ECLI:NL:GHARL:2013:CA3789

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
21-000685-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van poging tot inbraak met onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte was beschuldigd van een poging tot inbraak op 10 juli 2011 in een woning in het arrondissement Utrecht. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een grote hoeveelheid sieraden en andere goederen, waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich toegang tot de woning zouden hebben verschaft door middel van braak en inklimming. Tijdens de rechtszaak heeft de verdachte gebruik gemaakt van zijn recht om te zwijgen, wat door het hof in overweging is genomen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot de conclusie kwam dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank had eerder een andere bewijsbeslissing genomen, maar het hof oordeelde dat de aangetroffen sporen, waaronder een dactyloscopisch spoor op een ladder en schoensporen, niet voldoende bewijs boden om de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak vast te stellen. Het hof benadrukte dat de omstandigheden niet zodanig waren dat het aannemelijk was dat de verdachte bij de inbraak betrokken was geweest.

De beslissing van het hof omvatte ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte, aangezien hij was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Het hof heeft de bewaring van andere in beslag genomen goederen gelast ten behoeve van de rechthebbenden. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000685-12
Uitspraak d.d.: 12 juni 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van
6 februari 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortplaats, 1980],
wonende te [woonplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
29 mei 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr H.J. Veen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 juli 2011 te [plaats], althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid (gouden) sieraden en/of een kussensloop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een ladder tegen de gevel te plaatsen en/of (vervolgens) een raamuitzet-ijzer te verbreken en/of (vervolgens) die woning in te klimmen, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof met de raadsman van oordeel dat het voorhanden bewijs tekortschiet om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde diefstal in vereniging door middel van braak en inklimming te kunnen komen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring. De verdediging betwist dat het verdachte is geweest die in de woning aan [adres] alleen dan wel samen met anderen heeft ingebroken. Kort gezegd komt het betoog erop neer dat de rechtbank ten onrechte – tegen de achtergrond van het beroep van verdachte op zijn zwijgrecht - het volgende ondersteunend bewijs in haar oordeel heeft betrokken:
1. een op de ladder die bij de woninginbraak is gebruikt aangetroffen dactyloscopisch spoor in de vorm van een gedeeltelijke handpalmafdruk van verdachte;
2. op de plaats delict aangetroffen schoensporen, welke blijkens een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in zijn rapport van 20 januari 2012 afkomstig konden zijn van de in de woning op het adres waar verdachte stond ingeschreven aangetroffen sportschoenen.
Het hof acht een en ander per saldo onvoldoende voor bewezenverklaring. Het genoemde - op de ladder aangetroffen - dactyloscopisch spoor is weliswaar geïdentificeerd op (een afdruk voorkomend op het vingerafdrukkenblad ten name van) verdachte, maar heeft naar het oordeel van het hof in zoverre onvoldoende bewijswaarde voor het tenlastegelegde feit dat niet buiten redelijke twijfel kan worden uitgesloten dat dat spoor op een ander moment en op een andere wijze op die ladder is terechtgekomen dan bij en ten tijde van de inbraak. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de ladder tevoren was gestolen van een bouwterrein op enige afstand van de woning. Die diefstal kan hebben plaatsgevonden vanaf 8 juli 2011, 16.30 uur.
Daarnaast hebben de aangetroffen schoensporen geen onderscheidende waarde of betekenis. Op 14 juli 2011 zijn bij een doorzoeking van de woning van de ouders van verdachte aan [adres] waar verdachte stond ingeschreven, weliswaar schoenen van het merk Johan Cruijff en van het merk Nike aangetroffen. Maar het staat niet vast dat het zijn schoenen waren noch hij daar altijd of regelmatig (als enige) verbleef in de periode waar het hier om gaat. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachtes (tweeling)broer en [medeverdachte] kennelijk (ook) op dit adres verbleven; op 14 juli 2011 zijn deze personen op dat adres als verdachten aangehouden, terwijl onder hun bereik werktuigen werden aangetroffen die bij het plegen van inbraken waren gebruikt alsmede goederen die van diefstal afkomstig bleken te zijn. De aangetroffen sporen zouden voorts weliswaar van de inbeslaggenomen schoenen afkomstig kunnen zijn, maar die sporen zouden - blijkens het rapport van 20 januari 2012 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) - even goed afkomstig kunnen zijn van andere, vergelijkbare schoenen van het merk Johan Cruijff en het merk Nike met hetzelfde type profiel.
De omstandigheid dat verdachte in deze zaak steeds gebruik heeft gemaakt van zijn recht om te zwijgen maakt een en ander niet anders, nu de omstandigheden niet zodanig waren en zijn dat zou moeten worden aangenomen dan wel voor de hand ligt dat dit is gebeurd om te bemantelen dat hij zelf bij de woninginbraak, zoals tenlastegelegd, betrokken is geweest.
Beslissing omtrent de in beslag genomen goederen
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen zal het hof overeenkomstig de rechtbank beslissen, behalve voor zover die beslissing heeft geleid tot verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen schoenen. Verbeurdverklaring is niet mogelijk, nu verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De beslissing omvat de teruggave aan verdachte van goederen en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n).
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de voorwerpen 4, 5, 10, 11 en 15 van de beslaglijst d.d. 16 december 2011, welke lijst in kopie als bijlage II aan het arrest is gehecht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de voorwerpen 1, 2, 6, 7, 8, 9, 12, 13a, 13, 14 en 15 van de beslaglijst d.d. 16 december 2011, welke lijst in kopie als bijlage II aan het arrest is gehecht.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr F.A.M. Bakker en mr J.A. Coster van Voorhout, raadsheren,
in tegenwoordigheid van P. Heinst, griffier,
en op 12 juni 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr J.A. Coster van Voorhout is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.