ECLI:NL:GHARL:2013:CA1419

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
1294-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding ex artikel 591a Sv afgewezen wegens niet-tijdige indiening

In deze zaak hebben verzoekers, geboren in 1963 en wonende te [woonplaats], een verzoekschrift ingediend tot toekenning van een vergoeding op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek was gericht op de kosten van rechtsbijstand in een klaagschriftprocedure. Het hof heeft op 4 maart 2013 de advocaat-generaal gehoord, maar verzoekers zijn niet verschenen. De zaak betreft een eerdere strafzaak tegen de zoon van verzoekers, waarbij op 9 december 2010 een geldbedrag van € 9.495 in beslag is genomen tijdens een doorzoeking van de woning van verzoekers. Het klaagschrift dat verzoekers indienen tegen de afwijzing van de rechtbank te Utrecht op 7 november 2011, werd ongegrond verklaard. Het gerechtshof te Arnhem heeft op 22 augustus 2012 beslist dat het geldbedrag aan verzoekers moet worden geretourneerd.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat verzoekers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun verzoekschrift, omdat zij dit verzoek pas na de termijn van drie maanden hebben ingediend, die begint te lopen na de onherroepelijke beslissing van de rechtbank. De advocaat-generaal stelt dat de vrijspraak van de zoon van verzoekers en de teruggave van het geldbedrag niet betekent dat verzoekers alsnog een verzoek tot schadevergoeding kunnen indienen. De raadsman van verzoekers heeft betoogd dat de termijn pas begint te lopen na de definitieve beëindiging van de strafzaak tegen hun zoon.

Het hof heeft geoordeeld dat verzoekers niet binnen de gestelde termijn van drie maanden hun verzoek hebben ingediend, waardoor zij niet-ontvankelijk worden verklaard. De beschikking is gegeven te Arnhem door de voorzitter, mr. R.W. van Zuijlen, en is ondertekend door de griffier, mr. H.J. Rosmalen-Jansen, en uitgesproken op 15 april 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Arnhem
Pkn: 21-004492-11
Avnr: 1294-12
Het hof heeft gezien het op 4 oktober 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker 1],
geboren in 1963,
en
[verzoeker 2],
Geboren in 1963,
beiden wonende te [woonplaats], en
domicilie kiezende te [adres],
ten kantore van hun raadsman,
hierna te noemen verzoekers.
ingediend door [raadsman], advocaat te Utrecht, strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering voor de kosten van rechtsbijstand van de klaagschriftprocedure en voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 4 maart 2013 de advocaat-generaal en namens verzoeker [raadsman], voornoemd. Verzoekers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal.
OVERWEGINGEN
1. In de strafzaak tegen de zoon van verzoekers, [naam], is tijdens een doorzoeking van de woning van verzoekers op 9 december 2010 een geldbedrag van € 9.495,= in beslag genomen. Verzoekers hebben daarop ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering een klaagschrift ingediend, welk klaagschrift door de rechtbank te Utrecht bij beslissing/beschikking d.d. 7 november 2011 ongegrond is verklaard. Nadien heeft in de strafzaak tegen de zoon van verzoekers het gerechtshof te Arnhem bij arrest van 22 augustus 2012 beslist dat het voornoemde geldbedrag aan verzoekers dient te worden geretourneerd.
2. De advocaat-generaal heeft ter zitting geconcludeerd dat verzoekers niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun verzoekschrift, nu verzoekers eerst na de termijn van drie maanden een verzoek tot schadevergoeding hebben ingediend na de beschikking in de beklagprocedure d.d. 7 november 2011. Volgens de advocaat-generaal leidt de omstandigheid dat het gerechtshof te Arnhem op 22 augustus 2012 de zoon van verzoekers heeft vrijgesproken en daarbij de teruggave heeft gelast van het bedrag waar de klacht van verzoekers betrekking op had niet er toe dat verzoekers alsnog de mogelijkheid hebben een verzoek tot schadevergoeding ex artikel 591/591a van het Wetboek van Strafvordering in te dienen met betrekking tot de door hen gemaakte kosten voor (de behandeling van) het klaagschrift.
3. De raadsman heeft gepersisteerd bij het verzoek en daaraan toegevoegd dat de advocaat-generaal het begrip ‘zaak’ te beperkt interpreteert en dat nu het beklag niet gegrond is verklaard een redelijke wetstoepassing ertoe dient te leiden dat de termijn van drie maanden pas begint te lopen op het moment dat de strafzaak tegen de zoon van verzoekers onherroepelijk was beëindigd.
4. Nu verzoekers niet binnen 3 maanden nadat de beslissing onherroepelijk was geworden waarbij hun klacht werd afgewezen het onderhavige verzoek hebben ingediend kunnen zij reeds op die grond in hun verzoek niet worden ontvangen, vergelijk HR 3 februari 2009, LJN BG 2191.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- verklaart de verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoekschrift.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 april 2013.