Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de voortzetting van het tegengetuigenverhoor dat op 7 maart 2013 aan de zijde van [appellant] heeft plaatsgevonden;
- de akte overlegging producties aan de zijde van [appellant];
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
(“accurate whereabouts information”)te verstrekken teneinde zogenaamde
“Out-of Competition-Testing”te kunnen laten plaatsvinden, dit om op (verboden) dopinggebruik te controleren en dit tegen te gaan. Hierbij is van belang dat wanneer een wielrenner geen of onjuiste informatie (heeft) verstrekt met betrekking tot zijn verblijfplaats, hij zich op deze wijze aan deze dopingcontroles kan onttrekken, zodat niet kan worden vastgesteld of hij daadwerkelijk doping (heeft) gebruikt.
.De vraag of Rabo dit bewijs heeft geleverd, dient te geschieden aan de hand van alle bewijsmiddelen die voorhanden zijn, waarbij de ten overstaan van de meervoudige kamer van het hof afgelegde getuigenverklaringen een doorslaggevende rol spelen. Het is niet uitgesloten dat de getuigenverklaringen niet in alle opzichten een getrouw beeld vormen van hetgeen zich in werkelijkheid heeft voorgedaan. Echter de getuigen hebben - onder ede - verklaard zoals in de processen-verbaal van de verhoren is opgenomen, zodat het hof de inhoud van de verklaringen van de getuigen als uitgangspunt neemt.
2.10 [appellant] voert terecht in zijn memorie na enquête aan dat de bewijslast (en daarmee het bewijsrisico) bij Rabo ligt en dat het niet aan hem is om te bewijzen dat Rabo ervan op de hoogte was dat hij niet in de maand juni 2007 in Mexico zat. Bij de beoordeling van de vraag of Rabo
pasop 25 juli 2007 bekend werd met het feit dat [appellant] onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni heeft verstrekt, ontkomt het hof er niet aan om in die beoordeling te betrekking of Rabo
alop (een) eerder(e) tijdstip(pen
)wist, althans had kunnen weten, dat [appellant] tot 25 juni 2007 niet in Mexico had verbleven. Het hof verwijst naar de weergave van de kern van het standpunt van Rabo aan het begin van rechtsoverweging 5.21 van het tussenarrest van 19 juni 2012 en naar de conclusie van [appellant] die de kern vormt van zijn verweer, zoals vermeld aan het slot van rechtsoverweging 5.22 van dat arrest.
- artikel 9 lid 3 van de arbeidsovereenkomst:
“accurate whereabouts information”te verschaffen, welke informatie uiterlijk twee weken voorafgaande aan ieder kwartaal moest worden verstrekt en diende te behelzen de plaatsen en tijden waar de renner verbleef, trainde en deelnam aan wedstrijden;
- artikel 80 van het UCI reglement:
whereabouts.Het trainingskamp in de Pyreneeën moest stilgehouden worden, volgens [R] voor de pers, aldus [B]. Ook [R] heeft als getuige verklaard dat [appellant] zijn training in de Pyreneeën voor de pers stil wilde houden en voorts dat uit de contacten over en weer naar voren kwam dat [appellant] eerst zou trainen in Mexico, dat hij daarna zou terugkomen voor de training in de Pyreneeën en dat hij zou zorgen voor juiste
whereabouts. [R] heeft in zijn e-mail van 30 april 2007 het woord
cover-upgenoemd. Met betrekking tot dat woord heeft [R] als getuige verklaard dat hij, naar het hof begrijpt, [appellant] erop heeft gewezen dat hij, [appellant], moest zijn waar hij zei dat hij was, dat [R] niet zou meewerken aan een gefingeerde plaats waar [appellant] zou gaan trainen, en dat [appellant] hem verzekerde dat dat niet het geval zou zijn. [R] heeft dit nog eens uitdrukkelijk, bij wijze van waarschuwing, aan [appellant] in zijn e-mail van 30 april 2007 bevestigd. Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [B] en [R] op essentiële punten op elkaar aansluiten. Op grond van deze verklaringen oordeelt het hof, dat [B] en/of [R] ervan mocht(en) uitgaan dat [appellant] naar Mexico zou gaan voorafgaande aan de training in de Pyreneeën.
“as I am supposed to be in Mexico at the time”in zijn e-mail van 24 april 2007 aan [B] en uit de bewoordingen
“it is out of the question dat your employer is going to cooperate in some cover up operation”in de e-mail van 30 april 2007 van [R] aan hem.
reminderwas dat [B] niet moest vertellen dat hij niet in Mexico was (bedoeld zal zijn: zou gaan). Dit staat naar het oordeel van het hof echter niet in deze e-mail vermeld en kan daaruit ook niet worden afgeleid. Volgens [appellant] heeft hij die
reminderaan [B] gestuurd met het oog op
mogelijkevragen aan [B] over wie er wel of niet mee zou doen aan de Tour de France en hoe de voorbereidingen zouden worden getroffen. Een
reminder, zonder enige concrete aanleiding, acht (ook) het hof niet begrijpelijk. De verklaring van [appellant] op dit punt is dan ook weinig geloofwaardig, zodat het hof aan deze verklaring voorbij gaat.
