Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
11 februari 2014
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Apeldoorn(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting en de heffingsrentebeschikking voor de jaren 2007 en 2008 ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende had een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 277.285 voor 2007 en € 174.786 voor 2008, met daarbij heffingsrente van respectievelijk € 15.117 en € 7.530. De Inspecteur handhaafde deze aanslagen na bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank oordeelde dat de Inspecteur terecht de resultaten van de onroerendezaaktransacties als resultaat uit overige werkzaamheden had aangemerkt, omdat belanghebbende door de contractoverneming en meesteraanwijzing voordeel had beoogd en redelijkerwijs kon verwachten. In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de transacties in de vermogenssfeer plaatsvonden en niet als resultaat uit overige werkzaamheden konden worden aangemerkt. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur terecht de behaalde voordelen als resultaat uit overige werkzaamheden heeft belast, omdat de aan- en verkooptransacties niet voortvloeiden uit normaal vermogensbeheer. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.