ECLI:NL:GHARL:2013:CA1187

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
24-001133-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door gebrekkige verlichting van een shovel met aanhanger

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft een minderjarige verdachte die op 29 september 2010 met een shovel en aanhanger een verkeersongeval veroorzaakte, waarbij een ander, genaamd [slachtoffer], om het leven kwam. De verdachte bestuurde het voertuig terwijl de verlichting niet naar behoren functioneerde, wat leidde tot een aanrijding met hoge snelheid door een ander voertuig. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich roekeloos en onvoorzichtig heeft gedragen door niet te controleren of de verlichting van zijn voertuig goed functioneerde, ondanks de donkere en mistige omstandigheden op het moment van het ongeval.

Het hof heeft de verklaringen van getuigen in overweging genomen, die bevestigden dat de aanhanger geen verlichting voerde en dat de combinatie pas laat zichtbaar was. De verdachte had kort voor het ongeval de verlichting gecontroleerd, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld voor het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat resulteerde in een werkstraf van 100 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-001133-12
Uitspraak d.d.: 29 maart 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 mei 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 6 december 2012 en 18 maart 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en tot oplegging van 100 uren werkstraf, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.G. Blok, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 29 september 2010 te/nabij [plaats], althans in de gemeente [gemeente], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (wiellaadschop/shovel met aangekoppelde aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, [straat], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een motorrijtuig (wiellaadschop/shovel met aangekoppelde aanhangwagen) heeft gereden terwijl dat motorrijtuig niet, althans onvoldoende zichtbaar was voor het overige verkeer ter plaatse immers:
* was het ten tijde en/of ter plaatse van het ongeval (ongeveer 06.48 uur) (het) nog donker, althans schemerig en/of mistig en/of geen straatverlichting aanwezig en/of
* functioneerde de verlichting van de aangekoppelde aanhangwagen niet of was onvoldoende zichtbaar en/of
* functioneerde het linkerachterlicht van de wiellaadschop/shovel niet (vanwege een defect) en/of
* functioneerde het oranje zwaailicht niet (vanwege een defect)
* heeft hij, verdachte, voordat hij ging rijden niet of onvoldoende gecontroleerd of laten controleren dat de (gehele) verlichting van dat motorrijtuig (wiellaadschop/shovel met aangekoppelde aanhangwagen) naar behoren functioneerde,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
subsidiair:
hij op of omstreeks 29 september 2010 te/nabij [plaats], althans in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig (een wiellaadschop/shovel met aangekoppelde aanhangwagen), daarmee rijdende op de weg, [straat], - heeft gereden terwijl dat motorrijtuig niet, althans onvoldoende zichtbaar was voor het achterop - en/of tegemoetkomende verkeer immers:
* was het ten tijde en/of ter plaatse van het ongeval (ongeveer 06.48 uur) (het) nog donker, althans schemerig en/of mistig en/of geen straatverlichting aanwezig en/of
* functioneerde de verlichting van de aangekoppelde aanhangwagen niet of was onvoldoende zichtbaar en/of
* functioneerde het linkerachterlicht van de wiellaadschop niet (vanwege een defect) en/of
* functioneerde het oranje zwaailicht niet (vanwege een defect),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers is tengevolge van bovenstaande gedragingen en/of omstandigheden een bestuurder ([slachtoffer]) met (hoge) snelheid achterop de aangekoppelde aanhangwagen gereden en/of gebotst en/of tengevolge van dat ongeval overleden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Bij de beoordeling van de bewijsvraag gaat het hof uit van de juistheid van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die beiden kort voor de aanrijding de door verdachte bestuurde shovel met aanhanger van achteren naderden en daarbij hebben waargenomen dat de aanhanger geen verlichting voerde. Beide getuigen verklaren dat zij de combinatie vanwege duisternis en mist en de gebrekkige verlichting pas konden zien toen zij deze zeer dicht waren genaderd en daardoor krachtig moesten remmen teneinde een aanrijding met de combinatie te voorkomen. Getuige [getuige 1] verklaart bovendien dat hij moest uitwijken naar de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer.
