ECLI:NL:GHARL:2013:CA1492

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.058.214/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging effectenleaseovereenkomsten en bewijsvoering omtrent kennis van overeenkomsten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietigbaarheid van effectenleaseovereenkomsten. De echtgenote van de appellant, Varde Investments (Ireland) Limited, heeft zich beroepen op de vernietigbaarheid van deze overeenkomsten. Het hof heeft vastgesteld dat Varde niet in het haar opgedragen bewijs is geslaagd dat de echtgenote meer dan drie jaar voor 2 november 2005 op de hoogte was van het bestaan van de leaseovereenkomsten. De zaak is voortgekomen uit eerdere vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, die op 1 april 2009 en 22 juli 2009 zijn gewezen. Het hof heeft de inhoud van een tussenarrest van 18 september 2012 overgenomen en het verdere verloop van het geding in hoger beroep besproken. Tijdens een getuigenverhoor heeft de echtgenote verklaard dat zij niet op de hoogte was van de leaseovereenkomsten tot 2005, toen zij bij het aanvragen van een hypotheek ontdekte dat haar man een BKR-registratie had. Het hof heeft de verklaringen van de echtgenote en haar man als geloofwaardig beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat zij hun financiën gescheiden hielden en dat de echtgenote geen inzage had in de zakelijke rekening van haar man. Het hof heeft geconcludeerd dat het beroep op vernietiging rechtsgeldig was, waardoor de overeenkomsten zijn vernietigd en Dexia geen vordering meer had op de echtgenoot. De vonnissen van de kantonrechter zijn bekrachtigd, en Varde is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.058.214/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 416876 CV 08-12239)
arrest van de tweede kamer van 28 mei 2013
in de zaak van
Varde Investments (Ireland) Limited,
gevestigd te Dublin, Ierland,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna: Varde,
advocaat: mr. G.J. Schras, kantoorhoudend te Spijkenisse,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
hierna: [geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
hierna: [geïntimeerde 2],
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. J.B. Maliepaard, kantoorhoudend te Bleiswijk.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 18 september 2012 hier over.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Ter uitvoering van het tussenarrest heeft op 20 december 2012 een getuigenverhoor plaatsgehad aan de zijde van Varde. [geïntimeerden] hebben afgezien van contra-enquête.
1.2 Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.
1.3 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Het hof heeft Varde bij genoemd tussenarrest opgedragen te bewijzen dat [geïntimeerde 2] meer dan drie jaar voor 2 november 2005 op de hoogte was van het bestaan van de leaseovereenkomsten.
2.2. Varde heeft ter voldoening aan deze bewijsopdracht een tweetal getuigen voorgebracht, te weten [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2].
2.3 [geïntimeerde 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
"U vraagt mij hoe wij onze financiën hadden geregeld. Mijn salaris werd op de girorekening gestort. Dat is een en/of rekening waarvan ik het nummer niet uit mijn hoofd ken. We hebben die rekening nog steeds. Van die rekening worden de vaste lasten zoals hypotheek en energiekosten betaald en ook het huishoudgeld komt van die rekening. Mijn vrouw heeft die rekening altijd beheerd; zij deed alle overboekingen en dergelijke.
U vraagt mij naar de gang van zaken rond het sluiten van de eerste effectenleaseovereenkomst. Ik ben in Utrecht op een beurs geweest waar allerlei financiële producten werden aangeboden en waar onder andere dit spaarplan werd aangeprezen door Dexia. Ik was alleen op die beurs, mijn vrouw was niet mee. Ik weet niet meer of zij wist dat ik daar heen ging. Ik was uit nieuwsgierigheid naar die beurs gegaan en ik vond het product van Dexia interessant. Ik heb toen vier contracten gesloten.
U vraagt mij of ik dat bij thuiskomst aan mijn vrouw heb verteld. Dat heb ik niet gedaan. Deze contracten waren deels bedoeld om vermogen op te bouwen voor later. Ik was ook gewend om geld te sparen/op te potten. Het ging namelijk af van mijn zakelijke rekening bij de ABN. Ook dat was een en/of rekening, maar die rekening werd door mij beheerd. U moet namelijk weten dat ik naast mijn loondienstverband als verzekeringsadviseur soms hypotheken afsloot. Dat mocht in die tijd, je hoefde je niet in te schrijven als zelfstandig ondernemer bij de Kamer van Koophandel, maar had een samenwerkingsverband met de bank en kreeg afsluitprovisie. Die provisie stortte ik op de ABN rekening. Mijn vrouw wist wel dat ik hypotheken afsloot, maar wij spraken niet over wat ik daarmee verdiende. Dat was een kwestie van wederzijds vertrouwen. Ik liet het beheren van de privéfinanciën vanaf de girorekening aan mijn vrouw over. Zij vroeg mij niet naar de ABN rekening. De reden dat die rekening en/of was, was dat mijn vrouw daar aan kon komen in het geval dat mij iets zou overkomen.
