ECLI:NL:GHARL:2014:10096

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
21-006202-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel met Roemeense straatkrantverkopers in Friesland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was, werd beschuldigd van mensenhandel, zoals vastgelegd in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De zaak betreft Roemeense straatkrantverkopers die in Friesland werkzaam waren. De verdachte had hen onder dwang en misleiding naar Nederland gehaald met de belofte van werk en een beter leven, maar eenmaal in Nederland werden zij uitgebuit en gedwongen om hun verdiensten af te staan. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van meerdere terechtzittingen en heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en 6 maanden. De vorderingen van verschillende benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de benadeelde partij [benadeelde4] recht had op schadevergoeding. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hadden gemaakt aan mensenhandel, waarbij de slachtoffers in een kwetsbare positie verkeerden en niet in staat waren om zich aan de uitbuitingssituatie te onttrekken. De zaak benadrukt de ernst van mensenhandel en de noodzaak van bescherming van slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006202-13
Uitspraak d.d.: 23 december 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 25 juni 2013 met parketnummer 17-924161-11 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1967],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 september 2013, 14 januari 2014, 11 december 2014, het arrest van 28 januari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
  • veroordeling van verdachte ter zake de gehele tenlastelegging tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest.
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde1] tot een bedrag van € 3.000,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde2] tot een bedrag van € 3.000,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde3] in de vordering;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde4] tot een bedrag van €18.480,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. P.S.A. Bovens, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 1 oktober 2011 te Roemenië en/of [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
sub 1.- een man ([benadeelde1]) door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die [benadeelde1], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde1],
en/of
sub 4.- een man ([benadeelde1]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [benadeelde1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
sub 6.opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een man, ([benadeelde1]), immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders en/of alleen,
  • tegen die [benadeelde1] gezegd dat hij in Nederland in een winkel achter een loket kranten zou kunnen verkopen en/of dat hij hiermee 80 a 90 euro per dag kon verdienen en/of dat hij daar in een woning kon verblijven en/of dat ze een bouwbedrijf hebben waar hij kon gaan werken en tussen de 1000,- en 1100,- euro per maand kon gaan verdienen en/of dat hij een woning zou krijgen in Nederland en alles kon kopen en/of
  • die [benadeelde1] meegenomen naar Nederland en/of
  • tegen die [benadeelde1] gezegd toen hij in Nederland was dat hij 100 euro moest betalen voor de reis en/of
  • die [benadeelde1] ondergebracht in een gedeelde woning en/of waar hij op een matras op de grond moest slapen en/of
  • die [benadeelde1] voorzien van straatkranten om te verkopen en/of hem naar verkooppunten gebracht en/of
  • instructies gegeven over de verkoop en/of
  • die [benadeelde1] telkens laten werken buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en/of
  • telkens het door die [benadeelde2] verdiende geld aan hem en zijn mededaders laten afstaan en/of
  • telkens geld achtergehouden omdat rekeningen moesten worden betaald voor eten en/of huur en/of
  • tegen die [benadeelde1] gezegd dat hij meer moest verdienen omdat hij aan het einde van de maand huur (100 euro) moest betalen en/of
  • tegen die [benadeelde1] gezegd dat hij niet genoeg geld zou verdienen voor de terugreis omdat er nog zoveel kosten waren en/of
  • telkens geld van die [benadeelde1] geleend hetgeen hij dan niet terug kreeg en/of
  • die [benadeelde1] geen sleutel gegeven van de woning zodat hij niet zelfstandig naar binnen kon en/of
  • terwijl die [benadeelde1] de Nederlandse taal niet machtig was en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of bijna niemand in Nederland kende en/of aldus bewerkstelligd dat die [benadeelde1] van hen verdachten afhankelijk was;
