ECLI:NL:GHARL:2014:1081

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
14 februari 2014
Zaaknummer
200.125.696-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behoefte jongmeerderjarige die op de middelbare school zit

In deze zaak gaat het om de behoefte van een jongmeerderjarige, [appellant], die op de middelbare school zit. De man, de appellant in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [appellant] te verlagen naar € 250,-- per maand, met ingang van 4 september 2012. De rechtbank heeft in haar beschikking van 19 maart 2013 de bijdrage vastgesteld op € 498,23 per maand, wat door de man werd bestreden. Het hof heeft de zaak behandeld op 18 oktober 2013, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank had eerder bepaald dat de behoefte van [appellant] op € 602,-- per maand werd gesteld, maar het hof heeft deze behoefte opnieuw beoordeeld. Het hof concludeert dat de behoefte van [appellant] op € 198,-- per maand kan worden gesteld, maar dat de man heeft aangeboden om € 250,-- per maand te betalen, wat de ondergrens van het geschil vormt. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de bijdrage vastgesteld op € 250,-- per maand, met ingang van 4 september 2012. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 11 februari 2014
Zaaknummer 200.125.696

HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Leeuwarden

Beschikking in de zaak van

[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen:
de man,
advocaat mr. E. Henkelman, kantoorhoudende te Groningen,
tegen

[appellant],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen:
[appellant],
advocaat mr. H.J. van Balen, kantoorhoudende te Groningen.

Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van 19 maart 2013 (zaaknummer 136091 / FA RK 12-1905) heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen de door de man aan [appellant] te betalen bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie met ingang van
4 september 2012 bepaald op € 498,23 per maand. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 19 april 2013, heeft de man verzocht de beschikking van 19 maart 2013 te vernietigen en opnieuw beslissende de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [appellant] met ingang van 4 september 2012 op € 250,-- per maand te bepalen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 7 juni 2013, heeft [appellant] het verzoek bestreden en aangegeven zijn inleidend verzoek te handhaven.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de stukken uit de eerste aanleg, een brief bij journaalbericht binnengekomen ter griffie van het hof op 24 juni 2013 met bijlagen van mr. Henkelman en een brief bij journaalbericht binnengekomen ter griffie van het hof op 7 oktober 2013 met bijlagen van mr. Henkelman. Extra exemplaren van laatstgenoemde bijlagen zijn door mr. Henkelman toegezonden bij journaalbericht binnengekomen ter griffie van het hof op 8 oktober 2013.
Ter zitting van 18 oktober 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de man, bijgestaan door zijn advocaat, en [appellant], eveneens bijgestaan door zijn advocaat.
Mr. Van Balen heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een door hem gedeeltelijk overgelegde pleitnotie. Het betreft pagina 1 volledig en de eerste twee alinea's van pagina 2.