Ik gebruikte de ABN rekening om extra dingen van te doen, zoals bijvoorbeeld een vakantie betalen. Ook heb ik mijn vrouw een keer op haar verjaardag verrast met een auto die ik daarvan had gekocht.
U houdt mij voor dat ik voor het sluiten van de vier contracten in 1998 een eerste effectenleaseovereenkomst heb gesloten. Ik weet niet meer hoe dat is gegaan. Ik vermoed dat ik een folder heb gekregen en toen het aanmeldformulier heb ingevuld. Ook dat heb ik niet met mijn vrouw besproken.
Zij raakte pas van het bestaan van de overeenkomsten op de hoogte in 2005. Ik weet dat nog zo goed omdat wij een tweede hypotheek wilden aanvragen voor de verbouwing van ons huis. We kregen toen te horen dat ik een BKR-registratie had. Mijn vrouw vroeg toen om uitleg en toen moest ik alles wel openbaar maken. U vraagt mij waarom ik het dan geheim heb gehouden voor mijn vrouw. Daarop antwoord ik dat je het voor jezelf probeert op te lossen. Ik schaam mij er nog iedere dag voor. Mijn vrouw was erg boos. Het is bijna op een echtscheiding uitgedraaid. Ze was boos omdat ik niet eerder had aangegeven dat er problemen waren en ze was ook boos over de BKR-registratie want dat soort negatieve zaken waren wij niet gewend. U vraagt mij of het binnen onze relatie gewoon was niet alles met elkaar te delen. Daarop antwoord ik bevestigend.
(…)
Mijn vrouw deed niet mijn aangifte, dat deed mijn accountant. Wel deed zij haar eigen aangifte. Wij deden namelijk afzonderlijk aangifte. Nu u hier op door vraagt verklaar ik dat mijn vrouw haar persoonlijke gegevens doorgaf aan mijn accountant en dat er vervolgens wel voor ons gezamenlijk aangifte werd gedaan. Mijn vrouw zag aldus ook de belastingaanslagen en teruggaven en ook mijn aangiftes. U vraagt mij of de effectenleaseovereenkomst uit 1998 de eerste was die ik afsloot. Ik heb daarvoor, ik dacht in 1997, ook al een spaarplan gehad. In totaal heb ik dus 6 effectenleaseovereenkomsten gehad. De overeenkomst van 1997 is beëindigd en ik heb een som geld ontvangen die op de zakelijke rekening is gestort. Ik weet niet meer om hoeveel geld dat ging maar het was in ieder geval genoeg om daarvan de Fiat Ceisento voor mijn vrouw te kopen. U vraagt mij of ik mijn vrouw ook heb verteld waarmee ik dat geld heb verdiend. Dat is niet aan de orde gekomen. Wel bespraken wij als wij op vakantie gingen hoeveel geld daarvoor beschikbaar was. Ik zei dan bijvoorbeeld tegen mijn vrouw daar is 3000 â 4000 gulden voor beschikbaar. De zakelijke en/of rekening heeft nummer 48.93.85.001. De post van die rekening kwam op ons huisadres. Zakelijke en privépost worden altijd gescheiden. Wij openen elkaars post niet."
2.4 [geïntimeerde 2] heeft onder meer verklaard:
"U vraagt mij hoe wij de financiën hadden geregeld. Ik beheerde de privéfinanciën dat wil zeggen de betaling van de hypotheek, vaste lasten, verzekeringspremies, boodschappen, en dergelijke. Ik deed dat vanaf een en/of rekening bij de Postbank. Op die rekening werd het salaris van mijn man gestort die tot en met 2002 in loondienst werkzaam was. Ook mijn salaris, ik werkte in het begin van het huwelijk als secretaresse, kwam op die rekening. Wij hebben altijd en/of rekeningen gehad. Ik denk dat wij aan het begin van ons huwelijk ook een spaarrekening hadden en daarnaast geen andere rekeningen. Later was er wel sprake van een andere en/of rekening, namelijk een rekening bij de ABN Amro Bank. Mijn man beheerde die rekening, want dat was een rekening voor zakelijke uitgaven, kosten die hij maakte voor zijn beroepsuitoefening. Ik doel dan op autokosten, kosten van marketing en dergelijke. Toen mijn man nog in loondienst werkzaam was waren die kosten aanvankelijk nog niet aan de orde. Mijn man heeft tot en met december 2002 in loondienst gewerkt en is daarna als zelfstandige gaan werken. De laatste tien jaar van zijn loondienstverband, had hij ook wel neveninkomsten, provisie voor verzekeringsproducten die hij bij andere maatschappijen onderbracht dan zijn werkgever. Die provisie kwam op de zakelijke rekening bij de ABN.