(artikel 273 f lid 1 sub 1 en/of sub 4 en/of sub 6 en/of lid 2 en/of lid 3 sub 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 1 oktober 2011 te Roemenië en/of [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
sub 1.- een vrouw [benadeelde2]) door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die [benadeelde2], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde2],
en/of
sub 4.- een vrouw [benadeelde2]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [benadeelde2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
sub 6.opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw, [benadeelde2]), immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders en/of alleen,
  • die [benadeelde2] gebeld en gezegd dat ze beter naar Nederland kan komen omdat ze daar meer kan verdienen dan in Roemenië en/of
  • die [benadeelde2] opgehaald uit Roemenieë en vervoerd naar Nederland en/of
  • die [benadeelde2] ondergebracht in een gedeelde woning (waar zes personen verbleven) en/of
  • tegen die [benadeelde2] gezegd dat ze samen met [benadeelde1] 200 euro per maand huur moest betalen en/of 50 euro voor gas, water en elektriciteit en/of -straatkranten voor die [benadeelde2] gekocht om te verkopen en/of
  • bepaald waar de straatkranten moesten worden verkocht en/of
  • tegen die [benadeelde2] gezegd dat ze buiten voor de winkel moest staan om de straatkranten te verkopen en/of -telkens (een groot gedeelte van) het door die [benadeelde2] verdiende geld aan hem en zijn mededader(s) laten afstaan en/of
  • telkens geld achtergehouden omdat rekeningen moesten worden betaald voor eten en/of huur en/of
  • telkens geld van die [benadeelde2] geleend hetgeen zij dan niet terug kreeg en/of
  • die [benadeelde2] geen sleutel gegeven van de woning zodat hij niet zelfstandig naar binnen kon en/of
  • terwijl die [benadeelde2] de Nederlandse taal niet machtig was en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of bijna niemand in Nederland kende en/of aldus bewerkstelligd dat die [benadeelde2] van hen verdachten afhankelijk was;
(artikel 273 f lid 1 sub 1 en/of sub 4 en/of sub 6 en/of lid 2 en/of lid 3 sub 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 18 november 2011 te Roemenië en/of [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
sub 1.- een man [benadeelde3]) door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die [benadeelde3], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde3],
en/of
sub 4.- een man [benadeelde3]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [benadeelde3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
sub 6.opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een man, [benadeelde3]), immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders en/of alleen,
  • tegen die [benadeelde3] gezegd dat hij in Nederland zou kunnen werken en/of dat hij 1000 euro zou kunnen verdienen en/of dat hij daar in een woning kon verblijven en/of dat hij in de bouw of horeca zou kunnen werken en/of dat hij eerst straatkranten zou gaan verkopen en vervolgens ander werk zou kunnen doen en/of
  • die [benadeelde3] meegenomen naar Nederland en/of
  • toen die [benadeelde3] in Nederland was tegen hem gezegd dat hij 100 euro moest betalen voor de reis en/of
  • die [benadeelde3] ondergebracht in een gedeelde woning (met ongeveer 11 personen) en/of waar hij op een matras op de grond moest slapen en/of
  • tegen die [benadeelde3] gezegd dat hij hier niet voor vakantie was en dat als hij terug wilde hij 500 euro moest betalen en/of
  • die [benadeelde3] voorzien van straatkranten om te verkopen en/of hem naar verkooppunten gebracht en/of weer opgehaald en/of
  • instructies gegeven over de verkoop en/of
  • die [benadeelde3] telkens laten werken buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en/of gedurende zes dagen in de week en/of
  • die [benadeelde3] telkens gecontroleerd en gevraagd hoeveel hij had verkocht en verdiend en/of
  • telkens het door die [benadeelde3] verdiende geld aan hem en zijn mededaders laten afstaan (totdat de huur en kosten voor levensonderhoud zouden zijn voldaan) en/of in de zakken van die [benadeelde3] gevoeld en/of
  • tegen die [benadeelde3] gezegd wanneer hij niet genoeg kranten had verkocht dan was dat zijn probleem en/of dat ze hem zouden vasthouden totdat hij zijn schuld had afbetaald en/of
  • toen die [benadeelde3] een keer was weggelopen die [benadeelde3] gezocht en meegenomen en vervolgens tegen die [benadeelde3] gezegd als hij dat weer zou doen zou hij hem en zijn familie pijn aandoen en/of waarbij die [benadeelde3] op de schouder werd gestompt
