ECLI:NL:GHARL:2014:10016
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van het gezag over minderjarige in het kader van jeugdzorg
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het gezag van de vader over zijn minderjarige zoon, [de minderjarige1]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.L. Thiescheffer, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die op 12 maart 2014 had besloten om de ouders te ontheffen van het gezag over [de minderjarige1] en Bureau Jeugdzorg (BJZ) tot voogd te benoemen. De Raad voor de Kinderbescherming, als verweerder, heeft het verzoek van de vader bestreden.
De minderjarige [de minderjarige1], geboren in 2008, staat sinds 23 december 2009 onder toezicht van BJZ en is op diezelfde dag uit huis geplaatst. De vader betoogde dat hij onterecht onmachtig was geacht om zijn zorgplicht te vervullen, aangezien hij [de minderjarige1] nooit onder zijn hoede heeft gehad. Het hof heeft echter vastgesteld dat er veel zorgen waren rondom de opvoedingsomgeving van [de minderjarige1] en dat de ouders, ondanks intensieve hulpverlening, niet in staat waren om een veilige en gestructureerde omgeving te bieden.
Het hof heeft overwogen dat het belang van [de minderjarige1] voorop staat en dat zijn recht op stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie zwaarder weegt dan het belang van de vader bij behoud van het gezag. De vader blijft de biologische vader, maar de huidige situatie van [de minderjarige1] in het pleeggezin is van groot belang voor zijn ontwikkeling. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij BJZ als voogd is aangesteld, zodat het belang van [de minderjarige1] gewaarborgd blijft.