U vraagt mij hoe het met de privé-uitgaven ging vanaf het moment dat mijn man niet langer in loondienst werkte. De Postbankrekening werd toen deels gevoed door mijn eigen inkomsten. Ik heb onder meer op een school gewerkt in de leerlingenadministratie. Momenteel werk ik weer als secretaresse en ik vul ook belastingpapieren voor particulieren in. Mijn man stortte vanaf begin 2003 een bepaald vast bedrag per maand aan huishoudgeld op de Postbankrekening ik weet niet meer precies hoeveel dat was. Ik denk ongeveer 2500 euro per maand. Mijn man wist ook wel hoe hoog de hypotheek en vaste lasten waren, dus hij wist ook wat er nodig was voor de privé-uitgaven. Wij spraken wel met elkaar over de financiën.
Ik deed niet de belastingaangifte voor onszelf, dat deed de accountant. Ik leverde mijn jaaropgave aan en mijn man regelde de rest. Voor zover nodig spraken wij er met elkaar over. Wij kregen bijna nooit een aanvullende aanslag opgelegd. Vanwege de hypotheekrenteaftrek kregen wij meestal geld terug. Ik zag de belastingaangiften, belastingaanslagen en de teruggaven wel.
De post van de beide en/of rekeningen kwam op ons huisadres. Ik had geen inzage in de zakelijke rekening, want daar bemoeide ik mij niet mee en ik maakte die post ook niet open. U vraagt mij of wij in ons huwelijk gewend zijn van alles met elkaar te bespreken. Daarop antwoord ik dat wij op het zakelijke vlak niet alles met elkaar bespreken. In het begin van het huwelijk hebben wij dat wel gedaan, maar wij kregen daar vaak onenigheid over omdat mijn man een eigen inzicht heeft en ik het daar niet altijd mee eens ben. Om die reden heb ik mij daarvan op een gegeven moment teruggetrokken. U vraagt mij over wat voor onderwerpen wij dan van mening verschilden. Dat ging dan bijvoorbeeld over de aanschaf van auto's, een bedrijfspand of marketingbeslissingen. Ik spreek dan over meer dan 20 jaar geleden. Nu ik u dit hoor dicteren corrigeer ik mijn verklaring in die zin dat de aanschaf van het bedrijfspand speelde in 2003. Dat geldt ook voor de auto's. Wij spraken daar over omdat ik uiteraard wel merkte dat er een auto voor de deur stond.
U vraagt mij of ik mij geen zorgen heb gemaakt, nu ik het oneens was met de financiële keuzes van mijn man, maar dat was niet het geval. Door de financiële stroom die binnenkwam merkte ik dat het goed ging. Ik wist niet precies om hoeveel geld het exact ging, maar het was genoeg om van te leven. Ik merk wel op dat wij na 2002 nog zelden op vakantie zijn geweest. Er waren andere prioriteiten zoals een verbouwing en investeringen in de zaak van mijn man. Mijn man besprak dan wel met mij dat we niet op vakantie gingen omdat dat financieel niet haalbaar was. Dat begreep ik wel, vooral als je net met een bedrijf begint is er niet veel ruimte. Ik had verder geen inzicht in de details van het zakelijke deel. Wel vertelde mijn man mij soms in algemene zin dat hij een goed contract had afgesloten.
Mijn man heeft niet gesproken met mij over het aangaan van de effectenleaseovereenkomsten. Ik kwam er achter in 2005 toen wij de hypotheek wilden verhogen voor een verbouwing. Toen bleek dat er een BKR-registratie van Dexia was. Toen mijn man dat mij vertelde waren wij thuis. Mijn reactie was niet zo vrolijk, het heeft bijna in een echtscheiding geresulteerd. Ik was boos omdat hij de contracten buiten mijn medeweten had afgesloten. Dat was ik niet gewend met dat soort dingen. Mijn man vertelde mij namelijk achteraf dat de overeenkomsten bedoeld waren onder andere als studieplannen voor de kinderen. Dat zijn geen zakelijke uitgaven maar privé-uitgaven en daarom vind ik dat hij mij daarin had moeten kennen.
(…)
U vraagt mij of ik nooit heb gemerkt dat mijn man grote bedragen aan Dexia betaalde. U zegt mij dat dat gaat om 1750 gulden per maand. Nee, dat heb ik nooit gemerkt want hij deed de betalingen van de zakelijke rekening, waar ik geen inzicht in had. Wat daar binnenkwam en afging dat wist ik niet.
Achteraf heb ik mij hier uiteraard wel in verdiept en volgens mij ging het om betalingen van 1250 gulden per maand.