terwijl die [benadeelde3] de Nederlandse taal niet machtig was en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of bijna niemand in Nederland kende en/of aldus bewerkstelligd dat die [benadeelde3] van hen verdachten afhankelijk was; (artikel 273 f lid 1 sub 1 en/of sub 4 en/of sub 6 en/of lid 2 en/of lid 3 sub1 Wetboek van Strafrecht)
feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te Roemenië en/of [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
sub 1.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die [benadeelde4], heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde4],
en/of
sub 2.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde4], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
en/of
sub 4.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder een of meer van de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [benadeelde4] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
sub 6.- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]), immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders en/of alleen,
  • die [benadeelde4] vanuit Roemenie (via Spanje) meegenomen naar Nederland en/of
  • voor die [benadeelde4] geregeld dat zij de Herbergkrant kon gaan verkopen en/of
  • die [benadeelde4] naar de verkooppunten van de straatkrant gebracht en/of
  • telkens (een deel van) het door die [benadeelde4] verdiende geld aan hen laten afstaan en/of
  • die [benadeelde4] telkens laten werken gedurende zes dagen per week buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en/of
  • tegen die [benadeelde4] gezegd dat ze niks mocht kopen en/of die [benadeelde4] ook geen eten en drinken meegegeven en/of
  • tegen die [benadeelde4] geschreeuwd dat ze niet genoeg geld verdiende en/of
  • die [benadeelde4] allerlei huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten zoals schoonmaken van het huis, koken en de was doen en/of
  • tegen die [benadeelde4] gezegd we zijn hier gekomen om geld te verdienen en/of
  • die [benadeelde4] laten werken zulks terwijl ze ziek was en/of
terwijl die [benadeelde4] de Nederlandse taal niet machtig was en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of bijna niemand in Nederland kende en/of aldus bewerkstelligd dat die [benadeelde4] van hen verdachten afhankelijk was; (artikel 273 f lid 1 sub 2 en/of sub 6 en/of lid 3 sub 1 en/of 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 5:
dat [medeverdachte3] in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te [plaats], meermalen met [benadeelde4] (geboren op [1997]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde4], hebbende die [medeverdachte3] zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde4] geduwd/gebracht, bij en/of tot het plegen van welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011, te [plaats] en/of elders in Nederland en/of in Roemenië opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid heeft verschaft, immers heeft/hebben de seksuele handelingen plaatsgevonden in de door verdachte en zijn partner bewoonde woning en/of heeft verdachte deze handelingen laten plaatsvinden zulks terwijl op hem een plicht tot ingrijpen rustte; (artikel 245 jo. 48 Wetboek van Strafrecht)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde:
Verdachte en zijn medeverdachten hebben aangevers uit Roemenië over laten komen dan wel meegenomen om in Nederland straatkranten te gaan verkopen. Aangevers hebben allemaal ook daadwerkelijk in Nederland straatkranten verkocht.
Verdachte en zijn medeverdachten wordt, onder andere, verweten dat zij zich ten aanzien van deze aangevers schuldig hebben gemaakt aan het delict mensenhandel, strafbaar gesteld bij artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
De wetgever omschrijft het delict mensenhandel als volgt:
Mensenhandel is kort gezegd het dwingen – in ruime zin – van mensen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of (seksuele) diensten of om eigen organen beschikbaar te stellen. Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De staat dient strafrechtelijke bescherming te bieden tegen aantasting van het recht op die integriteit en vrijheid.
De Hoge Raad heeft in haar arrest van 27 oktober 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BI7099) - een zaak van illegale Chinese arbeiders werkzaam in Chinese horeca in Nederland- nadere invulling gegeven aan het begrip uitbuiting en heeft het volgende overwogen:
“De vraag of –en zo ja, wanneer – sprake is van uitbuiting in de zin van artikel 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Daarbij komt in een geval als in casu onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.”
