ECLI:NL:GHARL:2014:10004
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van het gezag over minderjarige in het kader van jeugdzorg en ouderschap
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ontheffing van het gezag van de vader over zijn minderjarige dochter, [de minderjarige1]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.L. Thiescheffer, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die op 12 maart 2014 had besloten om de ouders te ontheffen van het gezag over [de minderjarige1]. De Raad voor de Kinderbescherming, hierna de raad, heeft de ontheffing van het gezag verzocht, omdat de ouders ongeschikt zouden zijn om de zorg en opvoeding van hun kinderen te waarborgen.
Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige1] sinds 2006 onder toezicht staat en in 2009 uit huis is geplaatst. De vader heeft in het verleden geprobeerd om de zorg voor [de minderjarige1] op zich te nemen, maar door instabiliteit in zijn leefsituatie en andere problematiek is dit niet gelukt. De raad heeft ter zitting aangegeven dat er sprake is van chronische instabiliteit bij de ouders, wat hen ongeschikt maakt als opvoeders. Het hof heeft de belangen van [de minderjarige1] vooropgesteld en geconcludeerd dat de ontheffing van het gezag in haar belang is, gezien de zorgelijke opvoedingssituatie en de noodzaak voor duidelijkheid en structuur in haar leven.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de voogdij over [de minderjarige1] is opgedragen aan Bureau Jeugdzorg (BJZ). Het hof benadrukt dat de vader altijd de biologische vader zal blijven, maar dat de huidige situatie vraagt om een aanpassing van de gezagssituatie in het belang van het kind. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de ontwikkeling en het perspectief van [de minderjarige1] voorop staan.