GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof 200.111.976/01
(zaaknummer rechtbank Assen 344818 VV EXPL 12-32)
arrest van de eerste kamer van 14 mei 2013
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. L.C. van der Veer, kantoorhoudend te Meppel,
De Weteringborgh Meppel B.V.,
gevestigd te Meppel,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: De Weteringborgh,
advocaat: mr. R.F.A. Rorink, kantoorhoudend te Enschede.
Het geding in eerste aanleg
1. In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het in kort geding gewezen vonnis van 6 juni 2012 van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen (hierna te noemen: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 4 juli 2012,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord, tevens in incidenteel appel, houdende wijziging/vermeerdering van eis (met producties),
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
2.2 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3 De vordering van [appellant] luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter te Assen d.d. 6 juni 2012 te vernietigen en alsnog rechtdoende, geïntimeerde niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar deze te ontzeggen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure in beide instanties."
2.4 In incidenteel appel heeft De Weteringborgh gevorderd:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
In het principaal appèl:
het vonnis gewezen in kort geding onder nummer 344818 \ VV EXPL 12-32 van de Rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Assen d.d. 6 juni 2012 te bekrachtigen zonodig onder het aanbrengen van verbeteringen, met veroordeling van appellant [appellant] in de kosten van het geding in appèl, zulks uitvoerbaar bij voorraad.
In het incidenteel appèl:
1. het vonnis gewezen in kort geding onder nummer 344818 \ VV EXPL 12-32 van de
Rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Assen d.d. 6 juni 2012 te bekrachtigen, met
uitzondering van overweging 2.5 van het bedoelde vonnis, en daarbij primair te
bepalen dat [appellant] de brief d.d. 2 februari 2012 toegezonden heeft gekregen en deze
op zondagavond 5 februari 2012 bij [X] thuis heeft ondertekend, dan wel te
bepalen dat niet is gebleken dat [appellant] de brief d.d. 2 februari 2012 voor het eerste
bij [X] thuis voor het eerst heeft gezien en vervolgens heeft ondertekend;
2. geïntimeerde [appellant] te veroordelen tot betaling van de sedert mei 2012 verschenen
huurpenningen ad € 600,= per maand, derhalve in totaal € 4.200,=, aan appellante
De Weteringborgh;
3. geïntimeerde [appellant] te veroordelen in de kosten van het incidenteel appèl, zulks
uitvoerbaar bij voorraad."
2.5 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
Met grief I in incidenteel appel, waarmee bezwaar wordt gemaakt tegen hetgeen onder 2.5 van het bestreden vonnis als tussen partijen vaststaand feit is aangemerkt, zal bij de vaststelling van de tussen partijen vaststaande feiten reeds rekening worden gehouden. In zoverre slaagt deze grief zonder dat dit tot vernietiging van het bestreden vonnis kan leiden. Overigens is er geen rechtsregel die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt. Tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.10) zijn voor het overige geen grieven gericht of anderszins bezwaren geuit. Het gaat daarbij om het volgende.
3.1 Bij e-mailbericht van 16 januari 2012 schrijft [X], directeur van Weteringborgh, (hierna: [X]) aan [appellant] dat hij twee wellicht passende locaties te huur heeft.
3.2 [appellant] heeft de bedrijfsruimte, staande en gelegen aan Zuideinde 18a te Meppel en die door De Weteringborgh wordt gehuurd, vervolgens in januari 2012 bezichtigd.
3.3 In de door [appellant] en [X] ondertekende brief, gedateerd 2 februari 2012, staat onder andere het volgende vermeld:
" Betreft: huurovereenkomst
Huurovereenkomst Zuideinde 18a - groot ca. 200m2, op de eerste verdieping kadastraal bekend bij de Gemeente Meppel, sectie A nr 9136 gedeeltelijk. (…) De huurovereenkomst wordt aangegaan per 1 maart 2012 en loopt tot en met 30 september 2015. (…)
Huurprijs:
De huurprijs bedraagt € 600/maand is € 7.200/jaar bij vooruitbetaling per maand. (…)
Levering van diensten:
Een nader te bepalen voorschotbedrag voor de levering van water, gas en elektriciteit wordt berekend. (…)
Overige diensten:
Huurder zal voor eigen rekening en risico de door hem gewenste werkzaamheden voor hem laten uitvoeren. Verhuurder draagt zorg voor het aanbrengen van de toiletpartij.
Na overleg met de eigenaar van het pand, Meppeler Staete - de heer [A], zal ik nadat jij deze brief voor akkoord getekend heb overleggen wie als verhuurder optreedt onder bovengenoemde voorwaarden.
We zien elkaar zondagavond om ca. 20.00 uur. Gaarne een voor akkoord getekende brief retourneren waarna ik, na overleg met jou, het correcte huurcontract op laat stellen. Een model heb je al in jouw bezit. Volgende week brengen we, dan, de toiletgroep aan."
3.4 [appellant] heeft de hiervoor onder 3.3 vermelde brief in ieder geval op zondagavond
5 februari 2012 bij [X] thuis gezien en ondertekend.