De beoordeling

De vaststaande feiten

1.
Uit het huwelijk tussen de man en [de vrouw] (hierna: de vrouw) is [appellant] geboren. Het huwelijk tussen de man en de vrouw is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 23 juli 1996 in de registers van de burgerlijke stand.
2.
De man is opnieuw gehuwd. Uit dit huwelijk zijn [kind 1] ([in 2000]) en [kind 2] ([in 2004]) geboren.
3.
De man voldeed met ingang van 15 juli 2009 tot 10 februari 2012 (te weten: het moment waarop [appellant] meerderjarig is geworden) een bijdrage aan de gemeente Groningen voor [appellant], daar de vrouw van de gemeente Groningen een uitkering ontvangt op grond van de Wet Werk en Bijstand. Sinds [appellant] meerderjarig is geworden, betaalt de man aan hem een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van € 250,-- per maand.
4.
[appellant] heeft de rechtbank bij inleidend verzoekschrift, binnengekomen bij de griffie van de rechtbank op 4 september 2012, verzocht te bepalen dat de man met ingang van 10 februari 2012 een bijdrage van € 544,-- per maand in de kosten van levensonderhoud en studie van [appellant] dient te voldoen en te bepalen dat eventuele kosten van tenuitvoerlegging voor rekening van de man komen voor zover deze kosten door hem veroorzaakt worden.
5.
De man heeft daartegen verweer gevoerd bij verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek, binnengekomen bij de griffie van de rechtbank op 29 oktober 2012. De man heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat hij gelet op het wangedrag van [appellant] niet gehouden kan worden om een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie te voldoen, althans te verstaan dat, indien de man gehouden is om een bijdrage te leveren in de kosten van levensonderhoud en studie van [appellant] en [appellant] behoeftig is te achten, de man bereid is om met een bedrag van € 250,-- per maand bij te dragen in deze kosten.
6.
Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder 'Het geding in eerste aanleg'. Het hoger beroep van de man richt zich tegen deze beslissing.
De omvang van het geschil
7.
Het hof heeft ter zitting de vraag aan de orde gesteld of het verweer van [appellant] moet worden opgevat als een incidenteel appel. Mr. Van Balen heeft hierop geen duidelijk antwoord gegeven. Gelet op de stellingen van mr. Henkelman op dit punt, zal het hof het verweer van [appellant] niet als een incidenteel appel opvatten, zodat het hof aan eventuele grieven die daarin zijn opgenomen voorbij zal gaan.
De geschilpunten
8.
De geschilpunten tussen partijen betreffen:
- de ingangsdatum;
- de behoefte van [appellant];
- de draagkracht van de man.
De ingangsdatum
9.
De rechtbank heeft de ingangsdatum van de door de man aan [appellant] te betalen bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie op 4 september 2012 (te weten: de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift) bepaald. Hoewel [appellant] in hoger beroep opnieuw heeft verzocht om de ingangsdatum op 10 februari 2012 te bepalen, is door hem geen incidenteel appel ingesteld tegen de beschikking waarvan beroep. Dit maakt dat het hof zal aansluiten bij de door de rechtbank gehanteerde ingangsdatum.
De behoefte van [appellant]
10.
In hoger beroep is in geschil op welk bedrag de behoefte van [appellant] dient te worden gesteld.
11.
Door de rechtbank is - bij de beschikking waarvan beroep - bepaald dat er in de levensomstandigheden van [appellant] - afgezien van het bereiken van de meerderjarige leeftijd - niets is gewijzigd, zodat aansluiting gezocht zal worden bij de door de gemeente Groningen aan de man opgelegde verhaalsbijdrage van € 510,-- per maand. De rechtbank heeft dit bedrag gecorrigeerd met het bedrag aan kinderbijslag van € 92,--, nu daarop geen recht meer bestaat. De rechtbank heeft de behoefte van [appellant] dan ook bepaald op € 602,-- per maand.
12.
De man is het daarmee niet eens en heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de bepaling van de behoefte van [appellant] aansluiting gezocht dient te worden bij de uitspraak van dit hof van 29 november 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BY 7281.
13.
[appellant] handhaaft de stellingen met betrekking tot zijn behoefte zoals die door hem in eerste aanleg naar voren zijn gebracht.
14.
Het hof is - anders dan de rechtbank - van oordeel dat de behoefte van een kind verandert op het moment dat het kind de meerderjarige leeftijd bereikt. Derhalve zal het hof de behoefte van [appellant] opnieuw vaststellen en zoekt in dat kader aansluiting bij de hiervoor genoemde uitspraak van dit hof van 29 november 2012.
15.
Daar de jongmeerderjarige [appellant] op de middelbare school zit, alwaar hij doende is zijn Atheneum-diploma te behalen, heeft hij recht op een toelage ingevolge de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS). Anders dan de WSF-norm, kan de toelage op grond van de WTOS niet als uitgangspunt dienen voor het vaststellen van de behoefte van de jongmeerderjarige, daar uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de basistoelage niet beoogt de kosten van levensonderhoud van de leerling te dekken.
16.
Het hof zal bij de berekening van de behoefte van [appellant] daarom als basis uitgaan van de WSF-norm. Vervolgens dient de in de WSF-norm opgenomen component voor lesgeld, boeken en leermiddelen gecorrigeerd te worden, aangezien een middelbare school leerling zoals [appellant] andere kosten maakt voor lesgeld, boeken en leermiddelen dan een student in het beroepsonderwijs.