recorded warningvan 29 juni 2007 van UCI aan [appellant] staat vermeld dat [appellant] door middel van een brief aan UCI die op 8 juni 2007 vanuit Italië was gepost
- en die UCI op 11 juni 2007 had ontvangen - UCI had bericht dat hij van 4 tot 12 juni 2007 in Mexico verbleef. Anders gezegd, ten tijde van de ontmoeting tussen [appellant] en [B] op 6 juni 2007 had [appellant] nog geen informatie met betrekking tot de precieze data van zijn verblijf in Mexico in de maand juni 2007 aan UCI verstrekt, terwijl [B] en/of [R], zo blijkt uit hun getuigenverklaringen, er op dat moment vanuit gingen dat [appellant] in Mexico zou gaan trainen. Ook[L] heeft als getuige verklaard dat hij er na de begeleidersvergadering, die plaatsvond na afloop van de Giro d’Italia, vanuit ging dat [appellant] naar Mexico zou gaan. Dat er tijdens de ontmoeting tussen [appellant] en [B] op 6 juni 2007 aanwijzingen waren dat [appellant] helemaal niet naar Mexico zou gaan, kan niet uit de getuigenverklaringen worden afgeleid. Aan Rabo kan in beperkte mate worden tegengeworpen dat zij na ontvangst van de
recorded warningvan 29 juni 2007 uit het oog heeft verloren dat de vermelding in de
recorded warningdat [appellant] van 4 tot 12 juni 2007 in Mexico had verbleven, niet juist kon zijn, gelet op de ontmoeting tussen [B] en [appellant] op 6 juni 2007 in Bergamo. Daar staat echter tegenover dat, toen [R] [appellant] onderhield over de inhoud van de
recorded warning, het op de weg van [appellant] had gelegen om, zeker gelet op de e-mail van 30 april 2007 van [R] aan hem, te vertellen hoe het in werkelijkheid zat met zijn verblijfplaatsen in de maand juni 2007. Dat heeft [appellant] nagelaten.
16 juni 2007) naar [appellant] in Lazise (Italië) heeft gefaxt.
Sms’je van [B] aan [appellant] op 24 juni 2007
2.30 [B] heeft als getuige verklaard dat dit sms’je betrekking had op training in het algemeen. Volgens [appellant] had dit sms’je betrekking op de training in de Alpen die hij net had volbracht en ten aanzien waarvan [B] wilde weten hoe deze was gegaan. De verklaringen staan haaks op elkaar. Mede gelet hierop biedt dit sms’je geen aanknopingspunt voor de verblijfplaats van [appellant] in de maand juni 2007.
recorded warningverwijst het hof naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen onder 6 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht. Met betrekking tot hetgeen is verklaard ten aanzien van de boete verwijst het hof naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaringen onder 7 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht.
recorded warningtelefonisch met [appellant] heeft besproken. [R] heeft verklaard dat [appellant] hem ten aanzien van alle in de
recorded warningvermelde punten een (het hof begrijpt) plausibele verklaring heeft verstrekt. De kern daarvan was dat de per post aan UCI verzonden informatie te laat was opgestuurd en/of te laat door UCI was ontvangen. [R] heeft voorts verklaard dat hij geen reden had om te twijfelen of [appellant] in juni 2007 in Mexico zat, omdat [appellant] dat altijd aan [R] had aangegeven.
[appellant] heeft als getuige op vragen van het hof regelmatig ontwijkende antwoorden gegeven. Op één belangrijk punt echter sluit de verklaring van [appellant] aan bij die van [R]. Ook [appellant] spreekt over onjuistheden (het hof begrijpt: administratieve slordigheden), maar niet over onwaarheden, op één uitzondering na, te weten de ontmoeting die [appellant] met [B] op 6 juni 2007 in Bergamo heeft gehad. Ten aanzien van die ontmoeting verwijst het hof naar hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 2.22 tot en met 2.24 is overwogen.
recorded warningis voorts van belang dat deze niet refereert aan het feit dat [appellant] in juni 2007 niet in Mexico is geweest.
recorded warningis vermeld dat hij aan UCI had opgegeven dat hij tot 28 juni 2007 in Mexico zou blijven en dat deze informatie niet juist was omdat hij tenminste op 26 juni 2007 in Italië terug was. Uit de
recorded warningblijkt dat [appellant] op 12 juni 2007 een brief aan UCI vanuit Mexico heeft gepost om UCI te informeren dat hij tot 28 juni 2007 in Mexico zou verblijven. UCI heeft de brief van [appellant] op 29 juni 2007 ontvangen en op diezelfde datum de
recorded warningaan [appellant], met een afschrift aan Rabo, gezonden. Het hof verwijst naar het telefoongesprek dat [R] en [appellant] hebben gevoerd tijdens de Pyreneeën training (zie rechtsoverweging 2.31). Naar aanleiding van dat telefoongesprek heeft (ook) [appellant] een
updatevan zijn verblijfplaats aan UCI verstrekt. [appellant] heeft als getuige met betrekking tot deze
updatevan zijn
whereaboutseen gedetailleerde verklaring afgelegd, te weten dat hij deze
updateop 26 juni 2007 naar zijn huis heeft gestuurd, omdat hij geen faxnummer van UCI had, en dat zijn vrouw deze
updatede 27e, na middernacht, aan UCI heeft doorgestuurd. Gelet op het voorgaande moet worden aangenomen dat toen [appellant] en Rabo de
recorded warningvan 29 juni 2007 ontvingen, de vermelding in de
recorded warningdat [appellant] tot
28 juni 2007 in Mexico zou verblijven, achterhaald was door de hiervoor vermelde
updatevan de
whereaboutsdoor zowel [appellant] als [R]. Voor [R] was de onjuiste opgave in de
recorded warningvan 29 juni 2007 met betrekking tot de periode vanaf 25 juni 2007 geen reden om te twijfelen aan de verblijfplaats van [appellant] in de periode vóór
25 juni 2007, omdat [appellant] in het eerdergenoemde telefoongesprek tijdens de Pyreneeën training tegen hem had gezegd dat hij in Mexico zat en op tijd was teruggekomen voor deze training. Voorts staat vast dat deze training al lang van tevoren was gepland en dat de
e-tickets voor deze training in april 2007 aan [appellant] waren gezonden. Het hof verwijst naar rechtsoverweging 4.9 van het tussenarrest van 19 juni 2012.
