ECLI:NL:GHARL:2013:CA1419
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- R.W. van Zuijlen
- H.J. Rosmalen-Jansen
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schadevergoeding ex artikel 591a Sv afgewezen wegens niet-tijdige indiening
In deze zaak hebben verzoekers, geboren in 1963 en wonende te [woonplaats], een verzoekschrift ingediend tot toekenning van een vergoeding op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek was gericht op de kosten van rechtsbijstand in een klaagschriftprocedure. Het hof heeft op 4 maart 2013 de advocaat-generaal gehoord, maar verzoekers zijn niet verschenen. De zaak betreft een eerdere strafzaak tegen de zoon van verzoekers, waarbij op 9 december 2010 een geldbedrag van € 9.495 in beslag is genomen tijdens een doorzoeking van de woning van verzoekers. Het klaagschrift dat verzoekers indienen tegen de afwijzing van de rechtbank te Utrecht op 7 november 2011, werd ongegrond verklaard. Het gerechtshof te Arnhem heeft op 22 augustus 2012 beslist dat het geldbedrag aan verzoekers moet worden geretourneerd.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat verzoekers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun verzoekschrift, omdat zij dit verzoek pas na de termijn van drie maanden hebben ingediend, die begint te lopen na de onherroepelijke beslissing van de rechtbank. De advocaat-generaal stelt dat de vrijspraak van de zoon van verzoekers en de teruggave van het geldbedrag niet betekent dat verzoekers alsnog een verzoek tot schadevergoeding kunnen indienen. De raadsman van verzoekers heeft betoogd dat de termijn pas begint te lopen na de definitieve beëindiging van de strafzaak tegen hun zoon.
Het hof heeft geoordeeld dat verzoekers niet binnen de gestelde termijn van drie maanden hun verzoek hebben ingediend, waardoor zij niet-ontvankelijk worden verklaard. De beschikking is gegeven te Arnhem door de voorzitter, mr. R.W. van Zuijlen, en is ondertekend door de griffier, mr. H.J. Rosmalen-Jansen, en uitgesproken op 15 april 2013.