ECLI:NL:GHARL:2014:11

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 januari 2014
Publicatiedatum
6 januari 2014
Zaaknummer
200.108.039-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte inboedel uit voormalige echtelijke woning

In deze zaak gaat het om een vordering tot afgifte van inboedel uit een voormalige echtelijke woning. De appellante, vertegenwoordigd door mr. W.H. Bussink, vordert de afgifte van meubels, een wasdroger en een TV-toestel van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M. Hoekman-Haan. De zaak is in hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, na een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. De appellante stelt dat de geïntimeerde haar nooit de mogelijkheid heeft geboden om de roerende zaken op te halen, ondanks dat hij op de hoogte was van haar aanspraken hierop. De geïntimeerde heeft echter aangevoerd dat hij de meubels en wasdroger gedurende twee jaar in een blokhut heeft opgeslagen en dat hij deze zaken heeft aangeboden om op te halen, maar dat de appellante hier geen gebruik van heeft gemaakt.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de geïntimeerde de blokhut met de daarin opgeslagen meubels en wasdroger heeft verkocht en dat hij deze niet meer onder zich heeft. Hierdoor kan de vordering tot afgifte van de blokhut niet worden toegewezen. Wat betreft de meubels en wasdroger heeft het hof geconcludeerd dat de appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze gedurende de relevante periode in de blokhut zijn opgeslagen. Het hof heeft de geïntimeerde in de gelegenheid gesteld om te reageren op foto's die de appellante heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de meubels in de woning aanwezig waren tijdens de verkoop.