Uit het arrest van de Hoge Raad van 6 juli 1999 (ECLI:NL:HR:1999:AB9475) blijkt dat de omstandigheid dat de slachtoffers vrijwillig betrokken zijn geraakt bij de werkzaamheden of reeds eerder deze werkzaamheden verrichten niet in de weg staat aan een veroordeling voor mensenhandel. Er kan sprake zijn van een uitbuitingssituatie indien de gedragingen van verdachte en/of zijn medeverdachten ertoe strekken de slachtoffers te belemmeren in hun vrijheid met die werkzaamheden op te houden.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen blijkt ten aanzien van de aangevers
[benadeelde1] en [benadeelde2], onder meer, dat:
  • [benadeelde1] door medeverdachte [medeverdachte3] (zoon van verdachte; -verder te noemen; [medeverdachte3].) en medeverdachte [medeverdachte2] (vrouw van verdachte en moeder van [medeverdachte3].) werd overgehaald om in Nederland kranten te gaan verkopen omdat hij daarmee 80 à 90 euro per dag zou kunnen verdienen;
  • er niets was afgesproken over de betaling en de hoogte van de kosten;
  • hij pas in Nederland hoorde dat hij 100 euro voor de reis moest betalen;
  • hij onderdak kreeg in de woning van verdachten;
  • hij 6 dagen per week en vele uren per dag straatkranten heeft verkocht onder leiding van verdachten en dat hij niet zoveel verdiende als gezegd was;
  • hij onevenredig veel kosten voor levensonderhoud, woonlasten, gas, water en licht moest betalen aan verdachten;
  • [benadeelde1] zijn vriendin [benadeelde2] naar Nederland heeft gehaald nadat hij een tijdje bij verdachten had gewoond en voor verdachten had gewerkt en dus op de hoogte was van de omstandigheden waaronder geleefd en gewerkt werd bij verdachten;
  • [benadeelde2] onder dezelfde omstandigheden als [benadeelde1] heeft geleefd en gewerkt in Nederland;
  • zij getuigen zijn geweest van gewelddadig gedrag van [medeverdachte3]. en zijn broer [broer medeverdachte4] jegens de minderjarige vriendin van [medeverdachte3];
  • zij de beschikking hadden over een auto en door hen verdiend geld;
  • zij kennissen hebben gekregen in Nederland, waar zij uiteindelijk bij zijn gaan wonen.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de aangevers [benadeelde1] en [benadeelde2] een zodanige feitelijke vrijheid genoten, met name gelet op het beschikken over een auto, eigen geld en Nederlandse kennissen, dat niet geconcludeerd kan worden dat zij werden uitgebuit door verdachten. Zij hadden de vrijheid zich te onttrekken aan het verkopen van de straatkranten.
Derhalve dient verdachte
vrijgesprokente worden van het
onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van aangever
[benadeelde3]blijkt uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, onder meer, dat:
  • hij zich op 15 oktober 2011 meldt op het politiebureau om aangifte te doen tegen verdachten;
  • hij begin oktober 2011 door de verdachte naar Nederland is gehaald om straatkranten te verkopen;
  • hem werd gezegd dat hij 1000 euro per maand zou verdienen, dat voor onderdak gezorgd zou worden en dat hij gratis mee kon rijden naar Nederland;
  • eenmaal in Nederland al zijn geld hem werd afgenomen door verdachte wegens gemaakte kosten;
  • er regels werden gesteld door verdachte:
  • verdachte en [medeverdachte3]. tegen hem zeiden dat als hij met iemand zou praten zouden er problemen zouden komen;
  • hij dagelijks straatkranten moest verkopen en al het geld moest afdragen aan verdachte;
  • verdachte en [medeverdachte3]. zijn zakken nakeken of hij geen geld achterhield;
  • [medeverdachte3]. hem bracht en haalde hem naar de krantenverkoopplek;
  • verdachte hem duidelijk maakte dat zijn familie iets aan zou worden gedaan als hij met iemand anders zou spreken;
  • hij een keer is weggelopen van de verkoopplaats, werd achterhaald door [medeverdachte3]. en dat [medeverdachte3]. toen tegen hem schreeuwde en hem een pijnlijke klap op zijn schouder gaf;
  • [medeverdachte3]. zei dat als hij weer weg zou lopen verdachte hem en zijn familie pijn doen.