whereaboutsaan de UCI, niet vanwege het feit dat de in de
whereaboutsvermelde verblijfplaats (Mexico) niet juist zou zijn. [appellant] heeft als getuige verklaard dat hij het onzin vond dat de boete zo hoog moest zijn, maar hij heeft niet verklaard dat hij deze niet heeft geaccepteerd. Hij heeft verder nog verklaard dat hij tegenover ploeggenoten voor de start van de Tour de France op 5 juli 2007 in Londen heeft verteld dat hij een boete had gekregen en dat hij op een vraag van zijn ploeggenoten heeft gezegd dat deze was opgelegd voor een gemiste controle in de maand juni 2007. Er is toen niet over Mexico, noch over zijn verblijf waar dan ook gesproken, aldus [appellant]. Het hof leidt hieruit af dat [appellant] op dat moment op geen enkele wijze openheid over zijn verblijf voorafgaande aan de Tour de France heeft verstrekt. Hij heeft alleen, zo heeft hij als getuige verklaard, aan [TD], die hem vroeg of hij in Mexico was geweest, verteld dat dit niet het geval was. Ook indien het hof van de juistheid van deze mededeling van [appellant] aan [TD] zou uitgaan
- [appellant] heeft aangekondigd [TD] als getuige te zullen oproepen, maar heeft daarvan afgezien, zodat [TD] een en ander niet heeft kunnen bevestigen - kan de eventuele wetenschap van [TD] niet aan Rabo worden toegerekend.
[R] heeft als getuige verklaard dat [appellant] tijdens de voorbereiding van de persconferentie de uitleg gaf, die [R] (en anderen) ook daarvoor al had(den) gehoord. Die uitleg kwam erop neer dat [appellant] in juni 2007 in Mexico was geweest, dat hij vele getuigen had die dat ook konden verklaren, zoals mensen uit het dorp, familie en dat er foto’s waren gemaakt waar hij had getraind. Voor zover het de
recorded warningbetrof, was sprake van administratieve slordigheden. [appellant] gaf voor “alles” een uitleg en (ook) [R] was ervan overtuigd dat [appellant] in Mexico was geweest. Tijdens de persconferentie is meegedeeld dat [appellant] in juni 2007 in Mexico was geweest, aldus [R].
[K] heeft als getuige een gelijkluidende verklaring afgelegd. [K] heeft verklaard dat hij tijdens de voorbereiding van de persconferentie de
recorded warningalinea voor alinea met [appellant] heeft doorgenomen en dat [appellant] een duidelijke uitleg heeft gegeven met betrekking tot de door hem aan UCI verstrekte informatie ten aanzien van zijn verblijf in Mexico in juni 2007. Er was sprake van administratieve slordigheden (een brief die te laat was gepost, een brief die er te lang over had gedaan). Tijdens de voorbereiding van de persconferentie heeft [appellant] gezegd dat hij in juni 2007 in Mexico was, daarover bestond bij [K] geen enkele twijfel. [K] geloofde [appellant] en dat kwam mede omdat hij van [R] absoluut niet de indruk had dat deze dacht dat [appellant] in die periode niet in Mexico was geweest. [K] heeft voorts verklaard dat tijdens de persconferentie is meegedeeld dat [appellant] in juni 2007 in Mexico was en dat sprake was van administratieve slordigheden van [appellant] bij het opgeven van zijn
whereabouts.
Ook de verklaring van [appellant] zelf sluit geheel aan bij de verklaringen van [R] en [K]. Volgens [appellant] heeft [K] hem tijdens de voorbereiding van de persconferentie gevraagd of hij in juni 2007 in Mexico was geweest en heeft hij deze vraag bevestigend beantwoord. Tijdens de persconferentie is meegedeeld dat [appellant] in juni 2007 in Mexico zat en voorts dat sprake was van administratieve slordigheden met betrekking tot de opgave van zijn
whereaboutsaan UCI.
whereaboutsvan [appellant] en over de verblijfplaats van [appellant], omdat er naar aanleiding van berichten in de Deense pers twijfels waren of [appellant] wel de waarheid sprak. Volgens [P] heeft [R] tegen hem gezegd dat [appellant] “met overtuiging” had verklaard dat hij in Mexico was geweest. Voorts heeft [P] als getuige verklaard dat hij telefonisch contact heeft gehad met [R] op 25 juli 2007, toen laatstgenoemde hem vertelde dat [appellant] uit de Tour de France zou worden teruggetrokken omdat hij had gelogen over zijn verblijfplaats, dit naar aanleiding van de mededeling die [C] aan [R] had gedaan dat hij [appellant] op 13 juni 2007 in de Dolomieten had gezien. [P] heeft verklaard dat [R] tijdens hun telefoongesprek strijdbaar en oprecht verontwaardigd was. Het hof ziet geen reden aan de geloofwaardigheid van die verklaring te twijfelen. Ook deze verklaring vormt een bevestiging van het feit dat Rabo pas op 25 juli 2007 bekend werd met het feit dat [appellant] onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 had verstrekt.
2.44 Het hof verwijst naar de (gedeeltelijke) weergave van de getuigenverklaring van [H] onder 10.2 van de bijlage die aan dit arrest is gehecht. [H] heeft als getuige verklaard dat collega renners niet met elkaar uitwisselden waar zij verbleven en dat hij - naar het hof begrijpt in de periode voorafgaande aan de Tour de France - niet wist waar [appellant] zat. Verder heeft [H] verklaard dat hij hoorde dat het goed mis was en dat er iets met de
whereaboutsvan [appellant] was. Dit laatste punt van zijn verklaring valt naar het oordeel van het hof onder de categorie geruchten, ook al omdat [H] met betrekking tot het tijdstip waarop hij over deze geruchten heeft gehoord, wisselende data heeft genoemd. Dit betekent dat deze verklaring het bewijs van Rabo niet kan ontzenuwen.
recorded warningop 29 juni 2007 en de boete op 3 juli 2007, de persconferentie op
24 juli 2007 en de bekendwording op 25 juli 2007 dat [appellant] op 13 juni 2007 door [C] in de Dolomieten was gezien. [appellant] heeft - kort gezegd - op essentiële momenten gelogen over zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 (zie ook rechtsoverweging 5.21 van het tussenarrest van 19 juni 2012) en deze leugens zijn (pas) aan het licht gekomen op 25 juli 2007.