Daarnaast is er een geschil over een TV-toestel en een grasmaaier. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering tot afgifte van het TV-toestel van de geïntimeerde aan de appellante toewijsbaar is, terwijl de grasmaaier, die door de geïntimeerde is aangeschaft, ook aan de appellante moet worden afgegeven. Het hof heeft de zaak aangehouden in afwachting van de akte van de geïntimeerde over de overgelegde foto's. De uitspraak is gedaan op 7 januari 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.108.039/01
(zaaknummer rechtbank Assen 84940/ HA ZA 11-110)
arrest van de tweede kamer van 7 januari 2014
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. W.H. Bussink, kantoorhoudend te Emmen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. M. Hoekman-Haan, kantoorhoudend te Stadskanaal.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 2 juli 2013 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
[geïntimeerde] heeft op 30 juli 2013 een akte genomen, waarna [appellante] op 27 augustus 2013 een antwoordakte met als productie vijf foto's heeft genomen.
1.2
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.
1.3
Het thans te geven arrest wordt door het hof gegeven in een andere samenstelling van het hof dan die voormeld tussenarrest heeft gegeven.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij voormeld tussenarrest is [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld bij akte te specificeren welke zaken hij niet meer aan [appellante] kan afgeven, omdat hij hiervan afstand heeft moeten doen door zijn verhuizing en wat hij hiermee heeft gedaan.
Blokhut, meubels en wasdroger
2.2
[geïntimeerde] heeft bij akte aangevoerd dat hij de meubelen en de wasdroger gedurende twee jaar heeft opgeslagen in de blokhut. Aan [appellante] heeft hij meermalen aangeboden de meubels inclusief de blokhut te komen ophalen, waarvan zij geen gebruik heeft willen maken. [appellante] was tijdens de procedure ervan op de hoogte dat de woning in de verkoop was geplaatst en dat zij passende maatregelen moest nemen door de geclaimde zaken af te halen. [geïntimeerde] heeft uiteindelijk de woning verkocht en geleverd met de daarbij behorende blokhut en de daarin opgeslagen meubels en wasdroger. [geïntimeerde] heeft niets van deze zaken meegenomen. Dit was ook niet mogelijk omdat hij is verhuisd naar een zeer bescheiden seniorenwoning.
2.3
[appellante] heeft geantwoord dat [geïntimeerde] haar nimmer heeft aangeboden de roerende zaken op te halen, hoewel hij vanaf het kort geding van 24 november 2010 wist dat zij aanspraak maakte op de haar in eigendom toebehorende zaken. Tijdens die procedure hebben partijen een regeling getroffen over een aantal persoonlijke zaken van [appellante]. Zij heeft de overige roerende zaken daar eerst gelaten omdat [geïntimeerde] had aangegeven dat afgifte zou leiden tot een onleefbare situatie in zijn woning. Daarnaast had hij de woning inmiddels te koop gezet. Gezien haar financiële belang bij verkoop van de woning heeft zij afgezien van het vorderen van afgifte. Volgens [appellante] is de bewering van [geïntimeerde] dat hij de meubelen en de wasdroger gedurende twee jaar heeft opgeslagen in de blokhut onvoldoende geloofwaardig. Zij heeft een aantal foto's overgelegd, die in verband met de verkoop van de woning op de site van de verkopend makelaar hebben gestaan, waaruit blijkt dat de meubels in de woning aanwezig waren en niet waren opgeslagen in de blokhut. Zij heeft vernomen dat na de verhuizing van [geïntimeerde] de meubels vermoedelijk zijn opgeslagen in de woning van zijn broer. Voorts betwist zij dat de blokhut door natrekking zijn eigendom is geworden.
2.4
Het hof overweegt als volgt.
2.5
[appellante] heeft in haar antwoordakte niet betwist dat de blokhut met de woning is verkocht en geleverd aan een derde, zodat het hof hiervan uitgaat. Omdat [geïntimeerde] de blokhut niet meer onder zich heeft kan de vordering tot afgifte van de blokhut niet worden toegewezen. Of de blokhut een roerende of onroerende zaak is, kan onbesproken blijven.
2.6
Nu het hier uitsluitend gaat om de vordering tot afgifte van de meubels en wasdroger kan buiten beschouwing blijven of [geïntimeerde] aan [appellante] de mogelijkheid heeft geboden die zaken bij hem op te komen ophalen.
2.7
Het hof leidt uit de door [appellante] in het geding gebrachte foto's af dat [geïntimeerde] de woning ten behoeve van de verkoop in 2011 op het internet heeft gepresenteerd met meubilair. Als de meubels en wasdroger van [appellante] toen in de woning hebben gestaan is niet aannemelijk dat deze meubels gedurende twee jaar - waarmee [geïntimeerde] - naar het hof begrijpt - doelt op de periode tussen de echtscheiding in september 2010 en de verkoop van de woning in oktober 2012 - in de blokhut zijn opgeslagen en dat de blokhut met de daarin opgeslagen meubels en wasdroger (van [appellante]) is verkocht, zoals [geïntimeerde] heeft gesteld.
2.8
Nu [geïntimeerde] nog niet op deze foto's heeft kunnen reageren, zal het hof hem in de gelegenheid stellen dit alsnog bij akte te doen, waarbij hij zich uitsluitend over deze foto's mag uitlaten.
2.9
Het hof zal verstaan dat uitsluitend [geïntimeerde] zich nog aldus bij akte mag uitlaten.
Tv-toestel merk Loewe Xelos A32 DR
2.1
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat [appellante] een appartement heeft gekocht dat zij gemeubileerd wilde verhuren. Het TV-toestel van [geïntimeerde] (merk Philips) is op verzoek van [appellante] naar het appartement van [appellante] gegaan en het TV-toestel van [appellante] (merk Grundig) naar de woning van [geïntimeerde]. Nadat het laatst genoemde TV-toestel stuk ging heeft [appellante] het in het geding zijnde TV-toestel van het merkt Loewe gekocht. [geïntimeerde] acht het onredelijk dat hij dit TV-toestel aan [appellante] moet afgeven, nu immers zijn TV-toestel (merk Philips) nog bij [appellante] aanwezig is.
2.11
Het hof overweegt dat uit het door [geïntimeerde] aangevoerde blijkt dat hij nog de beschikking heeft over het TV-toestel van [appellante] van het merk Loewe, waarvan zij teruggave vordert. De vordering tot afgifte van dit TV-toestel is derhalve toewijsbaar.
2.12
Voor zover [appellante] nog de beschikking heeft over het TV-toestel van [geïntimeerde] geldt dat ter zake geen vordering aanhangig is, zodat dit verder onbesproken kan blijven.
De grasmaaier
2.13
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de grasmaaier door hem in 2007 is gekocht met eigen middelen, namelijk zijn belastingteruggaaf, en dus aan hem toebehoort.
2.14
In rechtsoverweging 7.5 van voormeld tussenarrest is overwogen dat niet in geschil is dat de roerende zaken eigendom zijn van [appellante] en dat de vordering tot afgifte van die zaken, waaronder de grasmaaier, derhalve toewijsbaar is.
2.15
De rechter die in een tussenuitspraak een of meer geschilpunten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist is hieraan, in beginsel, in het verdere verloop van het geding gebonden. Deze gebondenheid heeft een – uit een oogpunt van goede procesorde positief te waarderen – op beperking van het debat gerichte functie (HR 4 mei 1984,
ECLI:NL:HR:1984:AG4805). Zij geldt evenwel niet onverkort. De eisen van een goede procesorde brengen immers tevens mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen (HR 25 april 2008,
ECLI:NL:HR:2008:BC2800).
2.16
Het hof ziet in het door [geïntimeerde] in zijn akte aangevoerde onvoldoende aanleiding om op haar eindbeslissing terug te komen. De stelling van [geïntimeerde] dat hij de grasmaaier met eigen middelen heeft betaald blijkt niet uit de gedingstukken. [geïntimeerde] heeft van zijn stelling ook geen (specifiek) bewijs aangeboden.
2.17
Nu [geïntimeerde] de grasmaaier nog ter beschikking heeft, zal het hof hem veroordelen tot afgifte daarvan aan [appellante].
Overige
2.18
[geïntimeerde] heeft in zijn antwoordakte aangevoerd dat de kosten van zijn vorige echtscheiding groot € 2.365,40 door [appellante] zijn betaald, maar voor haar rekening dienen te blijven, omdat die kosten op haar wens zijn gemaakt en niet is afgesproken dat [appellante] dit aan haar zou terugbetalen.
2.19
Het hof heeft in rechtsoverweging 7.18 van het tussenarrest beslist dat de vordering van [appellante] tot terugbetaling van het bedrag van € 2.365,40 toewijsbaar is, omdat [geïntimeerde] met die betaling is gebaat (artikel 4 van de huwelijksvoorwaarden). Het hof acht het door [geïntimeerde] aangevoerde geen aanleiding om terug te komen op deze eindbeslissing onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 2.12 is overwogen.
Slotsom
2.2
Het hof houdt iedere beslissing aan in afwachting van de door [geïntimeerde] te nemen akte.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 4 februari 2014teneinde [geïntimeerde] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uitsluitend uit te laten over de door [appellante] bij antwoordakte van
27 augustus 2013 overgelegde foto's;
verstaat dat uitsluitend [geïntimeerde] een akte als hiervoor overwogen mag nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. W. Breemhaar, mr. A.H. Garos en mr. G.K. Schipmölder en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 januari 2014.