en zijn echtgenote een kind geboren.
9.
Bij inleidend verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 27 augustus 2012, heeft de man onder meer verzocht om voormelde kinderbijdrage voor [kind] met ingang van de datum van zijn verzoekschrift, zijnde 23 augustus 2012, op nihil te stellen. De vrouw heeft verweer gevoerd.
10.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank voormeld verzoek van de man afgewezen onder de overweging dat de man zijn verzoek dat sprake is van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd. Hiertegen richt zich het hoger beroep van de man.
De overwegingen van het hofInleidende overwegingen
11.
In geschil is de door de man aan de vrouw verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind].
12.
Ingevolge de wettelijke maatstaven, bedoeld in onder meer artikel 1:404 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), wordt de in geschil zijnde onderhoudsverplichting enerzijds begrensd door de draagkracht van de onderhoudsplichtigen en anderzijds door de behoefte van de onderhoudsgerechtigde(n).
13.
Het verzoek van de man strekt tot nihilstelling van de kinderbijdrage voor [kind], zoals die aan de man is opgelegd bij de voormelde beschikking van de rechtbank van 16 november 2011. Dat betekent dat de zogenoemde bovengrens van het geschil wordt gevormd door die bijdrage, zijnde geïndexeerd naar1 januari 2012, € 151,95 per maand. De ondergrens van het geschil wordt gevormd door de gevraagde nihilstelling van die bijdrage.
14.
Het hof zal er met partijen thans vanuit gaan dat sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:401 lid 1 BW, die een nieuwe beoordeling van de onderhoudsverplichting aan de hand van de wettelijke maatstaven rechtvaardigt.
15.
De behoefte van [kind] en de draagkracht van de vrouw vormen in dit verband in deze procedure geen onderdeel van het tussen partijen gevoerde debat. Het hof zal er daarom vanuit gaan dat de behoefte van [kind] ten minste gelijk is aan het bedrag waarvan wijziging is verzocht en dat de vrouw geen draagkracht heeft om een deel van de behoefte van [kind] voor haar rekening te nemen.
16.
Het geschil spitst zich toe op de draagkracht van de man, meer in het bijzonder zijn (redelijkerwijs te verwerven) inkomen.
De draagkracht van de man
17.
De man heeft gesteld dat hij onvoldoende draagkracht heeft om (nog langer) bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] en klaagt dat de rechtbank dat in eerste aanleg heeft miskend. De man heeft in dit verband onder meer toegelicht dat de vrouw in mei 2011 hun gezamenlijke onderneming heeft verlaten en met leugens bijna alle klanten heeft aangeschreven en meegenomen naar haar bedrijf met alle negatieve gevolgen van dien voor de man. Doordat de vrouw na de scheiding bovendien de voormalige echtelijke woning toegewezen kreeg, kwam de man op straat te staan en heeft hij ervoor gekozen naar Mexico te gaan, alwaar hij bij zijn huidige echtgenote heeft verbleven die hij reeds lange tijd kende. Na terugkeer in Nederland ondervond de man problemen bij het verwerven van inkomen door alle rechtszaken en dergelijke. De man woont bij zijn ouders en wordt door hen onderhouden. De man wordt zo inbeslaggenomen door alle procedures dat hij geen tijd heeft om te werken of te solliciteren. Hij doet wel vrijwilligerswerk. De man is inmiddels in financiële nood en psychische problemen geraakt.
18.
De vrouw heeft de stellingen van de man met betrekking tot zijn draagkracht betwist en daartoe onder meer gewezen op eigen keuzes van de man en het ontbreken van een toereikende onderbouwing.
19.
Het hof stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak voor de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet het feitelijk inkomen maatgevend is maar het redelijkerwijs te verwerven inkomen. De onderhoudsplichtige kan zich met andere woorden niet aan zijn wettelijke onderhoudsplicht onttrekken door zich, al dan niet doelbewust, een lager inkomen aan te meten dan redelijkerwijs van hem of haar kan worden verwacht.
20.
Daarbij ligt het op de weg van de onderhoudsplichtige om zijn draagkracht te onderbouwen en inzichtelijk te maken met relevante bescheiden, bedoeld in onder meer artikel 2.1.2 van het thans geldende procesreglement verzoekschrift- procedures familiezaken gerechtshoven, indien zijn draagkracht zoals hier deel uitmaakt van het geschil.
21.