De e-mail wisseling in april 2007 tussen [appellant] en [B] en tussen [R] en [appellant] (zie de rechtsoverwegingen 2.15 tot en met 2.21), de toezending van de routes van de Alpenetappes op 16 juni 2007 (zie de rechtsoverwegingen 2.25 tot en met 2.27) en het sms’je van [B] aan [appellant] op 24 juni 2007 (zie de rechtsoverwegingen 2.28 tot en met 2.30) vormen noch afzonderlijk noch in onderling verband beschouwd een aanwijzing dat Rabo al eerder dan op 25 juli 2007 bekend was met het feit dat [appellant] niet in juni 2007 in Mexico had verbleven. Hooguit kan de ontmoeting tussen [B] en [appellant] in Bergamo op 6 juni 2007, in het licht van de door Rabo op 29 juni 2007 ontvangen
recorded warning(zie de rechtsoverwegingen 2.22 tot en met 2.24), een aanwijzing opleveren dat Rabo al eerder wist dat [appellant] vóór 6 juni 2007 niet in Mexico was geweest, maar deze omstandigheid alléén is van onvoldoende gewicht om te oordelen dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. In zoverre slaagt grief I in het incidenteel hoger beroep van Rabo.
“We hereby inform you that for urgent reasons we have immediately terminated the employment contract that exist between you and us. The grounds for this decision can be set out as follows.
“accurate whereabouts information”aan UCI te verschaffen (zie hiervoor rechtsoverweging 2.11). De door [appellant] aan UCI verstrekte
whereabouts informationwas
“strictly confidential”en werd dus niet met Rabo gedeeld. Wanneer een renner voor een test niet werd aangetroffen op de door hem meest recente opgegeven locatie, ontving de renner van de Anti Doping Commission van UCI een schriftelijke waarschuwing (
written warning), die - indien een deugdelijke verklaring van de renner uitbleef - werd omgezet in een geregistreerde waarschuwing (
recorded warning). Indien drie geregistreerde waarschuwingen werden gegeven in een periode van 18 maanden, werd dit beschouwd als een schending van de antidoping regelgeving, hetgeen kon leiden tot schorsing van de betrokken renner. Tot omstreeks juni 2007 werden alleen de renners ervan op de hoogte gesteld wanneer zij niet op correcte wijze aan hun verplichtingen voldeden. Vanaf juni 2007 ontving ook de wielerploeg, waar de renner onder contract stond, van UCI een afschrift van een
recorded warning.
recorded warningvan 29 juni 2007. Daaruit blijkt:
1. dat UCI pas achteraf, te weten op 11 juni 2007, door middel van een brief die op 8 juni 2007 in Italië was gepost, op de hoogte is gesteld dat [appellant] in Mexico zou zijn van 4 tot 12 juni 2007;
en
2. dat UCI pas achteraf, te weten op 29 juni 2007, door middel van een brief die op 12 juni 2007 in Mexico was gepost, werd geïnformeerd dat [appellant] in Mexico zou verblijven tot
28 juni 2007, terwijl dit niet juist was omdat [appellant] in ieder geval, zoals vermeld in de
recorded warning, op 26 juni 2007 in Italië terug was.
Blijkens de tekst van
de recorded warninghad deze betrekking op het verstrekken van onjuiste informatie met betrekking tot de data van het verblijf van [appellant] in Mexico. In de
recorded warningis niet tot uitdrukking gebracht dat de daarin vermelde verblijfplaats van [appellant] (Mexico) onjuist was. Dit betekent en dat is ook de strekking van de
recorded warningdat het slechts om administratieve vergissingen/slordigheden ging, waarvoor een verklaring was te vinden in het te laat posten van een brief in Italië en in een vertraagde ontvangst van een brief die in Mexico was gepost. [appellant] werd gewaarschuwd dat hij informatie en wijzigingen met betrekking tot zijn verblijf vóóraf aan UCI diende te verstrekken.
recorded warningniet wist dat [appellant] in juni 2007 niet in Mexico was. Integendeel, Rabo ging ervan uit, omdat [appellant] dat zo had aangegeven, dat dit wel het geval was. Bij die stand van zaken paste het dan ook dat Rabo [appellant] voor zijn administratieve slordigheden op 3 juli 2007 een boete heeft opgelegd van € 10.000,-. [appellant] had een (toen plausibel geoordeelde) verklaring voor zijn slordigheden gegeven, Rabo legde een boete op om de ernst van de naleving van de regels te onderstrepen en Rabo ging ervan uit dat daarmee de kous af was. Een en ander is ook (in de tweede alinea) van de ontslagbrief van 26 juli 2007 verwoord. [R] heeft in dit verband als getuige verklaard dat het de eerste keer was dat hij een renner een boete gaf. Dat Rabo [appellant] toen niet op staande voet heeft ontslagen, kan niet aan Rabo worden tegengeworpen, omdat het op dat moment - slechts - om administratieve slordigheden leek te gaan.
recorded warningaan de orde geweest en is op basis van de herhaalde, achteraf dus onjuist gebleken, mededelingen van [appellant], bekend gemaakt dat [appellant] in juni 2007 in Mexico was geweest en dat met betrekking tot de
recorded warningsprake was van administratieve slordigheden. Het hof verwijst naar hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 2.38 en 2.39 is overwogen.