3.5 In het e-mailbericht van 7 maart 2012 van [appellant] aan [X] met als onderwerp: RE: informatie en factuur staat onder andere het volgende vermeld:
"(…) Nieuwe locatie De Eekhoorn moet aan de volgende eisen voldoen,
1. Het moet op de be gaande grond zijn.
2. Goed bereikbaar voor bezoekers.
(…)
7. Niet met mede re bedrijven onder één dak.
Aan deze eisen voldoet het pand en de omgeving daar van niet. En volgens mijn adviseur bevind zich pal naast de nieuwe locatie ook een coffeeshop en dit is niet gepast voor de goede naam van De Eekhoorn. Aangezien De Eekhoorn ook nog geen omzet maakt en alleen maar kosten maakt (…) is er voor de komende tijd nog geen financiële ruimte over voor extra lasten. Daarom hebben wij ook besloten om verder niet in de gaan op u voorstel van het huren van een pand en zien dan ook van het huur pand af."
3.6 In het e-mailbericht en brief van 8 maart 2012 van [X] aan [appellant] staat onder andere het volgende vermeld:
"Met je opzegging (…) kan ik niet akkoord gaan. We hebben een overeenkomst voor een periode eindigend 30 september 2015. Je dient maandelijks de huurrekeningen over te maken en ik zal me inspannen om een vervangende huurder te vinden waarna je vroegtijdig van de huur af kunt. Wanneer je door wanbetaling het contract vroegtijdig wilt verbreken zal ik genoodzaakt zijn rechtsmaatregelen te nemen."
3.7 De gemachtigde van Weteringborgh heeft bij brief van 30 maart 2012 [appellant] gesommeerd per omgaande de huurovereenkomst na te komen.
3.8 De gemachtigde van Weteringborgh heeft bij brief en e-mailbericht van 20 april 2012 [appellant] in gebreke gesteld en medegedeeld dat [X] open staat voor overleg.
3.9 [appellant] heeft niet gereageerd op de brieven en e-mailberichten genoemd onder 3.6 tot en met 3.8.
4. Het geschil en de beslissing van de kantonrechter
4.1 De Weteringborgh heeft gevorderd om bij wege van onmiddellijke voorziening, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] te veroordelen:
a. tot nakoming van de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte gelegen op de eerste verdieping aan de Zuideinde 18a te Meppel (hierna: de bedrijfsruimte);
b. tot betaling van de opeisbare huurtermijnen en verschuldigde servicekosten over de maanden maart, april en mei 2012, te weten € 1.800,- exclusief BTW en servicekosten;
c. om binnen 48 uur na betekening van het vonnis, de bedrijfsruimte in gebruik te nemen en gedurende de looptijd van de huurovereenkomst in gebruik te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag tot een maximum van € 100.000-;
d. tot betaling van € 357,- aan buitengerechtelijke kosten en
e. tot betaling van de kosten van de procedure.
4.2 Daartoe heeft zij ten grondslag gelegd dat zij met [appellant] overeenstemming heeft bereikt voor wat betreft de essentialia van de huurovereenkomst d.d. 2 februari 2012 welke door ondertekening tot stand is gekomen. [appellant] is in verzuim met nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De vordering is volgens Weteringborgh spoedeisend, omdat zij de maandelijkse huurinkomsten misloopt alsook de servicekosten die bij haar als verhuurder in rekening worden gebracht. Weteringborgh heeft gesteld dat de bezwaren van [appellant], die hij pas een maand na ingang van de huurovereenkomst aan haar kenbaar heeft gemaakt, al bekend waren bij de bezichtiging voorafgaand aan het aangaan van de huurovereenkomst of niet juist zijn, zodat [appellant] geen geldige reden heeft om de huurovereenkomst niet na te komen.
4.3 [appellant], procederende in persoon, heeft ter zitting verweer gevoerd, hierop neerkomende dat het in zijn ogen niet ging om een definitieve huurovereenkomst maar om een voorlopige huurovereenkomst, nu in de brief d.d. 2 februari 2012 is opgenomen dat de correcte huurovereenkomst nog zal volgen. Volgens [appellant] heeft [X] gezegd dat hij er nog onderuit kon als hij het financieel niet ging redden. [appellant] heeft tevens aangevoerd dat hij niet nuchter was toen hij en [X], met een borrel op, het over de huurprijs hebben gehad. In zijn enthousiasme door de alcohol heeft hij de brief d.d. 2 februari 2012 ondertekend.
4.4 De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de vordering, behoudens hetgeen hiervoor onder 4.1 onder c is vermeld, toegewezen.
5. De motivering van de beslissing
In principaal en incidenteel appel
5.1 Grief 1 in principaal appel is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter onder rechtsoverweging 4.4 van het bestreden vonnis, inhoudende dat partijen een definitieve huurovereenkomst hebben gesloten, en tegen de motivering hiervan in rechtsoverweging 4.5 van dit vonnis. Grief 2 in principaal appel is gekeerd tegen het passeren door de kantonrechter van het beroep op (een) wilsgebrek van [appellant] in rechtsoverweging 4.6 van het bestreden vonnis, terwijl de strekking van deze grief ook is dat sprake was van wilsontbreken. Met grief 3 in principaal appel wordt bezwaar gemaakt tegen de toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten in rechtsoverweging 4.10 van het bestreden vonnis. Het hof oordeelt hieromtrent als volgt.