Getuige [getuige 3] heeft in het proces-verbaal verkeersongevalanalyse gerelateerd dat de stekker voor de verlichting van de aanhangwagen na de aanrijding nog was gekoppeld aan de shovel. De behuizing van de stekker was - waarschijnlijk recentelijk - afgebroken. Bij het openen van de behuizing bleek dat de koperdraden niet meer in de daartoe bestemde polen geklemd zaten. In deze toestand kon de verlichting van de aanhangwagen niet hebben gebrand. Er waren geen aanwijzingen dat het defect aan de behuizing en het loskomen van de koperdraden uit de polen het gevolg kon zijn van beklemming of trekkracht tijdens de aanrijding. Dit is in overeenstemming met de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] die immers al voordat de aanrijding had plaats gehad, geen functionerende verlichting bij de aanhanger hebben gezien. Voorts bleek dat het linkerachterlicht van de shovel, vermoedelijk als gevolg van een defect in het elektrisch circuit van de shovel, niet functioneerde. Daardoor kon het linker achterlicht van de aanhangwagen niet functioneren, ook niet als de stroomtoevoer wel in orde zou zijn.
Door en namens de verdachte is - kort gezegd - aangevoerd dat hij kort voor vertrek van het bedrijfsterrein aan de [adres] te [plaats] samen met collega [getuige 4] de verlichting van de shovel en aanhangwagen heeft gecontroleerd en dat alle verlichting functioneerde.
Gelet op de korte tijdspanne van slechts enkele minuten tussen het verlaten van het bedrijfsterrein en het moment dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] constateerden dat de verlichting van de aanhanger niet functioneerde, acht het hof het scenario dat in die tijdspanne zowel het defect in het elektrisch circuit van de shovel als ook het defect in de stekker voor de verlichting van de aanhanger zijn ontstaan niet aannemelijk. Dit te minder, nu de verdachte ter zitting expliciet heeft verklaard dat zich in die tijdspanne geen bijzonderheden hebben voorgedaan.
Het voorgaande brengt mee dat het hof de verklaringen van de verdachte en van de getuige [getuige 4], dat zij hebben vastgesteld dat de verlichting van de shovel en aanhanger bij vertrek van het bedrijfsterrein volledig functioneerde, als ongeloofwaardig ter zijde zal stellen.
Naar de overtuiging van het hof is daarom komen vast te staan dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden door in donkere en mistige omstandigheden met de gebrekkig verlichte combinatie op de openbare weg te rijden.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 29 september 2010 nabij [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig (wiellaadschop/shovel met aangekoppelde aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, [straat], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, met een motorrijtuig (wiellaadschop/shovel met aangekoppelde aanhangwagen) heeft gereden, terwijl dat motorrijtuig onvoldoende zichtbaar was voor het overige verkeer ter plaatse immers:
* was het ten tijde en ter plaatse van het ongeval (ongeveer 06.48 uur) schemerig en mistig en was er geen straatverlichting aanwezig en
* functioneerde de verlichting van de aangekoppelde aanhangwagen niet of was onvoldoende zichtbaar en
* functioneerde het linkerachterlicht van de wiellaadschop/shovel niet (vanwege een defect) en
* functioneerde het oranje zwaailicht niet (vanwege een defect)
* heeft hij, verdachte, voordat hij ging rijden niet of onvoldoende gecontroleerd of laten controleren dat de gehele verlichting van dat motorrijtuig (wiellaadschop/shovel met aangekoppelde aanhangwagen) naar behoren functioneerde,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dat is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag als gevolg waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden. Daarmee is de nabestaanden van het slachtoffer een groot, ondraaglijk en onherstelbaar leed aangedaan.
Het hof neemt in aanmerking dat verdachte nimmer een dergelijk gevolg heeft beoogd en dat hij ook zelf gebukt gaat onder de dramatische gevolgen van de aanrijding. Verdachte is bovendien in contact getreden met de nabestaanden en heeft er aldus blijk van gegeven - voor zover dat in zijn vermogen ligt - hen te willen ondersteunen bij de verwerking van hun verlies.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof voorts rekening gehouden met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 januari 2013, waaruit blijkt dat verdachte afgezien van een betaalde transactie voor openlijke geweldpleging niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straffen passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77r, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen jeugddetentie.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 (één) jaar.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters voorzitter,
mr. L.J. Hofstra, en mr. A.H. Garos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter, griffier,
en op 29 maart 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.