recorded warningop 29 juni 2007 en de boete op 3 juli 2007, de persconferentie op 24 juli 2007 en de bekendwording op 25 juli 2007 dat [appellant] op 13 juni 2007 door [C] in de Dolomieten was gezien) onjuiste informatie heeft verstrekt met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007; hij heeft over die verblijfplaats herhaaldelijk gelogen. Uitgekomen is dat hij tenminste op één dag in Italië was gezien. Dat levert naar het oordeel van het hof (objectief gezien) een dringende reden voor ontslag op staande voet op.
whereaboutsgroot belang hechtten. Voor zover het UCI betreft blijkt dit uit de duidelijke tekst van de
recorded warningvan 29 juni 2007. Voor zover het Rabo betreft blijkt dit uit de in rechtsoverweging 2.11 vermelde bepalingen uit de arbeidsovereenkomst, uit de e-mail van 30 april 2007 van [R] aan [appellant] (zie hiervoor rechtsoverweging 2.17) en uit de in rechtsoverweging 4.14 van het tussenarrest van 19 juni 2012 vermelde e-mail van 3 juli 2007 van Rabo aan [appellant], waarin [appellant] de eerdergenoemde boete kreeg opgelegd.
zelf daarentegen heeft als getuige verklaard dat de
recorded warningniets voor hem betekende. Die verklaring bevestigt dat [appellant] op grove wijze de ter zake geldende regels aan zijn laars heeft gelapt en dat hij tevens op ernstige wijze de belangen van Rabo heeft geschaad en het vertrouwen van Rabo diep heeft geschonden (zie de vijfde alinea van de ontslagbrief van 26 juli 2007), dit terwijl het tot zijn verantwoordelijkheid behoorde om
accurate whereaboutste verstrekken. Dit betekent dat ook aan het vereiste van de zogenaamde subjectieve dringendheid is voldaan.
26 juli 2007 - terecht - de arbeidsovereenkomst met [appellant] onverwijld heeft opgezegd wegens (een) dringende reden(en), onder gelijktijdige mededeling van die reden(en) aan [appellant]. Dit betekent dat het aan [appellant] op 26 juli 2007 gegeven ontslag niet onregelmatig is. Ook in zoverre slaagt grief I in het incidenteel hoger beroep van Rabo. De vorderingen van [appellant], die zijn gebaseerd op de door hem gestelde onregelmatigheid van het ontslag, moeten worden afgewezen. De grieven II, III en IV in het principaal hoger beroep en de (voorwaardelijke) grief II in het incidenteel hoger beroep behoeven niet meer te worden behandeld.
a. omdat dit is geschied onder opgave van een voorgewende of een valse reden;
Het hof overweegt het volgende.
Gevolgen van de beëindiging te ernstig?
26 juli 2007 - terecht - wegens (een) dringende, onverwijld medegedeelde reden(en) op staande voet heeft ontslagen, zodat het aan [appellant] gegeven ontslag niet onregelmatig is.
hoofdsom(cursivering door het hof) van € 50.000,- worden beschouwd. Ook elders in de memorie van antwoord ligt geen incidenteel hoger beroep besloten, met name niet onder de punten 89 en 90 van deze memorie. [appellant] heeft dan ook terecht onder 2 van zijn memorie van antwoord in incidenteel appel aangevoerd dat de beslissing van de kantonrechter om een bedrag van € 50.000,- aan hem toe te wijzen, onaantastbaar is geworden. Voor zover de conclusie in de pleitaantekeningen van Rabo ter gelegenheid van de pleidooien bij het hof op 25 mei 2012, dat de vernietiging van het bestreden vonnis ook betrekking heeft op de toegewezen buitengerechtelijke kosten, als een (incidentele) grief van Rabo zou moeten worden beschouwd, betreft het een nieuwe grief, die het hof, gelet op de in artikel 347 Rv besloten twee-conclusie-regel en de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt, als tardief buiten beschouwing zal laten.
€ 50.000,- aan zijn gemachtigden was verschuldigd respectievelijk heeft voldaan. Het hof verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 9 maart 2012, LJN BU9204. Uit dit arrest moet worden afgeleid dat van een partij die zich beroept op schriftelijke bewijsstukken mag worden verlangd dat zij die stukken uit zichzelf in het geding brengt. Grief VIII in het principaal hoger beroep faalt.
- € 6.069,- bruto wegens wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007;
- € 50.000,- exclusief BTW wegens buitengerechtelijke kosten.
1. € 125.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007, wegens achterstallig salaris;
2. € 140.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007, wegens onregelmatig ontslag door Rabo van [appellant];
3. € 400.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007, wegens bonus Tour de France;
4. € 50.000,- exclusief BTW, zonder wettelijke rente, wegens buitengerechtelijke kosten,
in totaal € 715.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over de onder 1 tot en met 3 genoemde bedragen van in totaal € 665.000,- vanaf 31 augustus 2007 tot aan de dag van de algehele voldoening.
23 juli 2008 een bedrag van € 715.000,- als hoofdsom alsmede een bedrag van
€ 34.812,96 wegens wettelijke rente, in totaal € 749.812,96, aan hem heeft betaald.