U vraagt mij of wij wel eens grote bedragen van 20.000 à 30.000 gulden ontvingen. Dat heb ik niet gemerkt. U vraagt mij of ik weet waarvan mijn auto de Fiat Ceisento is betaald. Dat weet ik niet. Ik ga er van uit dat het van de zakelijke inkomsten van mijn man is gedaan. Wanneer je een cadeau krijgt vraag je niet waar het geld vandaan komt. Ik heb die auto denk ik rond 1997/1998 gekregen.
U houdt mij voor dat de contracten die mijn man bij Dexia had erg veel post opleverden. U vraagt mij of mij dat niet is opgevallen. Er kwam per week wel een meter post op onze deurmat, van allerlei maatschappijen waarmee mijn man zaken deed. Bijvoorbeeld Bouwfonds, Aegon en vele anderen. Daartussen vallen de brieven van Dexia niet op."
2.5 Het hof is van oordeel dat Varde niet in het haar opgedragen bewijs is geslaagd.
Zowel [geïntimeerde 1] als [geïntimeerde 2] heeft verklaard dat [geïntimeerde 2] pas in 2005 van het bestaan van de leaseovereenkomsten op de hoogte raakte toen [geï[geïntimeerden] hun hypotheek wilden verhogen ten behoeve van een verbouwing. Bij die gelegenheid bleek dat [geïntimeerde 1] een BKR registratie had en kwam het bestaan van de leaseovereenkomsten aan het licht.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben voorts eenduidig geantwoord op vragen over de wijze waarop zij hun financiën hebben geregeld. [geïntimeerde 2] beheerde de privéfinanciën vanaf een en/of rekening bij de Postbank. [geïntimeerde 1] hield voor zijn zakelijke transacties een rekening aan bij de ABN AMRO bank, die uitsluitend door hem werd beheerd. Van die rekening werden ook de betalingen voor de leaseovereenkomsten aan Dexia gedaan. Deze zakelijke rekening was ook een en/of rekening, maar zowel [geïntimeerde 1] als [geïntimeerde 2] heeft verklaard dat [geïntimeerde 2] zich niet met de zakelijke activiteiten van haar man bemoeide en dat partijen elkaars post niet plachten te openen. De raadsman van Varde heeft [geïntimeerde 2] tijdens haar verhoor nog voorgehouden dat de leaseovereenkomsten tot veel post leidden. Het hof acht de verklaring van [geïntimeerde 2] dat haar dat niet als bijzonder is opgevallen, gezien de grote hoeveelheid post die haar man in het kader van zijn werkzaamheden van verschillende verzekeringsmaatschappijen ontving, geloofwaardig. Ook de omstandigheid dat
[geï[geïntimeerden] gezamenlijk de aangifte voor de belasting deden, leidt niet tot het oordeel dat [geïntimeerde 2] van het bestaan van de overeenkomsten op de hoogte moet zijn geweest, nu deze aangifte door hun accountant werd verzorgd.
2.6 Nu niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde 2] meer dan drie jaar voor 2 november 2005 op de hoogte was van het bestaan van de leaseovereenkomsten, is het beroep dat zij op
2 november 2005 heeft gedaan op vernietiging van die overeenkomsten rechtsgeldig. Nu de overeenkomsten zijn vernietigd, had Dexia geen vordering meer op [geïntimeerde 1], zodat zij ook geen vordering aan Varde heeft kunnen cederen. De grieven in het principaal appel falen. Aan de bespreking van het voorwaardelijk ingestelde incidenteel appel komt het hof dientengevolge niet toe.
Slotsom
2.7 De vonnissen van de kantonrechter te Lelystad van 1 april 2009 en 22 juli 2009, waarvan beroep, zullen worden bekrachtigd. Varde zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak, voor zover gevallen aan de zijde van [geïntimeerden] wat het geliquideerd salaris voor de advocaat betreft begroot op € 2.446,50 (1,5 punt, tarief IV).
Naar vaste jurisprudentie kan de omstandigheid dat de in eerste aanleg gevoerde verweren in de vorm van een (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep onder de aandacht van het hof worden gebracht, aan de beoordeling waarvan het hof niet toekomt omdat de voorwaarde niet is vervuld, niet ertoe leiden dat verwerping van het incidenteel hoger beroep incidenteel appellant op een kostenveroordeling komt te staan. Geen der partijen zal derhalve in de proceskosten van het incidenteel appel worden veroordeeld.
3. De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 1 april 2009 en 22 juli 2009, waarvan beroep;
veroordeelt Varde in de kosten van het principaal appel en begroot die kosten tot aan deze uitspraak voor zover gevallen aan de zijde van [geï[geïntimeerden] op € 2.336,50 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en op € 263,- aan verschotten;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. J.H. Kuiper, voorzitter, M.M.A. Wind en I. Tubben en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 28 mei 2013 in bijzijn van de griffier.