17.
Nu de ingangsdatum van de door de man aan [appellant] te betalen bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie op 4 september 2012 is bepaald, is de WSF-norm voor een thuiswonende student in het beroepsonderwijs in het schooljaar 2012 / 2013 relevant. De WSF-norm bedroeg in dat schooljaar € 554,50. Hierin wordt geacht rekening te zijn gehouden met de kosten van levensonderhoud, de premie ziektekostenverzekering, de studiekosten (boeken, schrijfmaterialen e.d.) en de onderwijsbijdrage. Het hof gaat er vanuit dat in dit normbedrag een bedrag van € 50,-- voor studiekosten en een bedrag van (afgerond) € 85,-- aan onderwijsbijdrage is opgenomen. Dit betekent dat de post levensonderhoud en premie ziektekostenverzekering € 419,50 bedraagt.
18.
[appellant] volgt regulier voortgezet onderwijs, zodat hij - anders dan bij het volwassen voortgezet onderwijs - geen lesgeld hoeft te betalen. Ter zitting is komen vast te staan dat het schoolfonds het schoolgeld voor [appellant] betaalt. Er zijn daarnaast wel bijzondere schoolkosten die [appellant] dient te voldoen voor onder meer de schoolweek naar Frankrijk, een grafische rekenmachine, kaftpapier, een tas en verplichte extra literatuurboeken. Het hof acht het, gelet op het vorenstaande, redelijk om rekening te houden met een bedrag van € 50,-- per maand aan bijzondere schoolkosten, zoals door de man is voorgesteld.
19.
De behoefte van [appellant] kan derhalve worden gesteld op een bedrag van € 469,50 per maand (te weten: € 419,50 + € 50,--).
20.
[appellant] heeft ter zitting verklaard dat hij aanspraak maakt op een basistoelage en een aanvullende toelage op grond van de WTOS van in totaal € 183,88 per maand. Dit bedrag strekt in mindering op de behoefte van [appellant]. Daarnaast dient ook het bedrag van € 88,-- per maand aan zorgtoeslag dat [appellant], naar eigen zeggen, ontvangt in mindering te komen op de behoefte van [appellant]. De resterende behoefte van [appellant] aan een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie bedraagt derhalve (afgerond) € 198,-- per maand.
21.
Daarnaast is gebleken dat [appellant] een bijbaantje heeft als bezorger waarmee hij, naar eigen zeggen, circa € 100,-- per maand verdiend. Aangezien dit slechts een gering inkomen betreft, zal het hof geen rekening houden met deze eigen inkomsten van [appellant].
22.
Het hof ziet geen aanleiding om de behoefte van [appellant] te verhogen met de door hem gestelde bijdrage aan de vrouw voor kost en inwoning van € 250,-- per maand, de premie ziektekostenverzekering van € 122,-- per maand, de kosten voor zijn telefoonabonnement van € 14,-- per maand, de kosten voor kleding en de kosten voor sport, aangezien het hof er vanuit gaat dat deze kosten grotendeels zijn inbegrepen in de post levensonderhoud van € 419,50 per maand.
23.
Ook zal het hof de behoefte van [appellant] niet verhogen met de door hem te betalen wegenbelasting voor zijn auto, daar [appellant] de noodzaak voor het in eigendom hebben van een auto onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het hof merkt op dat [appellant] deze kosten kan voldoen uit de inkomsten die hij heeft uit zijn bijbaantje.
24.
Daarnaast heeft [appellant] ter zitting verklaard dat hij in de toekomst - als hij gaat studeren - op kamers wil gaan wonen en daarvoor moet sparen. Het hof merkt op dat indien [appellant] de wens heeft om de mogelijkheid te hebben om op kamers te kunnen gaan wonen, hij hierover met de man in gesprek dient te treden. De man heeft ter zitting zijn bereidheid daartoe kenbaar gemaakt. Het hof ziet ook hierin geen aanleiding om - vooruitlopend daarop - de behoefte van [appellant] reeds met ingang van 4 september 2012 op een hoger bedrag te bepalen.
25.
Op grond van het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de resterende behoefte van [appellant] op een bedrag van € 198,-- per maand kan worden gesteld. Echter, nu de man heeft aangeboden om - ongeacht de (resterende) behoefte van [appellant] aan een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie - een bijdrage te willen voldoen van € 250,-- per maand, vormt dit de ondergrens van het geschil en zal het hof dienovereenkomstig bepalen.
26.
De man heeft ter zitting verklaard dat hij niet aan de bestreden beschikking heeft voldaan, doch steeds een bedrag van € 250,-- per maand aan [appellant] is blijven betalen. Dit maakt dat er, bij vernietiging van de bestreden beschikking en bij bepaling van een bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud en studie van [appellant] met ingang van 4 september 2012 ter hoogte van € 250,-- per maand, voor [appellant] geen terugbetalingsverplichting zal ontstaan.
De draagkracht van de man
27.
Gelet op het vorenstaande behoeven de stellingen ten aanzien van de draagkracht van de man geen bespreking meer.
Slotsom
28.
Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
bepaalt de door de man aan [appellant] te betalen bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie met ingang van 4 september 2012 op € 250,-- per maand;
bepaalt dat deze bijdrage, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan [appellant] dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander, mr. A.H. Garos en
mr. H.J. de Ruijter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 11 februari 2014 in bijzijn van de griffier.