Het hof verwijst verder naar de volgende passage uit het verslag van een wetgevingsoverleg over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 1997-1998, 23147, nr. 112, p. 11, 42 e.v.):
“De heer Poppe (SP)
….
Mijnheer de voorzitter! Om te voorkomen dat de aanhangers van St. Hubertus met bijvoeren proberen bepaalde soorten tot overpopulatie uit te lokken om zo beheersjacht noodzakelijk te maken, moet het bijvoeren van in het wild levende dieren verboden worden. Natuurlijk moet dan een uitzondering gemaakt worden voor ernstige klimatologische omstandigheden waardoor een soort bedreigd kan worden. Dit wordt geregeld in het amendement op stuk nr. 38. De minister schrijft in de nota naar aanleiding van het eindverslag dat er voor bijvoeren geen noodzaak is, maar vervolgens wordt het in de wet niet verboden.
….”
En:
“De voorzitter
De argumenten zijn gewisseld. Wij vervolgen onze beraadslaging en komen bij het amendement op stuk nr. 38 van de heer Poppe.
De heer Poppe(SP)
Artikel 35 willen wij een beetje in relatie zien met artikel 37. Dat zal ik zo uitleggen. Wij hebben niet het plan opgevat om artikel 35 te schrappen, zoals mevrouw Vos van GroenLinks dat wenst. Wij hebben wel de vraag wat een redelijke wildstand is. Daarmee komen wij bij het fauna- en beheerplan. Daarin moet vastgesteld worden wat een redelijke wildstand is. Dat moet natuurlijk niet aan de jachthouder overgelaten worden. Daarom hebben wij het amendement op stuk nr. 38 ingediend. Dat amendement maakt duidelijk dat de jachthouder niet mag denken in de trant van: hoe meer, hoe beter. Hij zou het wild flink kunnen bijvoeren om zo van de collega's uit de omgeving wild op het eigen land aan te trekken. Vervolgens kunnen jagers aangetrokken worden die tegen betaling het wild willen afschieten. Wij willen het artikel daarom niet schrappen, maar aanvullen. Het artikel moet niet weg, omdat jagers en jachthouders een heel andere taak moeten krijgen. Dat verwoord ik straks in het amendement op stuk nr. 39. Het artikel kan dan blijven bestaan. De minister heeft gezegd de noodzaak niet te zien op het punt van dit amendement. Wij vinden dat het bij wet moet worden geregeld.
Minister Van Aartsen
Volgens de systematiek van dit amendement is het gekoppeld aan de zes soorten. Ik heb daarom geen enkel bezwaar tegen dit amendement.
Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA)
De minister zegt geen bezwaar tegen dit amendement te hebben. Dat is prima voor de heer Poppe. De minister gaat ervan uit dat hier gedoeld wordt op de eerste lijst die in het wetsvoorstel staat, in artikel 30. Ik heb net al gesproken over "wild en wild". Onder wild verstaan wij toch meer dan de zes soorten die op dit moment in het wetsvoorstel zijn opgenomen? Of blijven wij ook voor dit amendement deze systematiek handhaven? Bijvoeren vindt immers voor meerdere diersoorten plaats.
Minister Van Aartsen
In de systematiek van de wet wordt wild gevormd door de zes soorten.
De heer Poppe(SP)
Ik stel daar een vraag over. De minister bedoelt immers ook te zeggen dat voor de andere diersoorten het faunabeheerplan uitmaakt of er bijgevoerd mag worden of niet. Ik veronderstel dat in dat plan komt te staan dat er niet bijgevoerd mag worden om later tot jacht over te kunnen gaan.
Minister Van Aartsen
Het gaat om zes soorten.
De heer Poppe (SP)
Het gaat over wat wij nog wild noemen. Volgens mij zijn wij nog wilder dan die beesten, maar het antwoord van de minister houdt in dat de andere diersoorten, niet behorend tot "de zes", bijgevoerd mogen worden. Mijn vraag aan de minister is: dat zal toch niet de bedoeling zijn? De minister is het met mij eens als ik zeg dat de faunabeheerplannen uitmaken of er al dan niet bijgevoerd moet worden. Dat moet dus niet gebeuren op grond van de overweging dat er meer beesten gekweekt moeten worden, zodat wij moeten gaan jagen.
Minister Van Aartsen
In het onderhavige wetsvoorstel is er geen bepaling die dat verbiedt.
De heer Poppe (SP)
Ik zal overwegen om daarover een amendement in te dienen, omdat dit op geen bezwaar stuit.
