In deze zaak gaat het om een vordering tot afgifte van inboedel uit een voormalige echtelijke woning. De appellante, vertegenwoordigd door mr. W.H. Bussink, vordert de afgifte van meubels, een wasdroger en een TV-toestel van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M. Hoekman-Haan. De zaak is in hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, na een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. De appellante stelt dat de geïntimeerde haar nooit de mogelijkheid heeft geboden om de roerende zaken op te halen, ondanks dat hij op de hoogte was van haar aanspraken hierop. De geïntimeerde heeft echter aangevoerd dat hij de meubels en wasdroger gedurende twee jaar in een blokhut heeft opgeslagen en dat hij deze zaken heeft aangeboden om op te halen, maar dat de appellante hier geen gebruik van heeft gemaakt.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de geïntimeerde de blokhut met de daarin opgeslagen meubels en wasdroger heeft verkocht en dat hij deze niet meer onder zich heeft. Hierdoor kan de vordering tot afgifte van de blokhut niet worden toegewezen. Wat betreft de meubels en wasdroger heeft het hof geconcludeerd dat de appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze gedurende de relevante periode in de blokhut zijn opgeslagen. Het hof heeft de geïntimeerde in de gelegenheid gesteld om te reageren op foto's die de appellante heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de meubels in de woning aanwezig waren tijdens de verkoop.
Daarnaast is er een geschil over een TV-toestel en een grasmaaier. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering tot afgifte van het TV-toestel van de geïntimeerde aan de appellante toewijsbaar is, terwijl de grasmaaier, die door de geïntimeerde is aangeschaft, ook aan de appellante moet worden afgegeven. Het hof heeft de zaak aangehouden in afwachting van de akte van de geïntimeerde over de overgelegde foto's. De uitspraak is gedaan op 7 januari 2014.