5.2 Het door De Weteringborgh gestelde spoedeisend belang bij haar vordering is niet door [appellant] weersproken, terwijl het hof - ambtshalve toetsend - dit spoedeisend belang voldoende acht.
5.3 De kantonrechter heeft op juiste gronden onder rechtsoverwegingen 4.4 en 4.5 van het bestreden vonnis geoordeeld - met dien verstande - dat niet partijen, maar in ieder geval [appellant] zich door zijn ondertekening van de hiervoor onder 3.3 vermelde inhoud van de brief van 2 februari 201[X] heeft verbonden de desbetreffende eerste verdieping aan Zuideinde 18a te Meppel te huren. Het hof maakt dan ook in zoverre deze overwegingen tot de zijne. Uit deze brief blijkt verder dat de afzender van deze brief en tevens andere onderteke[X], zich heeft voorbehouden wie als verhuurder optreedt, terwijl dit later De Weteringh is geworden. Aan de gebondenheid van [appellant] als huurder doet dit niet af. Aldus faalt de eerste grief in principaal appel.
5.4 Een concreet wilsgebrek heeft [appellant] niet gesteld. Uitgaande van de stelling van [appellant], inhoudend dat hij niet nuchter was toen hij en [X], met een borrel op, het over de huurprijs hebben gehad en dat hij in zijn enthousiasme door de alcohol de brief van 2 februari 2012 heeft ondertekend, oordeelt het hof dat [appellant] klaarblijkelijk zichzelf uit vrije wil in deze toestand heeft gebracht en aldus heeft ondertekend. Dit handelen komt volledig voor eigen rekening van [appellant], zodat hem geen beroep toekomt op een wilsgebrek noch op wilsontbreken. Daarmee is grief 2 in principaal appel ongegrond.
5.5 In hoger beroep heeft [appellant] wel bezwaar gemaakt tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Het hoger beroep strekt mede ertoe de appellerende partij de gelegenheid te bieden tot het verbeteren en aanvullen van hetgeen zij in eerste aanleg heeft gedaan of nagelaten. Het staat [appellant] daarom in beginsel vrij in hoger beroep een ander standpunt in te nemen dan hij in eerste aanleg heeft gedaan (ook als dat standpunt sterk afwijkt van eerder ingenomen standpunten). Een verklaring voor deze koerswijziging behoeft [appellant] ook niet te geven (HR 9 juli 2010, LJN: BM3912). De Weteringborgh heeft niet voldoende gemotiveerd naar voren heeft gebracht dat zij buiten rechte daadwerkelijk kosten heeft moeten maken en in welke mate. Daarmee slaagt de derde grief in principaal appel.
5.6 De eerste grief in incidenteel appel is onder 3 reeds behandeld. Tegen de in dit appel gevorderde eiswijziging, die tevens als grief tegen het bestreden vonnis kan worden opgevat, heeft [appellant] niet (op bij de wet bepaalde wijze) bezwaar gemaakt, terwijl het hof ook geen aanleiding ziet deze eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Ter zake van de vordering van De Weteringborgh zal derhalve recht worden gedaan op de gewijzigde eis. Aangezien [appellant] de gewijzigde eis ook niet inhoudelijk heeft weersproken, komt deze voor toewijzing in aanmerking.
5.7 Aangezien de derde grief in principaal appel slaagt, zal het bestreden vonnis in zoverre worden vernietigd. Opnieuw recht doende zullen de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. De overige grieven in principaal appel falen. Dit betekent dat in dit appel het bestreden vonnis voor het overige zal worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de proceskosten in dit appel (tarief I, 1 punt). In incidenteel appel zal het bestreden vonnis ook (deels) worden vernietigd. Opnieuw recht doende zal het hof het bij eiswijziging gevorderde bedrag ad € 4.200,- toewijzen. Als de in het ongelijk te stellen partij, zal [appellant] in de proceskosten van dit appel worden veroordeeld (tarief I, ½ punt).
Het gerechtshof, recht doende in hoger beroep:
In principaal en incidenteel appel
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 6 juni 2012, voor zover daarbij [appellant] is veroordeeld tot betaling van de opeisbare huurtermijnen en verschuldigde servicekosten over de maanden maart, april en mei 2012, te weten € 1.800,- exclusief BTW en servicekosten en tot betaling van € 357,- voor buitengerechtelijke kosten
veroordeelt [appellant] tot betaling van de opeisbare huurtermijnen en verschuldigde servicekosten over de maanden maart tot en met december 2012, zijnde € 4.200,- exclusief BTW en servicekosten;
bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
wijst het meer of anders gevorderde af;
veroordeelt [appellant], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in principaal en incidenteel appel, aan de zijde van De Weteringborgh begroot op € 948,- voor geliquideerd salaris van de advocaat en € 666,- voor verschotten.
Aldus gewezen door mrs. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, J.H. Kuiper en
L. Groefsema en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 14 mei 2013 in bijzijn van de griffier.