Het hof is van oordeel dat, mede gelet op het vorenstaande, bewezen is dat ten aanzien van aangever [benadeelde3] sprake is geweest van dwang, geweld, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie. [benadeelde3] is door een valse voorstelling van zaken overgehaald om naar Nederland te komen en had eenmaal in Nederland aangekomen niet de vrijheid om zich te onttrekken aan het verkopen van straatkranten en het afstaan van de verdiensten aan verdachten.
Ten aanzien van aangeefster
[benadeelde4]blijkt uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, onder meer, dat:
  • zij geboren is op [1997];
  • zij op dertienjarige leeftijd in Roemenië door haar moeder en medeverdachte
  • zij met [medeverdachte3]. in juli 2011 via Spanje naar Nederland is gekomen;
  • zij deel uitmaakte van de familie van verdachte;
  • zij werd gedwongen om straatkranten te verkopen;
  • zij al het verdiende geld af moest geven aan verdachte.;
  • zij is mishandeld door zoons van verdachte: [medeverdachte3]. en [broer medeverdachte4];
  • zij ook kranten moest verkopen als zij ziek was;
  • zij na het verkopen van straatkranten in het huishouden moest werken;
  • zij geen vrije dagen had;
  • zij geen eten en drinken mee kreeg overdag;
  • zij niets mocht kopen; ook geen eten en drinken;
  • verdachte tegen iedereen schreeuwde die niet genoeg geld verdiende.
Naar het oordeel van het hof is bewezen dat aangeefster minderjarig was ten tijde van de tenlastegelegde feiten en dat ten opzichte van haar sprake is geweest van dwang, geweld, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie door verdachte en zijn medeverdachten.
Evenals aangever [benadeelde3] had zij niet de vrijheid om zich te onttrekken aan het verkopen van straatkranten en het afstaan van de verdiensten aan verdachten. Als minderjarige opgenomen in de familie en de woning van verdachte had er juist voor haar gezorgd moeten worden door die familie. In plaats daarvan is zij door hen uitgebuit.
Het
oogmerk van uitbuitingdient te worden bewezen voor zover het tenlastegelegde ziet op het bepaalde in artikel 273f, eerste lid, sub 1 en 2, van het Wetboek van Strafrecht.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat er sprake is geweest van het oogmerk van uitbuiting ten opzichte van de aangevers [benadeelde3] en [benadeelde4]. Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn van het gewenste gevolg/resultaat. Bij mensenhandel is dit gelegen in financieel gewin.
[benadeelde3] en [benadeelde4] moesten alle verdiensten afstaan aan verdachten, zij werden gedwongen veel en lange werkdagen te maken en zij moesten de woning met vele anderen delen, terwijl [benadeelde3] daarvoor ook relatief veel voor in rekening werd gebracht. Hieruit leidt het hof af dat verdachten het oogmerk hadden van uitbuiting van [benadeelde3] en [benadeelde4].
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij medeplichtig is aan een zedendelict doordat hij heeft nagelaten te beletten dat zijn zoon [medeverdachte3]. seks had met de veertienjarige [benadeelde4].
Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit van dit feit omdat er geen sprake is geweest van enige passieve medeplichtigheid van verdachte.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Van medeplichtigheid door nalaten is alleen sprake indien op de betrokkene een plicht tot handelen rustte.
[benadeelde4] heeft verklaard dat zij sinds haar dertiende jaar een relatie had met de toen vijfentwintigjarige [medeverdachte3], waarbij zij leefden als man en vrouw.
[medeverdachte3]. is de zoon van verdachte en medeverdachte [medeverdachte2]. Vanaf juli 2010 hadden [benadeelde4] en [medeverdachte3]. ook een seksuele relatie. De medeverdachte (vrouw van verdachte) was in Roemenië betrokken geweest bij het tot stand brengen van deze relatie. [benadeelde4] was in Roemenië door haar moeder aan de zorg van de vrouw van verdachte toevertrouwd. De moeder van [benadeelde4] had namelijk voor de duur van een jaar een machtiging afgegeven op basis waarvan [benadeelde4] met de vrouw van verdachte of [medeverdachte3] naar het buitenland mocht reizen. Zij wist ook dat [benadeelde4] een seksuele relatie met [medeverdachte3]. had. Zij hadden samen een eigen slaapkamer in de woning van verdachte en zijn vrouw. [benadeelde4] was feitelijk uitgehuwelijkt aan [medeverdachte3].