31 augustus 2007 tot 23 juli 2008, terwijl [appellant] (na verrekening) slechts aanspraak heeft op een bedrag van € 40.457,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 2007 tot 23 juli 2008. Gelet hierop zal het hof [appellant], eveneens in het incidenteel hoger beroep, in reconventie veroordelen aan Rabo de gefixeerde schadevergoeding ad € 84.543,- bruto te betalen. Aangezien de kantonrechter in reconventie de door Rabo gevorderde gefixeerde schadevergoeding had afgewezen, was Rabo genoodzaakt op dit punt incidenteel hoger beroep in te stellen. Het hof heeft pas in hoger beroep beslist dat Rabo zich op verrekening mocht beroepen. Rabo kon dan ook niet genoemd bedrag van € 84.543,- bruto betrekken bij de door haar in het incidenteel hoger beroep in conventie gevorderde terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [appellant] had voldaan. Met betrekking tot de door Rabo gevorderde wettelijke rente over de gefixeerde schadevergoeding vanaf 23 april 2008 verwijst het hof naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 2.77 is beslist. Het hof zal de door Rabo gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 84.543,- bruto toewijzen met ingang van 23 juli 2008, aangezien Rabo dit bedrag op 23 juli 2008 onverschuldigd aan [appellant] heeft betaald en [appellant] zonder ingebrekestelling in verzuim was en derhalve wettelijke rente was verschuldigd vanaf het tijdstip dat aan hem vrijwillig was betaald (zie Hoge Raad 19 mei 2000, LJN AA5863). Het voorgaande betekent voorts dat [appellant] de op 23 juli 2008 door Rabo onverschuldigd betaalde wettelijke rente over het bedrag van € 84.543,- bruto met betrekking tot de periode 31 augustus 2007 tot 23 juli 2008 aan Rabo dient terug te betalen. Het hof heeft berekend dat het hierbij gaat om een bedrag van € 4.536,73 (€ 1.709,39 over de periode 31 augustus 2007 tot en met 31 december 2007 (123/365 x 6% x € 84.543,-) + € 2.827,34 over de periode
1 januari 2008 tot 23 juli 2008 (204/366 x 6% x € 84.543,-). In totaal dient [appellant] in het incidenteel hoger beroep in conventie een bedrag van € 579.349,69 aan Rabo terug te betalen. Het hof zal de in conventie toe te wijzen wettelijke verhoging ad € 6.069,- bruto, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007, als een afzonderlijke veroordeling in het dictum van het principaal hoger beroep opnemen.
conventie:- salaris gemachtigde € 1.200,- (1 punt x tarief meer dan € 1.000.000,-).
€ 289,-
€ 9.160,-(2 punten x tarief VIII)
2.89 Omwille van de duidelijkheid zal het hof het bestreden vonnis geheel vernietigen en een nieuw dictum formuleren.
3. De beslissing
€ 6.069,- bruto wegens wettelijke verhoging te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 2007 tot aan de dag van de algehele voldoening;
(€ 574.812,96 hoofdsom en € 4.536,73 rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2008 tot de dag van de algehele voldoening door [appellant] aan Rabo;
€ 84.543,- bruto ter zake van gefixeerde schadevergoeding aan Rabo te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening;
[B]heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 20:
A: Ik heb die mail doorgestuurd naar [R]. Ik vond het een vreemde mail.
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 25 en 26:
[R]heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 9:“V: Weet u hoe het contact met [appellant] gelopen is?
A: Ja. Het gesprek dat ik met [appellant] had, heeft mij overtuigd dat hij het ging doen zoals we hadden afgesproken. Het was voor de mail. Naar aanleiding van het gesprek heb ik de mail gestuurd. Hij zou in Mexico trainen en terugkomen voor de Pyreneeën stage.
(…)”
[appellant]heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 3, 4 en 5:“V: Training in de Pyreneeën van 25 tot en met 29 juni. Op 24 april 2007 zijn de e-tickets voor de reis naar u gestuurd. U stuurt een mail aan [B]: I prefer as we can keep this trip quiet as I’m supposed to in Mexico at the time.
A: De periode dat ik in de Pyreneeën was en die periode van juni.
I want to let you know that as employer I urge you to provide…
A: Ja, een herhaling van de mail. Ik zei tegen hem dat ik buiten de pers wilde blijven. Hetzelfde als ik met [B] had besproken. Dat is wat in mij opkomt. Het ging alleen om de pers.
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 20 en 21:“V: De maanden na april, heeft u [appellant] toen nog ontmoet? Wij weten van uw afspraak op 6 juni in Bergamo.
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 25:“Het gesprek op 6 juni was net na de Giro. Het was op mijn initiatief en op zijn kunnen. Ik vroeg hem wanneer ik langs kon komen.
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 9 en 10:“V: Wist u van de ontmoeting van [B] met [appellant] in Bergamo?
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 28:“V: Wist U waar hij trainde?
A: Ik weet waar u naar toe wilt. Onmiddellijk na de ronde van Italië is er een begeleidingsvergadering geweest. Ik herinner mij zeer goed dat toen ik die vergadering verlaten had, dat ik van mening was dat [appellant] in juni naar Mexico zou gaan. Het is mogelijk dat [appellant] mij dat tijdens de ronde van Italië heeft verteld. Ik heb die vergadering verlaten en ik was van mening dat hij naar Mexico zou gaan
(…)”
Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 5 en 6:“De laatste week van de Giro waar [naam] de sportdirecteur van Rabobank was werd [naam] opgebeld door [B]. Hij vertelde mij dat [B] mij wilde ontmoeten in de daaropvolgende week. Dit gesprek was eind mei. Ik zei tegen [naam] dat hij tegen [B] kon zeggen dat het prima was; ik zou die week thuis zijn. Wij spraken telefonisch af op 5 juni, ik heb een print van mijn eigen telefoon, heb ik gebeld met [B] dat wij elkaar de dag daarop zouden ontmoeten in Bergamo in Italië. [B] wilde mij ontmoeten omdat wij elkaar niet gezien hadden sinds de Ronde van Baskenland. Hij wilde de Tour bespreken, de rolverdeling in het team met [MC], ikzelf en [TD] en de overige renners van het team, wat hun taak zou zijn.
(…)”
3.Toezending van de routes van de Alpenetappes op 16 juni 20073.1 [R] heeft als getuige onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 16 en 17:“V: Kunt u zich herinneren dat [B] u heeft gevraagd de exacte routes van de tour aan [appellant] toe te zenden. Waar heeft u dit heen gestuurd?
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 21:“V: U ging er vanuit dat [appellant] trainde in Mexico. Dan komt half juni het verzoek over informatie over Alpenetappes.
(…)”
[appellant]heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 6:“V: De 20e tot de 23e was u in de Alpen. Met wie had u toen contact?
