ECLI:NL:GHARL:2013:CA1263
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van de officier van justitie wegens niet tijdig indienen van appelschriftuur
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 mei 2013 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep. De officier van justitie had op 12 maart 2010 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden, waarbij de verdachte op 1 maart 2010 was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De appelschriftuur, die door de officier van justitie was ondertekend, was gedateerd op 30 maart 2010, maar deze was niet tijdig ingediend, aangezien dit buiten de termijn van veertien dagen na het instellen van hoger beroep viel. Het hof oordeelde dat de appelschriftuur niet was ingediend overeenkomstig artikel 410, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor was er sprake van een vormverzuim, wat het hof noopte om te beoordelen of dit verzuim zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Tijdens de zitting op 15 mei 2013 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een geldboete van € 5.000,= had geëist, subsidiair 60 dagen hechtenis, en daarnaast een geldboete van € 1.000,= voor een tweede feit. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende belang was om het hoger beroep te behandelen, vooral gezien het feit dat de zaak pas in januari 2013 voor het eerst ter zitting werd gebracht, terwijl de stukken al in april 2010 waren ingediend. Het hof benadrukte dat de behandeling van het hoger beroep niet voortvarend was geweest, wat in strijd was met de voorbeeldfunctie die het openbaar ministerie had willen benadrukken. Uiteindelijk heeft het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, op basis van artikel 416, lid 3, Sv, omdat de appelschriftuur niet tijdig was ingediend.