Uit de eigen verklaring van verdachte en de medeverdachten blijkt dat verdachte het hoofd van zijn Roma-familie is en dat er weinig in de familie gebeurt zonder dat hij het weet. Het hof acht het uitgesloten dat verdachte niet heeft geweten dat [benadeelde4] als zijn schoondochter in de familie is opgenomen met de daarbij behorende omgangsvormen en seksuele handelingen tussen haar en zoon [medeverdachte3].
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat nu verdachte wist dat in zijn woning een seksuele relatie bestond tussen zijn vijfentwintigjarige zoon en een meisje van veertien jaar, dat door haar moeder aan de zorg van zijn vrouw was toevertrouwd, op hem een rechtsplicht rustte om in te grijpen. Verdachte heeft nagelaten in te grijpen en derhalve acht het hof de tenlastegelegde medeplichtigheid bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
3:
hij in de periode van 1 september 2010 tot en met 18 november 2011 te Roemenië en [plaats], tezamen en in vereniging met anderen,
sub 1.- een man [benadeelde3]) door dwang en geweld en door dreiging met geweld en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde3],
en
sub 4.- een man [benadeelde3]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid,
en
sub 6.- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een man, [benadeelde3]), immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders,
  • tegen die [benadeelde3] gezegd dat hij in Nederland zou kunnen werken en dat hij 1000 euro zou kunnen verdienen en dat hij daar in een woning kon verblijven en dat hij in de bouw of horeca zou kunnen werken en dat hij eerst straatkranten zou gaan verkopen en vervolgens ander werk zou kunnen doen en
  • die [benadeelde3] meegenomen naar Nederland en
  • toen die [benadeelde3] in Nederland was tegen hem gezegd dat hij 100 euro moest betalen voor de reis en
  • die [benadeelde3] ondergebracht in een gedeelde woning waar hij op een matras op de grond moest slapen en
  • tegen die [benadeelde3] gezegd dat hij hier niet voor vakantie was en dat als hij terug wilde hij 500 euro moest betalen en
  • die [benadeelde3] voorzien van straatkranten om te verkopen en hem naar verkooppunten gebracht en weer opgehaald en
  • instructies gegeven over de verkoop en
  • die [benadeelde3] telkens laten werken buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en gedurende zes dagen in de week en
  • die [benadeelde3] telkens gecontroleerd en gevraagd hoeveel hij had verkocht en verdiend en
  • telkens het door die [benadeelde3] verdiende geld aan hem en zijn mededaders laten afstaan (totdat de huur en kosten voor levensonderhoud zouden zijn voldaan) en in de zakken van die [benadeelde3] gevoeld en
  • tegen die [benadeelde3] gezegd wanneer hij niet genoeg kranten had verkocht dan was dat zijn probleem en dat ze hem zouden vasthouden totdat hij zijn schuld had afbetaald en
  • toen die [benadeelde3] een keer was weggelopen die [benadeelde3] gezocht en meegenomen en vervolgens tegen die [benadeelde3] gezegd als hij dat weer zou doen zou hij hem en zijn familie pijn aandoen en waarbij die [benadeelde3] op de schouder werd gestompt,
terwijl die [benadeelde3] de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en gebruiken en bijna niemand in Nederland kende en aldus bewerkstelligd dat die [benadeelde3] van hen verdachten afhankelijk was;
4:
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen,
sub 1.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) door dwang en geweld en door dreiging met geweld en door meer andere feitelijkheden en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde4],
en
sub 2.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) heeft gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde4], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
en
sub 4.- een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]) met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid,
en
sub 6.- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een vrouw/meisje [benadeelde4] (geboren op [1997]), immers heeft verdachte met een of meer van zijn mededaders,
  • die [benadeelde4] vanuit Roemenië (via Spanje) meegenomen naar Nederland en
  • voor die [benadeelde4] geregeld dat zij de Herbergkrant kon gaan verkopen en
  • die [benadeelde4] naar de verkooppunten van de straatkrant gebracht en
  • telkens het door die [benadeelde4] verdiende geld aan hen laten afstaan en
  • die [benadeelde4] telkens laten werken gedurende zes dagen per week buiten voor een winkel staande gedurende de openingstijden van de winkel en