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 21:“V: Op 24 juni vraagt u door middel van een sms ‘training goes well?’. Welke training bedoelde u?
(…)”
Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 6 en 7:“V: Op 24 juni is er de sms van [B] met ‘training goes well??’.
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 10 en 11:“V: U heeft contact met [appellant] gehad tijdens de training in de Pyreneeën. Waarom?
A: Ik heb hem gebeld, gevraagd hoe alles verliep en gevraagd of hij het had doorgegeven bij de UCI. Het was niet de inzet van het telefoongesprek.
A: In april is het even ter sprake gekomen, maar niet zo concreet. Ik heb hem er nooit over opgebeld.
(…)”
[appellant]heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 7:“V: De 25e ging u naar de training in de Pyreneeën. Daar was [naam].
(…)”
6.De “recorded warning” op 29 juni 20076.1 [R] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 11,12 en 13:“V: 29 juni kreeg Rabo een afschrift van de recorded warning van de UCI met betrekking tot whereabouts. Bij wie is die brief binnen gekomen?
Ik was betrokken bij het overlegorgaan en commissies. Het was een chaos.
A: Het medisch team zag geen aanleiding om hem niet te laten starten. [B] gaf ook niet aan dat hij hem niet in de ploeg wilde hebben. Natuurlijk was er twijfel. Het hele weekend was er overleg. Toen de beslissing was genomen, was er geen twijfel meer.
V: Men in black die trainden. Is de naam [appellant] in dat verband genoemd?
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 15:“Op vragen van mr. Vilé antwoord [R] als volgt:
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 17:“De recorded warning van 29 juni. U bent gaan praten met directieleden [B] en[L]. U zei dat [B] niet zo stellig was. Wat bedoelde u daar mee?
[B]heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 21 en 22:“V: U zou [appellant] niet in de Pyreneeën treffen. Wanneer kwam u er van op de hoogte dat aan [appellant] een recorded warning was gegeven?
Vóór de Tour wist ik alleen over de recorded warning.
(…)
V: Heeft u na het begin van de Tour met [appellant] gesproken over de recorded warning, de boete en de uitsluiting door de Deense Wielerbond?
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 28 en 29:“Onmiddellijk na de ronde van Italië is er een begeleidingsvergadering geweest. Ik herinner mij zeer goed dat toen ik die vergadering verlaten had, dat ik van mening was dat [appellant] in juni naar Mexico zou gaan. Het is mogelijk dat [appellant] mij dat tijdens de ronde van Italië heeft verteld. Ik heb die vergadering verlaten en ik was van mening dat hij naar Mexico zou gaan. De vergadering was met meer mensen dan het managementteam, er waren ook andere artsen, trainers en andere sportdirecteurs. Het was onmiddellijk na de ronde van Italië, ik weet het niet meer precies, maar het was de maandag na de ronde van Italië. Het was in Nederland. Het was voor mij niet belastend, want ik was al uit de ronde van Italië.
Na de vergadering heb ik nog contacten gehad met [R] en [B]. Dit was vrij routineus.
A: Zeker omdat ik een waarschuwing had gekregen. De recorded warning zei dat het ging om verkeerde informatie, maar niet dat het onware informatie was. In de papieren staat foutief, daar was hij boos over.
V: Wat u geënsceneerd heeft met de brief uit Mexico, was niet bekend bij Rabo?
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 13:“V: U gaf [appellant] een boete. Wat was zijn reactie?
A: Ja, natuurlijk. Met beide directieleden.
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 22:“Ik kan me herinneren dat er een boete is uitgedeeld in het begin van de tour. Volgens mij was dat alleen voor de recorded warning, die EUR 10.000. Ik ben daar niet bij betrokken geweest. Ik weet niet hoe het contractueel geregeld is. Het is niet met mij overlegd. De boete was wel een signaal.
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 28 en 29:“We gaven de renner een interne sanctie, een financiële boete meen ik mij te herinneren. Daarnaast waren er geen gevolgen. Ik heb dit nooit op papier gezien, van boetes of waarschuwingen of wat dan ook. Ik heb niets op papier gezien, ook niet van communicatie van UCI of de ploeg aan de renner of van het management aan mij.
(…)”
[appellant]heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 8:“Hij (hof: [R]) zei dat hij mij een boete moest geven voor mijn overtreding. Ik vroeg hoe hoog die boete zou zijn, maar dat kon hij mij op dat moment niet zeggen. Hij zou het mij later laten weten. De boete kwam per mail op 3 juli. Mijn reactie was verbazing over de hoogte van de boete. Ik vond het onzin dat de boete zo hoog moest zijn. Dat zei ik hem door de telefoon. Hij zei dat ik een boete van een bepaalde hoogte moest krijgen, zodat het eruit zag alsof ze het serieus namen. Als hij een boete van EUR 1.000 gegeven had, hadden ze hem uitgelachen.
(…)”
8.De persconferentie op 24 juli 20078.1 [R] heeft onder andere het volgende verklaard:Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 13 en 14:“V: 23 juli, verzoek van de tourdirectie om publiekelijk te verklaren.
A: Het was de bedoeling om naar waarheid te verklaren. Dit is besproken, ook met dhr. [K]. [appellant] gaf voor alles een uitleg. Wij konden hier voldoende mee uit de voeten.
A: Wij hebben dat verklaard. De inzet van de persconferentie was dat [appellant] in Mexico was geweest. Wie dat tijdens de persconferentie heeft gezegd? [K] had een procedurele rol, over de juistheid van whereabouts en over de recorded warnings. De rol van [K] was ook het plaatsen van de whereabouts in de reglementaire en juridische context. Ik heb mijn persoonlijk commitment afgegeven. [appellant] heeft vragen van de pers beantwoord.
[B]heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 22:“V: Er komt een persconferentie, dat wilde de leiding van de Tour. Wat was uw betrokkenheid?
