Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
advocaat in eerste aanleg mr. Grijmans,
en verder:
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
- [kind 1], geboren [in 1998] (hierna: [kind 1]).
- [kind 2], geboren [in 2001] (hierna: [kind 2]); en
- [kind 3], geboren [in 2002] (hierna: [kind 3]);
29 september 2005 uit huis geplaatst en [kind 3] en [kind 2] zijn sinds 17 november 2004 uit huis geplaatst. [kind 1] heeft daarvoor ook een periode onder toezicht gestaan (1999-2001).
4.De beoordeling
Het hof vindt dat positief maar deelt niet de conclusie die de moeder daaraan verbindt, namelijk dat de ontheffing daarom niet in het belang van de kinderen zou zijn. Naar het oordeel van het hof is enige mate van onzekerheid voor de kinderen, maar ook voor de andere betrokkenen, inherent aan de tijdelijke maatregelen van ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing. Een ontheffing maakt een einde aan die onzekerheid en draagt daardoor bij aan het creëren van een gunstig ontwikkelingsklimaat voor de kinderen. Het gaat hierbij bovendien om kwetsbare kinderen die met elkaar in ieder geval gemeen hebben dat ze behoefte hebben aan zoveel mogelijk duidelijkheid, zekerheid, structuur en veiligheid in hun leven. Dit brengt met zich mee dat, daar waar mogelijk onduidelijkheden en onzekerheden weggenomen kunnen worden, dit in hun belang moet worden geacht. Ontheffing van het gezag van de ouders bij wie terugplaatsing van deze kinderen niet meer aan de orde is, creëert duidelijkheid en zekerheid op dat punt en dient daarmee hun belangen.
Daarbij zal de ontheffing ook voor de pleegouders een eind maken aan de onzekerheid omtrent het perspectief van de kinderen, hetgeen eveneens in het belang is van de kinderen omdat hechting een wederkerig proces is. Dit geldt te meer nu de zorg voor de kinderen zwaar is voor de pleegouders blijkens de stukken en de toelichting zijdens BJZ ter zitting. Concluderend is het hof van oordeel dat het belang van de kinderen gediend is met de ontheffing en ook voldoende onderbouwd is. De overgelegde stukken en toelichtingen, waaronder het raadsrapport dat aan de basis ligt van het inleidend verzoek van de raad, zijn naar het oordeel van het hof toereikend en voldoende actueel om de onderhavige beslissing te dragen.