De heer Van Middelkoop (GPV)
Ik begrijp de logica niet helemaal van de redenering van de minister en van zijn oordeel dat hij er geen bezwaar tegen heeft. Het gaat namelijk over de zes wildsoorten en later misschien vijf soorten die vrij bejaagbaar zijn. Als dat in deze wet wordt toegestaan, waarom daarnaast een verbod op bijvoeren? Een dergelijk verbod vind ik meer passen bij een zorgvuldig beheer, waarmee onder andere de populatie beperkt wordt gehouden. Nogmaals, voor deze zes soorten geldt dat ze vrij bejaagbaar zijn. Ik herhaal dat ik er op zichzelf niet zo'n grote moeite mee heb, maar dat de logica mij ontgaat.
De voorzitter
U wilt dan eventueel ook wel bijvoeren?
De heer Van Middelkoop (GPV)
Het gaat er niet om wat ik wil. Als die zes soorten als het ware vogelvrij worden verklaard, wat is erop tegen om ze bij te voeren? Het gaat mij dus uitsluitend om de logica.
De voorzitter
Omdat je dan bij de fazanten komt die je juist niet wilde uitzetten en bijvoeren, zo denk ik hardop.
Minister Van Aartsen
Van deze soorten is er genoeg. In het kader van het behouden van een redelijke wildstand is er ook geen enkele reden om bij te voeren. In dat licht heb ik ook geen enkel bezwaar tegen dat amendement.
De heer Van Middelkoop(GPV)
Maar waarom zou het verboden moeten worden?
Minister Van Aartsen
Laten wij het maar verbieden. Er is geen enkele reden om dat te doen. Zoals aangegeven, doorstaan zij de jachtdruk uitstekend. Er is voldoende van. Mede om die reden zijn zij als wild omschreven. Het zou heel merkwaardig zijn om ze bij te voeren.
De voorzitter
Mijn vraag aan de heer Van Middelkoop is hoe je een haas bijvoert. Hoe worden in de praktijk hazen al niet bijgevoerd, omdat zij dat zelf zo regelen?
De heer Van Middelkoop (GPV)
Die vraag kunt u ook aan de heer Poppe stellen, want hij wil iets verbieden wat volgens u volkomen onmogelijk is.
De heer Poppe (SP)
In aanvulling op de woorden van de minister merk ik op dat de strekking van ons amendement is dat de soorten die wij niet vrij bejaagd willen hebben niet bijgevoerd worden, omdat zij zich anders ruimschoots kunnen voortplanten en waardoor er meer op gejaagd kan worden. Dan wordt bijgevoerd om meer lood te kunnen verspreiden en al die beesten aan acute loodvergiftiging te laten overlijden. Nogmaals, daar is geen noodzaak toe, want dan wordt een populatie onnodig gestimuleerd. Dat stimuleren heeft ook niets met faunabeheer te maken. Het geldt misschien minder voor hazen, maar toch zeker wel voor fazanten en patrijzen. Die worden namelijk nogal bijgevoerd om ze daarna bibberend vanaf het stoeltje neer te leggen.
De heer Passtoors (VVD)
De uitdrukking "behoudens bijzondere weersomstandigheden" kan opgerekt worden. Zo kan ik mij voorstellen dat een bepaalde biotoop om welke reden dan ook ineens heel arm is. Laat men op dat moment de wildstand gewoon zitten in die zin dat er op dat gebied veel minder is? Maar dan gaat ze wel vanzelf dood. Is dat de bedoeling van het verbod op bijvoeren?
De voorzitter
Aan wie is deze vraag gericht? De heer Poppe en de minister waren het over een amendement eens en nu wordt dat weer onderuit gehaald.
De heer Passtoors (VVD)
De vraag is aan beiden gericht.
De heer Poppe (SP)
Nee, in het kader van de bescherming...
De heer Passtoors (VVD)
Als de biotoop zodanig is dat het daar verblijvend wild in de problemen komt en dit niet aantoonbaar is door slechte weersomstandigheden – er kan misschien een overstroming zijn; ik kan mij van alles voorstellen – dan betekent dit in uw voorstel dat je niet mag bijvoeren om de wildstand die redelijk moet zijn, te herstellen. Ze moeten dus gewoon dood gaan?
De heer Poppe (SP)
In de toelichting staat wel duidelijk dat er sprake moet zijn van slechte weersomstandighe- den. Slechte weersomstandigheden kunnen de biotoop behoorlijk aantasten als bijvoorbeeld de boel onder water loopt en er nog maar een klein stukje grond over is.
De heer Passtoors (VVD)
Dat ben ik met u eens.
De heer Poppe (SP)
Precies en dat staat er. Uw vraag is dus al beantwoord.