(…)”
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 2 tot en met 6:“A: Op zaterdag 21 juli ben ik door dhr. [R] gebeld betreffende problemen die in de Tour aan de orde waren inzake de Raboploeg en dhr. [appellant]. In het bijzonder ging het om problemen over de recorded warning. Op verzoek van dhr. [R] ben ik naar de Tour gegaan op maandag 23 juli. Daar heb ik met dhr. [R] gesproken. ’s Avonds heb ik heel kort maar niet inhoudelijk met dhr. [appellant] gesproken. Er waren ook allerlei andere mensen aanwezig, maar dat was naar mijn herinnering niet langer dan 5 minuten.
[R] zat op de ene plaats op het bed, [appellant] zat in kleermakershouding op de tweede helft van het bed en ik zat op een stoel daarvoor. Voor ons gesprek is de recorded warning als uitgangspunt genomen en deze is alinea voor alinea doorgenomen. Mij was gevraagd om de recorded warning tijdens de persconferentie te willen duiden. Het gaat om de recorded waring van 29 juni.
[R] heeft dezelfde dag ook zekerheidshalve de whereabouts aan de UCI doorgeven. Het had bij mij wel een plaats gekregen.
(…)”
A: Het was iemand die ik een paar uur daarvoor ontmoet had. Ik wist niet of ik hem kon vertrouwen. Alle anderen van de wielerploeg waren betrokken. De verklaring van [naam] hield in dat ik mijn verontschuldigen zou aanbieden. Ik vond het erg dat de whereabouts de sportieve prestaties in de Tour overschaduwden. Ik zei dat ik hoopte dat wij ons weer op het fietsen konden concentreren, want daarom waren wij daar.
9. Het publiekelijk bekend worden op 25 juli 2007 dat [appellant] op 13 juni 2007 door [C] in de Dolomieten was gezien
[R]heeft onder andere het volgende verklaard:
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 14 en 15:“[appellant] won de etappe op de (het hof leest) Aubisque. Ik werd gebeld door een Nederlandse journalist dat [appellant] op 15 of 16 juni was gezien door [C], midden in de periode dat hij in Mexico zou verblijven. Ik wilde [C] spreken om te kijken of het klopt. Ik heb [C] gebeld. Hij is een ex-collega. Ik vroeg of het klopte. Hij voelde wel dat het misschien een probleem zou gaan opleveren. [C] begon te stotteren en te draaien. Hij probeerde zijn verhaal af te zwakken dat het misschien niet [appellant] was en dat het slecht weer was. Ik zei dat hij niet moest draaien en toen gaf hij schoorvoetend toe dat hij [appellant] was tegengekomen en hem ook had gesproken. [C] en [appellant] kenden elkaar ook. Bij mij sloegen alle stoppen door. Als het zo was, hadden we een groot probleem. Ik heb [appellant] gebeld en hem geconfronteerd met de uitspraken van [C]. Ik kreeg een twijfelende ‘ja’. Ik werd woedend op [appellant] en zei dat het betekende dat hij toen niet in Mexico zat. Ik vroeg hem of hij wel of niet in Mexico geweest was. Hij zei ‘nee’. Ik schold hem uit en toen draaide hij zijn verhaal terug: natuurlijk was hij in Mexico geweest en hoe kon ik daaraan twijfelen. [C] zou een lulverhaal ophangen. [C] hing geen lulverhaal op, hij had [appellant] gesproken in de Dolomieten. Voor mij was duidelijk wat er moest gebeuren. Er stond zoveel op het spel. Het verblijf in Mexico was essentieel in dit verhaal.
Proces-verbaal van 12 november 2012, bladzijde 23:
Proces-verbaal van 18 december 2012, bladzijde 12, 13 en 14:“V: Op 25 juli wordt u geconfronteerd door [R] dat [C] u heeft gezien in de Dolomieten op 13 juni 2007.
V: Nadat u uit de Tour was gezet, bent u lange tijd blijven beweren dat u in Mexico zat.
10.Overige getuigenverklaringen10.1 [P] heeft onder andere het volgende verklaard:
Op vragen van mr. Brantjes:
(…)
Vraag Zembla: “Wist de Rabobank ploeg dat [appellant] niet in Mexico zat, maar in Italië?”
Proces-verbaal van 7 maart 2013, bladzijde 2:“V: Rapporteerde U aan iemand binnen de Rabo ploeg? Zo ja, aan wie?
A: Wij droegen tijdens de rustdag over. In 2007 was dat aan [naam]. Daarvoor was ik alleen. Ik had dan alle renners onder mij als arts. Ik rapporteerde niet aan [R] of [B] over vertrouwelijke informatie en beroepsmatige zaken. Ik heb me altijd aan mijn beroepsgeheim gehouden.
(…)
V: In hoeverre bent U betrokken bij de trainingen van de renners voorafgaande aan de start van de Tour de France?
(…)
V: Wist U waar [appellant] in 2007, voorafgaande aan de start van de Tour de France, trainde?
A: Nee, daar stonden wij helemaal buiten. Ik hoorde daar ook niets van. Ik zag de renners op de dag van samenkomst, volgens mij de woensdag.
(…)”
(…)”
Proces-verbaal van 7 maart 2013, bladzijde 9:“Hof: Wij hebben van de advocaat van [appellant] het woordelijk verslag van de radio-uitzending ontvangen van 26 januari 2013. Daar is te lezen dat u op de dag dat [appellant] uit de Tour werd gehaald al vier weken in een crisis management team zat.
(…)”
(…)
De eerste keer dat er iets speelde, was op 18 juli. Er was toen contact tussen [R] en [P] dat er een recorded warning was. Daarvoor kwam [appellant] niet in ons verhaal voor. Ik heb de tekst van de recorded warning niet gekregen. De inhoud van de tekst is op 23 juli aan de RvC van de ploeg gegeven.
(…)”
(…)
(…)”
(…)”