De rechtbank heeft in dit verband in de bestreden beschikking gemotiveerd uiteengezet dat en waarom de door de man overgelegde stukken met betrekking tot zijn onderneming, zijn dienstverband als docent bij [bedrijf x] (of de beëindiging van deze arbeidsovereenkomst) en zijn schulden onvoldoende inzicht geven in zijn draagkracht om bij te kunnen dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind].
22.
Hoewel de man thans in hoger beroep enige stukken omtrent zijn draagkracht heeft toegevoegd, heeft de man het hof geenszins kunnen overtuigen van zijn stelling dat hij niet in staat is om de thans geldende kinderbijdrage voor [kind] te voldoen. Het hof is in dit verband gebleken dat de man keuzes maakt waarbij hij niet, althans onvoldoende, rekening houdt met zijn onderhoudsverplichtingen. Zo heeft de man ervoor gekozen om in september 2011 naar Mexico te vertrekken, terwijl hij daarvóór blijkens de stukken een goed lopende onderneming had. In dit verband was het resultaat van '[de V.O.F.]' in 2009 een bedrag van
€ 24.189,- in 2010 een bedrag van € 13.714,- en in de periode 1 januari 2011 tot en met 31 juli 2011 een bedrag van € 10.066,-. Cijfers omtrent de eenmanszaak '[de eenmanszaak van de man]' over de periode 18 mei 2011 tot 1 augustus 2011, alsmede recente cijfers en/of prognoses ontbreken. Niet, althans onvoldoende is gebleken dat de man, zoals hij stelt, door de gedragingen van de vrouw niet meer in staat was om inkomen uit zijn onderneming te genereren. Integendeel. De e-mails die dienaangaande door de man zijn overgelegd, scheppen juist een beeld dat aan de klanten de keuze is gelaten om met de man dan wel met de vrouw verder te gaan. Het hof gaat er om die reden dan ook van uit dat al ware het zo dat sprake is van een inkomensvermindering, die vermindering door de man zelf is teweeggebracht door de keuze van de man om, in het zicht van de onderhoudsverplichtingen, voor langere tijd naar het buitenland te vertrekken.
23.
De keuze van de man om naar Mexico te vertrekken heeft niet alleen reiskosten voor de man met zich meegebracht, uitgaven die de man ook aan onderhoud had kunnen spenderen, maar heeft er ook voor gezorgd dat de man zijn verdiencapaciteit in die periode niet heeft benut. Daarbij komt dat de man naar eigen zeggen sinds zijn terugkomst naar Nederland niet solliciteert, niet staat ingeschreven bij uitzendbureaus en zich niet (volledig) inspant om inkomen te verwerven omdat zijn tijd naar eigen zeggen volledig door procedures als de onderhavige wordt opgeslokt. Ook die keuze kan niet af doen aan de wettelijke onderhoudsverplichting van de man en dient daarom naar het oordeel van het hof voor rekening en risico van de man te blijven. Dat de man geen zorgtoeslag en geen bijstand (BBZ) heeft kunnen ontvangen na terugkomst in Nederland, is eveneens het gevolg van door de man in het leven geroepen feiten en omstandigheden. Zo heeft de man toegelicht dat hij door ontbreken van inschrijving geen zorgtoeslag over 2012 kon ontvangen en dat hij als gevolg van gebrekkige boekhouding van de onderneming geen bijstand ingevolge het BBZ kon krijgen.
24.
Voor zover de man zich heeft beroepen op psychische klachten kan hem dat niet baten omdat de vrouw het bestaan daarvan heeft betwist en de man geen stukken daaromtrent heeft overgelegd, waardoor in deze procedure niet is komen vast te staan dat de man als gevolg van psychische klachten wordt gehinderd zijn verdiencapaciteit te benutten. Bij gebrek aan toereikende gegevens zal het hof ervan uitgaan dat de verdiencapaciteit ten minste toereikend is om de thans geldende onderhoudsbijdrage voor [kind] te voldoen.
25.
Voor zover onduidelijkheid is blijven bestaan omtrent de huidige financiële situatie van de man, bijvoorbeeld omdat eveneens niet is onderbouwd hoe de man momenteel in eigen onderhoud voorziet en ook stukken ontbreken waaruit blijkt op welke wijze hij in Mexico in zijn levensonderhoud heeft voorzien, dient dat eveneens voor risico van de man te blijven.
26.
Aangezien ook overigens niets is aangevoerd dat tot een ander oordeel kan leiden betekent het voorgaande dat de grieven van de man falen.
Slotsom
27.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Assen van 5 december 2012 waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Garos, mr. M.P. den Hollander en mr. D.J. Buijs en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 7 januari 2014 in bijzijn van de griffier.