  • tegen die [benadeelde4] gezegd dat ze niks mocht kopen en die [benadeelde4] ook geen eten en drinken meegegeven en
  • tegen die [benadeelde4] geschreeuwd dat ze niet genoeg geld verdiende en
  • die [benadeelde4] allerlei huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten zoals schoonmaken van het huis, koken en de was doen en
  • tegen die [benadeelde4] gezegd we zijn hier gekomen om geld te verdienen en
  • die [benadeelde4] laten werken zulks terwijl ze ziek was en
terwijl die [benadeelde4] de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was in Nederland en met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en gebruiken en bijna niemand in Nederland kende en aldus bewerkstelligd dat die [benadeelde4] van hen verdachten afhankelijk was;
5:
dat [medeverdachte3] in de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te [plaats], meermalen met [benadeelde4] (geboren op [1997]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde4], hebbende die [medeverdachte3] zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde4] geduwd/gebracht;
tot het plegen van welk feit verdachte in de periode van 1 juli 2011 tot en met 23 december 2011 te [plaats] opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, immers hebben de seksuele handelingen plaatsgevonden in de door verdachte en zijn partner bewoonde woning en heeft verdachte deze handelingen laten plaatsvinden zulks terwijl op hem, een plicht tot ingrijpen rustte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Door verdachte en medeverdachten zijn aangevers [benadeelde3] en [benadeelde4] uitgebuit. Verdachte en medeverdachten hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen van mensen die het in Roemenië al niet zo goed hebben. Eenmaal in Nederland werden aangevers beknot in hun vrijheid, waren zij afhankelijk van verdachte en medeverdachten en werden zij gedwongen hun verdiensten af te staan. De afhankelijkheid werd snel opgebouwd en gecultiveerd. Geweld werd niet geschuwd jegens aangevers.
Daarbij is van belang dat [benadeelde4] slechts veertien oud was en als minderjarige de zorg van volwassenen nodig had en onderwijs diende te volgen. In plaats van de nodige zorg te krijgen werd zij uitgebuit.
Daarnaast heeft verdachte niet ingegrepen toen zijn vijfentwintigjarige zoon in zijn woning seks met de toen veertienjarige [benadeelde4] had, en is hij medeplichtig aan deze strafbare daad van zijn zoon.
Het hof rekent verdachte deze feiten zwaar aan en zal hem zwaarder straffen dan zijn vrouw omdat hij een leidende rol in het geheel heeft gehad.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 oktober 2014 blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof is met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat deze feiten niet anders bestraft kunnen worden dan door een langdurige gevangenisstraf. Aan verdachte wordt een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.800,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Op het betreffende voegingsformulier is geen bedrag ingevuld. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
In hoger beroep is door de benadeelde partij [benadeelde3] nog steeds geen te vorderen bedrag ingevuld op het voegingsformulier. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.280,00, bestaande uit € 5.280,00 materiële schade en € 15.000,00 immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 13.480,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 en 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 10.280,00, bestaande uit € 5.280,00 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat er geen kosten van levensonderhoud van afgetrokken dienen te worden, nu [benadeelde4] als veertienjarige (opgenomen in de familie van verdachte) door verdachte en zijn familie onderhouden diende te worden in plaats van andersom.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 48, 57, 245 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde3] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde4] ter zake van het onder 4, 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.280,00 (tienduizend tweehonderdtachtig euro) bestaande uit € 5.280,00 (vijfduizend tweehonderdtachtig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde4], een bedrag te betalen van
€ 10.280,00 (tienduizend tweehonderdtachtig euro) bestaande uit € 5.280,00 (vijfduizend tweehonderdtachtig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
86 (zesentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. T.M.L. Wolters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 23 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.